Op 25 juni 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland het wrakingsverzoek van verzoeker ongegrond verklaard. Het verzoek was gericht tegen mr. M.J. Slootweg, de behandelend rechter in de hoofdzaak. Verzoeker voerde aan dat de rechter partijdig was en dat er sprake was van vooringenomenheid, onder andere omdat de rechter een termijn had gegeven aan de tegenpartij om schriftelijk te reageren, terwijl verzoeker deze gelegenheid niet had gekregen. De wrakingskamer oordeelde dat beslissingen over het geven van termijnen en het bepalen van de gang van zaken tijdens de zitting procesbeslissingen zijn en geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer concludeerde dat de motivering van de rechter niet onbegrijpelijk of ontoereikend was en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond.
Daarnaast werd het argument van verzoeker dat de rechter onkundig was, verworpen. De wrakingskamer stelde vast dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling geacht wordt voldoende deskundig te zijn. Ook het verzoek om een volledig proces-verbaal in plaats van een verkort proces-verbaal werd niet gehonoreerd, aangezien partijen hadden ingestemd met de verkorte versie. De wrakingskamer besloot verder dat verzoeker mogelijk opnieuw ongegronde wrakingsverzoeken zou indienen, wat leidde tot een wrakingsverbod voor toekomstige verzoeken in deze procedure. De beslissing werd openbaar uitgesproken en is definitief, zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.