ECLI:NL:RBMNE:2024:3873

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
23/1117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing energietoeslag 2022 op basis van inkomen boven de norm en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft eiser op 24 juni 2022 een aanvraag ingediend voor energietoeslag voor het jaar 2022. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft deze aanvraag op 4 oktober 2022 afgewezen, omdat studenten volgens het beleid niet in aanmerking komen voor de toeslag. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond met een besluit op 11 januari 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) machtigde om hem te vertegenwoordigen. Het college heeft op 8 juni 2023 het eerdere besluit ingetrokken, maar de aanvraag opnieuw afgewezen omdat het inkomen van eiser op 24 juni 2022 hoger was dan 150% van de bijstandsnorm.

De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 behandeld, maar eiser heeft niet gereageerd op verzoeken om verduidelijking van zijn standpunt. De rechtbank heeft op 22 mei 2024 het beroep behandeld en geconcludeerd dat het beroep tegen het oorspronkelijke besluit niet-ontvankelijk is, omdat de grondslag van het bestreden besluit is gewijzigd door de intrekking van het primaire besluit. Het beroep tegen het herziene besluit is ongegrond verklaard, omdat het inkomen van eiser boven de norm ligt. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Participatiewet, en heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, gezien de inkomenssituatie van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1117

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college

(gemachtigde: drs. E.H. Siemeling).

Inleiding en verloop van de procedure

1. Eiser heeft op 24 juni 2022 energietoeslag aangevraagd voor het jaar 2022.
2. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 4 oktober 2022 (het primaire besluit I) afgewezen omdat studenten op grond van het beleid zijn uitgesloten om in aanmerking te komen voor energietoeslag. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3. Met het bestreden besluit van 11 januari 2023 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
4. Op 16 januari 2023 heeft [gemachtigde] , Algemeen bestuurslid van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) een pro forma beroepschrift ingediend tegen het besluit van 11 januari 2023. Bij het beroep is een machtiging gevoegd waarbij eiser de LSVb machtigt om namens hem beroep in te stellen, zulks met de macht van indeplaatsstelling. Vervolgens heeft [A] , werkzaam bij de LSVb, namens eiser op 30 maart 2023 beroepsgronden ingediend.
5. Met het besluit van 8 juni 2023 (het primaire besluit II) heeft het college het primaire besluit I ingetrokken en de aanvraag van eiser om energietoeslag afgewezen omdat het inkomen van eiser op 24 juni 2022 hoger was dan 150% van de bijstandsnorm.
6. Op 5 juli 2023 heeft de rechtbank gevraagd om binnen twee weken te laten weten of eiser het wel of niet eens is met dit herziene bestreden besluit besluit. Op 5 september 2023 heeft eiser de rechtbank bericht dat het beroep wordt gehandhaafd.
7. Op 25 september 2023 heeft het college de rapportage van 7 juni 2023 van de afdeling Werk en Inkomen ‘Administratief onderzoek Herbeoordeling energievergoeding’ overgelegd. Hierin staat dat uit SUWI blijkt dat eiser € 869,61 bruto per maand aan inkomen verdient met zijn werk bij de Universiteit van [plaats] . Daarnaast ontvangt eiser studiefinanciering van € 932,- per maand. Opgeteld zijn de inkomsten van eiser van hoger dan het normbedrag van € 1800,- bruto per maand.
8. Op 13 oktober 2023 heeft de rechtbank gevraagd om binnen twee weken te laten weten of eiser het wel of niet eens is met dit nieuwe besluit. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
9. Op 5 januari 2024 heeft de rechtbank schriftelijk vragen gesteld aan partijen over de grondslag van het bestreden besluit. Het college heeft op 8 januari 2024 een schriftelijke reactie ingediend. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
10. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen.
11. Vervolgens heeft de rechtbank op 7 maart 2024 het vooronderzoek heropend en partijen verzocht om een uitspraak te mogen doen zonder een nadere zitting te houden. Aan partijen is medegedeeld dat de uitspraak door een andere rechter wordt gedaan dan de rechter die de zaak op zitting heeft behandeld. Eiser heeft verzocht om op zitting te worden gehoord.
12. De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college deelgenomen

Beoordeling door de rechtbank

13. Gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep gericht tegen het oorspronkelijke bestreden besluit van rechtswege mede betrekking op het gewijzigde bestreden besluit. De rechtbank overweegt dat als gevolg van de intrekking van het primaire besluit I de grondslag van het - primaire besluit II gebaseerde - bestreden besluit is gewijzigd. Voor zover het beroep van eiser is gericht tegen het bestreden besluit, heeft hij om deze reden geen procesbelang meer. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit dan ook niet ontvankelijk verklaren.
14. Hierna zal de rechtbank het beroep tegen het herziene bestreden besluit beoordelen.
15. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers aanvraag om energietoeslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
16. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Motiveringsgebrek?
17. Eiser heeft aangevoerd dat het herziene bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het besluit bevat enkel de constatering dat het inkomen meer bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm en geen verdere informatie over de hoogte van het inkomen en de wettelijke grondslag.
18. De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van artikel 35 van de Pw kan bijzondere bijstand verleend worden in de vorm van een energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of de belanghebbende in dat jaar een sterk gestegen energierekening had. Artikel 4, eerste lid, van de Herziene Beleidsregel Energievergoeding gemeente Utrecht bepaalt dat een huishouden in aanmerking kan komen voor deze energietoeslag als het inkomen van het huishouden lager is dan 150% van de geldende bijstandsnorm.
19. Uit de Pw [1] en uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [2] in dit soort zaken blijkt dat het inkomen uit studiefinanciering moet worden betrokken, voor zover het gaat om het beschikbare budget voor de kosten van levensonderhoud. De Participatiewet heeft namelijk het karakter van een laatste vangnet waar in principe alleen recht op bestaat als iemand niet kan beschikken over andere middelen, bijvoorbeeld door geld te lenen. Dit is dwingend recht en verweerder mag daar niet van afwijken.
20. Uit de hiervoor onder 7. genoemde rapportage blijkt dat eiser studiefinanciering ontvangt. Verweerder gaat terzake uit van een bedrag van € 932,- per maand. Ook heeft eiser inkomsten uit werk van ongeveer € 800,- netto per maand. Opgeteld liggen deze bedragen boven de norm van € 1652,- netto per maand dan wel € 1800,- bruto per maand.
De rechtbank stelt vast dat eiser deze bedragen niet heeft betwist en concludeert dan ook dat verweerder de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen omdat het inkomen van eiser op 24 juni 2022 hoger was dan 150% van de bijstandsnorm.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep, voor zover dat is gericht tegen het herziene bestreden besluit, is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit, niet ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen het herziene bestreden besluit, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 15, eerste lid en artikel 33, tweede lid, van de Pw.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:331.