1.3.De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 juni 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester en [A] , [functie] bij de gemeente Almere.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De zaak is spoedeisend omdat verzoekers woonrecht door de beslissing van de burgemeester wordt aangetast.
3. De relevante wet- en regelgeving is weergegeven in een bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Hoe beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek?
4. De voorzieningenrechter bekijkt of het nodig is om het besluit van de burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar, wat in dit geval betekent dat de woning open zou mogen blijven tijdens de bezwaarfase. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift van verzoeker. Daarnaast weegt hij de belangen van verzoeker en van de burgemeester bij een schorsing. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en dit bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
5. De voorzieningenrechter beoordeelt hierna of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Dit doet hij aan de hand van de gronden van het bezwaarschrift. Eerst zal de voorzieningenrechter beoordelen of er sprake is van een overtreding en – als dat het geval is – wat daarvan het gevolg moet zijn. Daarna zal de voorzieningenrechter beoordelen of het besluit evenredig is.
Heeft verzoeker artikel 3.3, eerste lid van de APV overtreden?
6. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester op goede gronden heeft geconcludeerd dat in de woning van verzoeker een seksbedrijf werd uitgeoefend. Bij binnenkomst in de woning op 18 april 2024 troffen de toezichthouders twee vrouwen aan. Zij stonden niet ingeschreven als bewoners van de woning en zij adverteerden op [website] met seksuele diensten. De woning heeft twee kamers. In elke kamer hebben de toezichthouders een tweepersoonsbed(bank) aangetroffen met nagenoeg alleen een hoeslaken en een kussen. Verder waren er in beide kamers bodylotions, vochtige babydoekjes en condooms aanwezig. Er zijn alleen verzorgingsproducten voor dames gezien. In de wasmachine zat beddengoed. Aan de buitenzijde van de woning bevonden zich drie camera's. In de woning bevonden zich nog minimaal drie camera's. Op de deur van de kamer naar de keuken hingen twee papieren waarop instructies stonden over waar personen gemeld moesten worden. De toezichthouders hebben in de woning niets aangetroffen dat erop wees dat er een man woonde.
7. Gezien het vorenstaande is niet aannemelijk dat verzoeker in de woning woonde. De foto met spullen in de bedbank, die verzoeker heeft overgelegd, maakt dat niet anders. Het is niet aannemelijk dat een bewoner alleen onder in een bedbank eigen spullen heeft liggen, als hij er daadwerkelijk zou wonen. Los daarvan zijn er in de woning geen aanwijzingen in de vorm van persoonlijke spullen aangetroffen die te linken zijn aan verzoeker. Alles wijst erop dat de woning, die maar uit twee kamers bestaat, gebruikt wordt als seksbedrijf. Volgens het proces-verbaal van de toezichthouder hebben buren aangegeven dat ze verzoeker maar zelden bij de woning zien. Ook de vrouwen zeggen dat de huurder alleen langskomt voor de huur. Verder is onaannemelijk dat hij de woning niet aan sekswerkers verhuurde, maar dat hij met hen seks had en de gebruikte condoom van hem was. Verzoeker is pas bij de woning aangekomen toen de toezichthouders al in de woning waren en de vrouwen vertelden zelf dat zij als prostitué werkten en huur betaalden aan verzoeker. De voorzieningenrechter heeft geen aanknopingspunten voor verzoekers stelling dat het proces-verbaal van de toezichthouders onzorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins onbruikbaar is.
8. De waarnemingen van de toezichthouders, inclusief de verklaringen van de vrouwen, de meldingen over illegale prostitutie en het feit dat de aangetroffen vrouwen hun diensten aanboden op [website] , zijn voldoende om aan te nemen dat verzoeker bedrijfsmatig gelegenheid gaf tot prostitutie in de woning en dat er dus sprake is van een seksbedrijf als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de APV.
9. Als zonder vergunning een seksbedrijf wordt geëxploiteerd dan verklaart de burgemeester de seksinrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten. Dit volgt uit artikel 3.12, zesde lid, van de APV. De burgemeester handelt daarbij conform het beleid dat is neergelegd in de Beleidsnota prostitutie en seksbranche Almere 2018 (de Beleidsnota) en het daarbij behorende handhavingsarrangement. Het zonder vergunning exploiteren van een seksbedrijf wordt hierin aangemerkt als een ernstige overtreding. Vindt deze plaats in een (bewoonde) woning, dan wordt in beginsel opgetreden met een last onder dwangsom. Vindt deze plaats in een ander lokaal, dan volgt een last onder bestuursdwang waarbij het lokaal als uitgangspunt voor drie maanden wordt gesloten.
10. Nu de burgemeester terecht heeft geconcludeerd dat verzoeker er niet woonde, mocht hij de woning aanmerken als een lokaal in de zin van de Beleidsnota. Bij een onbewoonde woning of bij gebruik van de woning enkel als seksinrichting wordt het beleid toegepast dat geldt voor een lokaal. Bij een overtreding in een lokaal, vermeldt het beleid een sluiting voor de duur van drie maanden, omdat de burgemeester illegale prostitutie een ernstige overtreding vindt. In de Beleidsnota is toegelicht dat een sluiting voor de duur van drie maanden tot doel heeft om de loop naar het pand te doorbreken en de rust en leefbaarheid van de buurt terug te laten keren.
Is het besluit evenredig?
11. Als een bestuursorgaan tot handhaving overgaat, zoals hier het geval is, moet het altijd nagaan of het besluit tot handhaving evenredig is.Daarbij spelen volgens vaste rechtspraak de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de maatregel een rol.Verzoeker stelt dat de burgemeester met een lichtere maatregel had kunnen en dus moeten volstaan.
12. Tussen partijen is niet in geschil dat sluiting van het pand een geschikt middel is om (althans voor de duur van de sluiting) een einde te maken aan de seksuele handelingen die in het pand worden aangeboden.
12. Naar voorlopig oordeel mocht de burgemeester beslissen dat sluiting in dit geval ook noodzakelijk was. Er is sprake van eerdere meldingen (vanaf februari 2023) van mogelijke prostitutie op het adres, waaronder tijdens een actiedag van Team Mensenhandel. De prostitué die via [website] werd benaderd door de politie, gaf hierbij als ontmoetingsplek voor een potentiële klant, hetzelfde adres op als op de briefjes op de binnendeur in de woning van verzoeker stond waar mensen zich als eerste moesten melden. Dit is het adres tegenover het adres van verzoeker. Op 2 april 2024 meldde een klant na een afspraak via [website] zich bij de politie met een ruzie om geld op verzoekers adres. Deze klant is daarbij achtervolgd. Het is dus aannemelijk dat het woon- en leefklimaat in de buurt van verzoekers woning onder druk is komen te staan door de prostitutie in de woning. Gelet op de duur ervan is ook aannemelijk dat sluiting voor drie maanden noodzakelijk is, omdat het pand kennelijk al geruime tijd met prostitutie in verband wordt gebracht. Gezien het gevaar van mensenhandel en de aantrekkingskracht op het criminele milieu, mocht de burgemeester aannemen dat een dergelijke periode nodig is om de bekendheid van het pand in dit circuit te doorbreken.
12. Verder ligt een andere maatregel of een kortere sluiting niet in de rede, omdat verzoeker eenvoudigweg alles ontkent. Hij neemt daarmee geen enkele verantwoordelijkheid voor de situatie en er is dan ook geen basis om erop te kunnen vertrouwen dat beëindiging van het gebruik als seksbedrijf op een andere manier is te bewerkstelligen.
15. Tot slot heeft de burgemeester in het bestreden besluit de belangen van verzoeker bij een tijdelijke sluiting afdoende meegewogen. Hij heeft zich daarbij op het standpunt mogen stellen dat het individuele belang van verzoeker niet zwaarder weegt dan het algemeen belang. Het algemeen belang van herstel van woon- en leefklimaat en openbare orde weegt zwaar. Wat in het pand is aangetroffen, maakt ingrijpen noodzakelijk. Dat verzoeker
leeft van een bijstandsuitkering en stelt dat hij nergens anders terecht kan, maakt dit niet anders, omdat de voorzieningenrechter niet aannemelijk vindt dat verzoeker nergens anders terecht kan. Het pand was, zoals hiervoor is overwogen, niet in gebruik als woning. Aannemelijk is dus dat verzoeker elders verbleef. Niet duidelijk is waarom dat nu niet langer zou kunnen.
Hoe weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker?
15. Wat de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen leidt ertoe dat het voorlopige rechtmatigheidsoordeel negatief uitpakt voor verzoeker. Ook ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het (woon)belang van verzoeker om een andere reden zwaarder te laten wegen. Verzoeker heeft hiervoor geen concrete argumenten aangedragen. Weliswaar is het woonrecht een zwaarwegend recht, maar gezien de omstandigheden in dit geval, weegt het belang van herstel en handhaving van het woon- en leefklimaat nu zwaarder.