8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregelen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich in de periode van 16 december 2022 tot en met 25 januari 2023 schuldig gemaakt aan belaging (stalking) van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Dit gebeurde nadat verdachte tot twee keer toe bij vonnis van zowel de politierechter als de meervoudige kamer voor belaging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is veroordeeld tot onder andere (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen. Zelfs eerder opgelegde contact- en locatieverboden in de vorm van vrijheidsbeperkende maatregelen weerhielden verdachte er niet van om steeds weer opnieuw contact te zoeken en zich rondom de woning van de slachtoffers te bevinden. Vrijdag 16 december 2022, de dag dat verdachte zich opnieuw in de buurt van de woning van de slachtoffers begaf om vervolgens diezelfde dag ook daadwerkelijk weer naar hun woning te gaan, was nota bene de dag dat verdachte op vrije voeten kwam nadat hij een forse straf voor het belagen van deze zelfde slachtoffers had uitgezeten. Ook de daaropvolgende detentie heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw contact te zoeken met de slachtoffers door hen (vanuit de penitentiaire inrichting) een brief te sturen, sterker nog: verdachte vindt dit gedrag gerechtvaardigd.
Verdachte is ervan overtuigd dat de woning van de slachtoffers hem toebehoort en vindt dat hij in de tenlastegelegde periode en ook eerder al, juist gehandeld heeft. Deze overtuiging is zo sterk dat vooralsnog niemand hem op andere gedachten heeft kunnen brengen, ook de rechtbank niet. Verdachte is vasthoudend en ziet het contact leggen met de slachtoffers en het langsgaan bij hun woning als een manier om de woning terug te krijgen. Het gedrag van verdachte en de begrijpelijke vrees dat dit niet zal stoppen, heeft op de slachtoffers en hun drie kinderen grote impact. Hun wanhoop, angst en moedeloosheid is opnieuw duidelijk geworden uit de stukken en de ter zitting voorgedragen indringende slachtofferverklaringen. Ondanks eerdere veroordelingen, met locatie- en contactverboden bekommert verdachte zich in het geheel niet om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en hun gezin en handelt hij enkel vanuit zijn eigen behoefte, overtuiging en ingevingen. Het voorgaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van het op zijn naam gestelde uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van 18 januari 2024. In het kader van deze strafzaak is verdachte ter observatie opgenomen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). Psychiater [C] en psycholoog [A] (hierna: de deskundigen) hebben na deze observatie op 14 maart 2024 een uitgebreide persoonlijkheidsrapportage over verdachte opgesteld. De reclassering heeft na kennisname van die rapportage en na een gesprek met verdachte een zogeheten ‘maatregelenrapport’ opgesteld. De inhoud van de PBC-rapportage en het maatregelenrapport van de reclassering wordt hierna – voor zover relevant en kort samengevat – weergegeven.
PBC-rapport
Met de officier van justitie en de verdediging neemt de rechtbank het PBC-rapport als uitgangspunt voor de toerekenbaarheid en de op te leggen straf en/of maatregel(en). Het onderzoek door het PBC is naar haar aard het meest uitgebreide onderzoek naar de persoon van verdachte geweest, nu het gaat om een intensief observatietraject met daarbij de diverse gesprekken die met verdachte zijn gevoerd, alsmede het uitgebreide milieuonderzoek. Het PBC-onderzoek is daarmee naar haar aard diepgaander dan de eerdere ambulante onderzoekstrajecten.
De deskundigen van het PBC stellen bij verdachte een scheefgroei in de persoonlijkheid vast, nu uitmondend in een persoonlijkheidsstoornis met zowel narcistische, als andere (met name obsessief-compulsieve) gedragskenmerken. Deze stoornis heeft ook doorgewerkt in de gedragskeuzes van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde. Er is geen reden aan te nemen dat verdachte niet daadwerkelijk besefte wat de uitkomst van zijn acties zou kunnen zijn. Dat besef was voor verdachte ondergeschikt aan de opvatting in zijn recht te staan. De deskundigen komen daarom tot het advies verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen.
De deskundigen schatten de kans op recidive hoog in als verdachte in vrijheid wordt gesteld zonder externe kaders. Verdachte is weliswaar intelligent, maar dit is in zijn geval, ten aanzien van het risico op herhaling van vergelijkbaar gedrag, niet beschermend. Het ontbreekt verdachte met name aan motivationele en externe beschermende factoren. Zo is er op motivationeel gebied geen werk, geen vrijetijdsbesteding, een complexe financiële situatie, geen motivatie voor behandeling en een problematische houding ten aanzien van autoriteiten. Op extern gebied is er nog maar een beperkt netwerk, er is geen toezicht, geen woonplek, geen intieme relatie en geen hulpverlening in brede zin geregeld.
De deskundigen zien, uit de aard van de stoornis van verdachte, weinig nut in een traject dat zich richt op behandeling (en interne verandering) en daarna resocialisatie. Verdachte zal in wezen niet veranderen, schatten zij in. Een bejegening die gericht is op het veranderen van zijn strategie lijkt het meest effectief: als verdachte geholpen wordt om zijn primaire leefomstandigheden snel op orde te krijgen (op een reëel acceptabel niveau) kan hij afzien van de strategie tot nu toe. Ook contacten met het netwerk en andere beschermende factoren kunnen zich dan mogelijk herstellen. De deskundigen zijn zich ervan bewust dat eerdere aan verdachte opgelegde voorwaarden niet uitvoerbaar bleken. Mogelijk is dat wel het geval als de voorwaarden concreter ingevuld worden. Met andere woorden: het moet duidelijk zijn waar verdachte kan verblijven, waar hij heen moet om zijn basale zaken op orde te krijgen en waar hij zich wanneer moet melden. Ook kunnen voorwaarden geformuleerd worden ten aanzien van (bij voorbaat beperkt effectief geachte) behandeling, begeleiding, dagbesteding of ten aanzien van (voortzetting van) gebieds- en contactverboden. Bij overtreding van voorwaarden is een 'lik op stuk'-beleid voor betrokkene het meest ontmoedigend, ook al heeft dat tot nu toe nauwelijks effect gehad.
De deskundigen hebben overwogen of andere kaders effectiever zouden kunnen zijn ten aanzien van het voorkomen van recidive. Hier valt in algemene zin over te zeggen dat het kader van de terbeschikkingstelling, al dan niet met voorwaarden, uiteindelijk zou kunnen betekenen dat verdachte in geslotenheid zijn activiteiten wel moet staken. Onderzoekers zien evenwel in het lage risico op escalatie en het ontbreken van nut van verblijf in een tbs-inrichting versus een penitentiaire inrichting, onvoldoende grond om deze maatregel te adviseren.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, over.
Reclasseringsrapport
De reclassering heeft in haar maatregelenrapport van 15 mei 2024 aangegeven dat zij geen heil ziet in reclasseringstoezicht of een ambulante behandeling van verdachte. Eerdere interventies zijn onmogelijk gebleken en het toezicht heeft geen enkel effect gehad op de houding en het gedrag van verdachte. Ook in het kader van deze strafzaak heeft verdachte in heldere bewoordingen aangegeven dat hij op geen enkele wijze mee wil werken aan enige vorm van reclasseringsbemoeienis. Dit maakt toezicht door of begeleiding van de reclassering in welk juridisch kader dan ook, onmogelijk.
Ter terechtzitting van 4 juni 2024 zijn de heer [A] , GZ-psycholoog en rapporteur van voornoemd PBC-rapport, en mevrouw [B] , reclasseringswerker en auteur van het maatregelenrapport, gehoord als getuige-deskundigen. In de kern hebben zij gepersisteerd bij de inhoud van de hiervoor genoemde rapportages. [A] heeft desgevraagd aangegeven dat met het huidige advies van de reclassering een voorwaardelijk kader zoals geadviseerd in het PBC-rapport inmiddels niet meer haalbaar is.
Op te leggen straf en maatregelen
Gevangenisstraf
De rechtbank acht, vanwege de ernst van het bewezen verklaarde feit, de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de primair geëiste straf, een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van het voorarrest, een passende straf is. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Tbs met dwangverpleging
Een verdachte bij wie tijdens het begaan van een feit een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel een misdrijf dat is genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 2, Sr, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank is van oordeel dat aan deze wettelijke vereisten is voldaan en dat het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in het geval van verdachte ook noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wordt veroordeeld voor belaging, strafbaar gesteld bij artikel 285b Sr. Dit feit wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 2, Sr, als een van de feiten waarvoor de tbs-maatregel opgelegd kan worden. Verder overweegt de rechtbank als volgt.
Psychiater [C] en psycholoog [A] hebben volgens het PBC-rapport van 14 maart 2024 bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis vastgesteld met zowel narcistische, als andere (met name obsessief-compulsieve) gedragskenmerken. Deze stoornis was volgens de deskundigen ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit aanwezig.
In het vonnis van 10 november 2022 heeft de rechtbank expliciet overwogen een tbs-maatregel op te leggen, maar heeft dat niet gedaan, omdat verdachte nog nooit was behandeld in een minder verstrekkend kader dan een tbs-maatregel. Om verdachte te kunnen behandelen teneinde de kans op recidive te verminderen, is verdachte onder meer veroordeeld tot het meewerken aan een kortdurende klinische opname en een ambulante behandeling van zijn stoornis. Tot die behandeling is het nooit gekomen, omdat verdachte op de dag dat hij vrij kwam is gerecidiveerd.
Het risico op recidive is ook nu nog hoog. Zowel de psycholoog als de psychiater van het PBC concluderen dat het risico op recidive bij een ‘kale’ afstraffing zonder behandeling of reclasseringstoezicht groot is. Zij adviseren in hun rapport geen tbs-maatregel, onder andere omdat verdachte in hun ogen niet wezenlijk zal veranderen en niet openstaat voor behandeling. De deskundigen zagen ten tijde van het opmaken van het PBC-rapport nog mogelijkheden voor een intensief en concreet reclasseringstoezicht in het kader van een voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden. Uit voornoemd maatregelenrapport van de reclassering en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat verdachte iedere vorm van reclasseringsbemoeienis weigert. De reclassering ziet daarom ook geen mogelijkheden.
Verdachte wil structureel niet meewerken aan hulpverlening of behandeling van zijn stoornis, terwijl er wel hulpverlening mogelijk is. Dit brengt met zich dat het opleggen van een straf en/of maatregel met voorwaarden niet langer opportuun is. Naar het oordeel van de rechtbank vereisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen dat de maatregel van tbs met dwangverpleging wordt opgelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte, inclusief deze zaak, inmiddels drie keer is veroordeeld voor belaging van dezelfde slachtoffers en dat hij daarbij veelvuldig door rechters opgelegde contact- en locatieverboden (waartegenover vervangende hechtenis stond) heeft overtreden: verdachte is niet in staat zelf, zonder behandeling, zijn laakbare gedrag te staken.
Vaststaat dat de samenleving, in het bijzonder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun kinderen, tegen verdachte moeten worden beschermd. De deskundigen schatten de kans hoog in dat verdachte na detentie doorgaat met zijn overlastgevende en intimiderend gedrag jegens de slachtoffers en (indirect) hun kinderen. Daarmee is de veiligheid van anderen en/of de algemene veiligheid van personen of goederen in het geding. Onder veiligheid van personen moet ook verstaan worden gevaar voor de psychische gezondheid. Gevaar voor de psychische gezondheid van de slachtoffers en hun kinderen is naar het oordeel van de rechtbank evident aanwezig. Uit de stukken en uit de ter zitting afgelegde slachtofferverklaringen is gebleken dat de slachtoffers en hun kinderen al psychische schade hebben opgelopen. Indien verdachte in de toekomst opnieuw de slachtoffers en hun gezin belaagt is de kans groot dat zij verdere psychische schade oplopen.
Gelet op de gevolgen van dit aanhoudende en ogenschijnlijk niet omkeerbare gedrag van verdachte, acht de rechtbank de oplegging van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk en proportioneel. Het enige mogelijke alternatief zou een langdurige ‘kale’ gevangenisstraf zijn. Vrijheidsbeperkende maatregelen zijn tot heden geen beschermende factoren gebleken; het verleden heeft duidelijk gemaakt dat verdachte zich niets aantrekt van rechterlijke lasten tot vrijheidsbeperking, het heeft zijn voortdurende gedrag in geen enkel opzicht veranderd. Een kale gevangenisstraf is dan ook geen reëel alternatief. Met een tbs met dwangverpleging worden de maatschappij en met name de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun kinderen, beschermd tegen het laakbare en schadelijke gedrag van verdachte. De maatregel biedt tevens de mogelijkheid tot een behandeling gericht op gedragsverandering. De deskundigen achten de kans op succes weliswaar klein, maar sluiten dit niet uit
Gemaximeerde tbs
De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de maximale duur van de tbs met dwangverpleging is beperkt tot vier jaren.
GVM (artikel 38z Sr)
Gelet op het PBC-rapport is naar het oordeel van de rechtbank te verwachten dat het recidiverisico na afloop van de maatregel van terbeschikkingstelling nog niet tot een aanvaardbaar niveau zal zijn teruggedrongen. De deskundigen schatten het recidivegevaar hoog in en geven aan dat verdachte ‘in wezen niet zal veranderen’. Verdachte is de afgelopen jaren meerdere malen veroordeeld voor belaging van dezelfde slachtoffers.
De rechtbank zal daarom naast de maatregel van tbs met dwangverpleging ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen een gedragsbeïnvloedende- of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Op die manier wordt het mogelijk om verdachte in aansluiting op de tbs onder toezicht te stellen en bijzondere voorwaarden ter formuleren waaraan verdachte zich moet houden indien dat te zijner tijd (in vervolg op behandeling) noodzakelijk wordt geacht.