ECLI:NL:RBMNE:2024:3803

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
16-328653-22 (P) en 16-015764-22 (vord. TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen verdachte wegens belaging van twee slachtoffers

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van twee slachtoffers, de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2]. De verdachte, geboren in 1962 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd en had een geschiedenis van eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een openbaar onderzoek dat plaatsvond op verschillende data in 2023 en 2024. De officier van justitie, mr. A.P. Altena, heeft de vordering en standpunten gepresenteerd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. B.H.J. van Rhijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige belaging van de slachtoffers in de periode van 16 december 2022 tot en met 25 januari 2023. De verdachte heeft herhaaldelijk contact gezocht met de slachtoffers, ondanks eerder opgelegde contact- en locatieverboden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met de mogelijkheid van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-328653-22 (P) en 16-015764-22 (vord. TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het in het openbaar gehouden onderzoek op de terechtzittingen van 30 maart 2023, 27 juni 2023, 31 augustus 2023, 28 november 2023, 16 februari 2024, 8 mei 2024 en 4 juni 2024. De zaak is inhoudelijk behandeld op 31 augustus 2023 en op 4 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn, alsmede de benadeelde partijen en hun advocaat, mr. G.A. Speelman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 16 december 2022 tot en met 25 januari 2023 te Maarssen, gemeente Stichtse Vechten/of Lelystad, de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] heeft gestalkt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzittingen van 30 maart 2023 en 31 augustus 2023;
  • de aangifte en klacht van de heer [slachtoffer 1] ;
  • het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2023026418-2 d.d. 26 januari 2023, opgemaakt door [G] ;
  • een door verdachte geschreven brief aan de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] d.d. 18 januari 2023;
  • het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank in de strafzaak met parketnummer 16-126172-22 van 10 november 2022;
  • de aantekening mondeling vonnis van de politierechter van deze rechtbank in de strafzaak met parketnummers 16-015764-22, 16-001423-22 en 16-058285-19 van 30 maart 2022.
Bewijsoverweging
Beoordelingskader
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte zich in de periode van 16 december 2022 tot en met 25 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging (stalking) van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b,
eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zijn verschillende factoren van belang, namelijk de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het
persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. [2] Onder die omstandigheden kan ook een eerdere veroordeling van de verdachte wegens belaging van het slachtoffer worden gerekend. [3] Dit betekent kortweg dat ook een eerdere inbreuk op de privacy van de slachtoffers betrokken mag worden bij de vaststelling of er sprake is van stelselmatig handelen van een verdachte. [4]
Eerdere veroordelingen
Vaststaat dat verdachte eerder is veroordeeld voor het belagen (stalken) van dezelfde slachtoffers. Het voormalige huis van verdachte is in 2018 via een executieveiling tegen de zin van verdachte verkocht. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn de eigenaren van dit huis sinds 2020. Zoals herhaaldelijk op zitting is besproken, is verdachte in de hardnekkige veronderstelling dat dit huis nog steeds van verdachte is en dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onrechtmatig in zijn woning verblijven. Sinds het moment dat zij het huis in eigendom hebben gekregen blijft verdachte contact zoeken en blijft hij bij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verschijnen, om hen duidelijk te maken dat zij uit ‘zijn’ huis weg moeten. Verdachte is tegen deze achtergrond bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 30 maart 2022 veroordeeld voor belaging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarbij is door de politierechter een zogenaamde 38v-maatregel opgelegd die dadelijk uitvoerbaar is verklaard. De maatregel houdt een contactverbod in met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de directe omgeving van hun woning. Voorts heeft verdachte sinds juni 2022 veelvuldig (kort) vastgezeten voor overtreding van dit contact- en locatieverbod en is hij tijdens de beperkte momenten waarop hij niet gedetineerd was, steeds doorgegaan met het opzoeken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun woning. Dit heeft geleid tot een nieuwe strafzaak waarvoor verdachte in voorarrest heeft gezeten. Ook tijdens dat voorarrest heeft hij het contactverbod overtreden door de slachtoffers vanuit de penitentiaire inrichting een brief te schrijven. Vervolgens is verdachte bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 10 november 2022 opnieuw veroordeeld voor belaging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met bijzondere voorwaarden. Ook daarbij is een 38v-maatregel uitgesproken die dadelijk uitvoerbaar is verklaard, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en alle andere gezinsleden en een locatieverbod voor de directe omgeving van hun woning.
Onderhavig feit
Verdachte kwam na laatstgenoemde veroordeling op 16 december 2022 vrij uit detentie. Uit de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzittingen blijkt dat verdachte binnen een paar uur nadat hij op vrije voeten kwam, zich weer in de buurt van de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft begeven, hun erf op is gegaan en tegen hen heeft gezegd dat hij daar gewoon mocht komen. Nadat verdachte diezelfde avond weer is aangehouden door de politie wegens overtreding van het locatie- en contactverbod, heeft hij ongeveer een maand later vanuit de penitentiaire inrichting weer contact gezocht met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door hen een brief te sturen.
Verdachte heeft verklaard dat hij contact met aangevers blijft zoeken omdat hij hen wil dwingen om met hem om de tafel te zitten om (uiteindelijk) het eigendom van de woning te krijgen. Ter terechtzitting van 31 augustus 2023 heeft verdachte onder meer verklaard dat hij ervan overtuigd is dat hij op 16 december 2022 zijn verhaal moest doen tegenover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om te kijken of hij toch een doorbraak kon forceren. Ook het vervolgens sturen van een brief vanuit de penitentiaire inrichting, ondanks een contactverbod, moet volgens verdachte kunnen. De brief was volgens verdachte een waarschuwing voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ; ze moesten niet denken dat verdachte zou gaan ophouden. Dat er een dadelijk uitvoerbaar contact- en locatieverbod gold vindt verdachte onzin, volgens hem is dit juridisch niet houdbaar. Verdachte vindt bij herhaling dat hij juist gehandeld heeft en ook dat hij in zijn recht staat. Verdachte verwacht eigenlijk meer coulance van eenieder in het strafrechtelijk kader; hij vindt dat politie, OM en de lagere rechtspraak meer met hem moeten meedenken, omdat het rond 16 december 2022 bijna kerst was; hij had op wat meer begrip gerekend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het handelen van verdachte een stelselmatig karakter, gelet op het geheel van het aantal inbreuken op de privacy van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de afgelopen jaren. Hoewel het in het ten laste gelegde en hierna bewezenverklaarde feit maar om twee gedragingen gaat, zijn de handelingen van verdachte op 16 december 2022 en het sturen van de brief vanuit de penitentiaire inrichting inbreuken op de privacy, die naar het oordeel van de rechtbank deel uitmaken van het stelselmatige optreden van verdachte en hebben daarmee een stelselmatig karakter. Het enkele feit dat verdachte voor die eerdere belaging al (meermalen) is veroordeeld, maakt dat, gelet op het hierboven weergegeven beoordelingskader, niet anders. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat van een wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sprake is geweest. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 16 december 2022 tot en met 25 januari 2023 te [plaats] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] , door:
op 16 december 2022
- het erf van de woning aan de [adres] te betreden, en
- naar binnen te kijken door een raam van die woning, waarbij die [slachtoffer 2] verdachte heeft gezien, en
- aldaar contact te hebben met die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , en
- aldaar aangesproken door die [slachtoffer 1] op het erf is gebleven, onderwijl meermalen stellend dat hij, verdachte, bij die woning mocht zijn,
en
in de periode van 18 januari 2023 tot en met 25 januari 2023 een brief te zenden aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] ,
waarbij de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] op voornoemde pleegdatum de woning betrof van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , en waarbij telkens die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] personen zijn met wie verdachte op dat moment blijkens een op 30 maart 2022 in de strafzaak met parketnummer 16-001423-22 dadelijk uitvoerbaar verklaarde maatregel 38v Sr geen contact mocht hebben, en waarbij de hiervoor genoemde locatie aan de [adres] te [plaats] een plaats is waar verdachte zich op dat moment blijkens een op 30 maart 2022 in de strafzaak met parketnummer 16-001423-22 dadelijk uitvoerbaar verklaarde maatregel 38v Sr niet mocht bevinden,
waarbij telkens die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] personen zijn met wie verdachte op dat moment blijkens een op 10 november 2022 in de strafzaak met parketnummer 16-126172-22 dadelijk uitvoerbaar verklaarde maatregel 38v Sr geen contact mocht hebben, en waarbij de hiervoor genoemde locatie aan de [adres] te [plaats] een plaats is waar verdachte zich op dat moment blijkens een op 10 november 2022 in de strafzaak met parketnummer 16-126172-22 dadelijk uitvoerbaar verklaarde maatregel 38v Sr niet mocht bevinden,
telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
belaging, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte primair te veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest en het opleggen van een maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze tbs-maatregel enkel gemaximeerd kan worden opgelegd omdat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC-rapport) als uitgangspunt te nemen. In dat rapport wordt geen tbs met dwangverpleging geadviseerd. De deskundigen hebben, een van hen ook ter terechtzitting van 4 juni 2024, gemotiveerd aangegeven waarom zij geen tbs met dwangverpleging adviseren. Gelet daarop verzoekt de raadsman om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de rapporteurs van het PBC-rapport. Ondanks de niet meewerkende houding van verdachte kan de rechtbank de reclassering opdragen om verdachte te begeleiden en te behandelen en om toezicht te houden op de aan hem op te leggen voorwaarden. Verdachte heeft beschermende factoren nodig, met name een eigen woning. Tevens verzoekt de raadsman verdachte een 38v-maatregel op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregelen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich in de periode van 16 december 2022 tot en met 25 januari 2023 schuldig gemaakt aan belaging (stalking) van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Dit gebeurde nadat verdachte tot twee keer toe bij vonnis van zowel de politierechter als de meervoudige kamer voor belaging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is veroordeeld tot onder andere (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen. Zelfs eerder opgelegde contact- en locatieverboden in de vorm van vrijheidsbeperkende maatregelen weerhielden verdachte er niet van om steeds weer opnieuw contact te zoeken en zich rondom de woning van de slachtoffers te bevinden. Vrijdag 16 december 2022, de dag dat verdachte zich opnieuw in de buurt van de woning van de slachtoffers begaf om vervolgens diezelfde dag ook daadwerkelijk weer naar hun woning te gaan, was nota bene de dag dat verdachte op vrije voeten kwam nadat hij een forse straf voor het belagen van deze zelfde slachtoffers had uitgezeten. Ook de daaropvolgende detentie heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw contact te zoeken met de slachtoffers door hen (vanuit de penitentiaire inrichting) een brief te sturen, sterker nog: verdachte vindt dit gedrag gerechtvaardigd.
Verdachte is ervan overtuigd dat de woning van de slachtoffers hem toebehoort en vindt dat hij in de tenlastegelegde periode en ook eerder al, juist gehandeld heeft. Deze overtuiging is zo sterk dat vooralsnog niemand hem op andere gedachten heeft kunnen brengen, ook de rechtbank niet. Verdachte is vasthoudend en ziet het contact leggen met de slachtoffers en het langsgaan bij hun woning als een manier om de woning terug te krijgen. Het gedrag van verdachte en de begrijpelijke vrees dat dit niet zal stoppen, heeft op de slachtoffers en hun drie kinderen grote impact. Hun wanhoop, angst en moedeloosheid is opnieuw duidelijk geworden uit de stukken en de ter zitting voorgedragen indringende slachtofferverklaringen. Ondanks eerdere veroordelingen, met locatie- en contactverboden bekommert verdachte zich in het geheel niet om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en hun gezin en handelt hij enkel vanuit zijn eigen behoefte, overtuiging en ingevingen. Het voorgaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van het op zijn naam gestelde uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van 18 januari 2024. In het kader van deze strafzaak is verdachte ter observatie opgenomen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). Psychiater [C] en psycholoog [A] (hierna: de deskundigen) hebben na deze observatie op 14 maart 2024 een uitgebreide persoonlijkheidsrapportage over verdachte opgesteld. De reclassering heeft na kennisname van die rapportage en na een gesprek met verdachte een zogeheten ‘maatregelenrapport’ opgesteld. De inhoud van de PBC-rapportage en het maatregelenrapport van de reclassering wordt hierna – voor zover relevant en kort samengevat – weergegeven.
PBC-rapport
Met de officier van justitie en de verdediging neemt de rechtbank het PBC-rapport als uitgangspunt voor de toerekenbaarheid en de op te leggen straf en/of maatregel(en). Het onderzoek door het PBC is naar haar aard het meest uitgebreide onderzoek naar de persoon van verdachte geweest, nu het gaat om een intensief observatietraject met daarbij de diverse gesprekken die met verdachte zijn gevoerd, alsmede het uitgebreide milieuonderzoek. Het PBC-onderzoek is daarmee naar haar aard diepgaander dan de eerdere ambulante onderzoekstrajecten.
De deskundigen van het PBC stellen bij verdachte een scheefgroei in de persoonlijkheid vast, nu uitmondend in een persoonlijkheidsstoornis met zowel narcistische, als andere (met name obsessief-compulsieve) gedragskenmerken. Deze stoornis heeft ook doorgewerkt in de gedragskeuzes van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde. Er is geen reden aan te nemen dat verdachte niet daadwerkelijk besefte wat de uitkomst van zijn acties zou kunnen zijn. Dat besef was voor verdachte ondergeschikt aan de opvatting in zijn recht te staan. De deskundigen komen daarom tot het advies verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen.
De deskundigen schatten de kans op recidive hoog in als verdachte in vrijheid wordt gesteld zonder externe kaders. Verdachte is weliswaar intelligent, maar dit is in zijn geval, ten aanzien van het risico op herhaling van vergelijkbaar gedrag, niet beschermend. Het ontbreekt verdachte met name aan motivationele en externe beschermende factoren. Zo is er op motivationeel gebied geen werk, geen vrijetijdsbesteding, een complexe financiële situatie, geen motivatie voor behandeling en een problematische houding ten aanzien van autoriteiten. Op extern gebied is er nog maar een beperkt netwerk, er is geen toezicht, geen woonplek, geen intieme relatie en geen hulpverlening in brede zin geregeld.
De deskundigen zien, uit de aard van de stoornis van verdachte, weinig nut in een traject dat zich richt op behandeling (en interne verandering) en daarna resocialisatie. Verdachte zal in wezen niet veranderen, schatten zij in. Een bejegening die gericht is op het veranderen van zijn strategie lijkt het meest effectief: als verdachte geholpen wordt om zijn primaire leefomstandigheden snel op orde te krijgen (op een reëel acceptabel niveau) kan hij afzien van de strategie tot nu toe. Ook contacten met het netwerk en andere beschermende factoren kunnen zich dan mogelijk herstellen. De deskundigen zijn zich ervan bewust dat eerdere aan verdachte opgelegde voorwaarden niet uitvoerbaar bleken. Mogelijk is dat wel het geval als de voorwaarden concreter ingevuld worden. Met andere woorden: het moet duidelijk zijn waar verdachte kan verblijven, waar hij heen moet om zijn basale zaken op orde te krijgen en waar hij zich wanneer moet melden. Ook kunnen voorwaarden geformuleerd worden ten aanzien van (bij voorbaat beperkt effectief geachte) behandeling, begeleiding, dagbesteding of ten aanzien van (voortzetting van) gebieds- en contactverboden. Bij overtreding van voorwaarden is een 'lik op stuk'-beleid voor betrokkene het meest ontmoedigend, ook al heeft dat tot nu toe nauwelijks effect gehad.
De deskundigen hebben overwogen of andere kaders effectiever zouden kunnen zijn ten aanzien van het voorkomen van recidive. Hier valt in algemene zin over te zeggen dat het kader van de terbeschikkingstelling, al dan niet met voorwaarden, uiteindelijk zou kunnen betekenen dat verdachte in geslotenheid zijn activiteiten wel moet staken. Onderzoekers zien evenwel in het lage risico op escalatie en het ontbreken van nut van verblijf in een tbs-inrichting versus een penitentiaire inrichting, onvoldoende grond om deze maatregel te adviseren.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, over.
Reclasseringsrapport
De reclassering heeft in haar maatregelenrapport van 15 mei 2024 aangegeven dat zij geen heil ziet in reclasseringstoezicht of een ambulante behandeling van verdachte. Eerdere interventies zijn onmogelijk gebleken en het toezicht heeft geen enkel effect gehad op de houding en het gedrag van verdachte. Ook in het kader van deze strafzaak heeft verdachte in heldere bewoordingen aangegeven dat hij op geen enkele wijze mee wil werken aan enige vorm van reclasseringsbemoeienis. Dit maakt toezicht door of begeleiding van de reclassering in welk juridisch kader dan ook, onmogelijk.
Ter terechtzitting van 4 juni 2024 zijn de heer [A] , GZ-psycholoog en rapporteur van voornoemd PBC-rapport, en mevrouw [B] , reclasseringswerker en auteur van het maatregelenrapport, gehoord als getuige-deskundigen. In de kern hebben zij gepersisteerd bij de inhoud van de hiervoor genoemde rapportages. [A] heeft desgevraagd aangegeven dat met het huidige advies van de reclassering een voorwaardelijk kader zoals geadviseerd in het PBC-rapport inmiddels niet meer haalbaar is.
Op te leggen straf en maatregelen
Gevangenisstraf
De rechtbank acht, vanwege de ernst van het bewezen verklaarde feit, de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de primair geëiste straf, een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van het voorarrest, een passende straf is. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Tbs met dwangverpleging
Een verdachte bij wie tijdens het begaan van een feit een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel een misdrijf dat is genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 2, Sr, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank is van oordeel dat aan deze wettelijke vereisten is voldaan en dat het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in het geval van verdachte ook noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wordt veroordeeld voor belaging, strafbaar gesteld bij artikel 285b Sr. Dit feit wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 2, Sr, als een van de feiten waarvoor de tbs-maatregel opgelegd kan worden. Verder overweegt de rechtbank als volgt.
Psychiater [C] en psycholoog [A] hebben volgens het PBC-rapport van 14 maart 2024 bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis vastgesteld met zowel narcistische, als andere (met name obsessief-compulsieve) gedragskenmerken. Deze stoornis was volgens de deskundigen ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit aanwezig.
In het vonnis van 10 november 2022 heeft de rechtbank expliciet overwogen een tbs-maatregel op te leggen, maar heeft dat niet gedaan, omdat verdachte nog nooit was behandeld in een minder verstrekkend kader dan een tbs-maatregel. Om verdachte te kunnen behandelen teneinde de kans op recidive te verminderen, is verdachte onder meer veroordeeld tot het meewerken aan een kortdurende klinische opname en een ambulante behandeling van zijn stoornis. Tot die behandeling is het nooit gekomen, omdat verdachte op de dag dat hij vrij kwam is gerecidiveerd.
Het risico op recidive is ook nu nog hoog. Zowel de psycholoog als de psychiater van het PBC concluderen dat het risico op recidive bij een ‘kale’ afstraffing zonder behandeling of reclasseringstoezicht groot is. Zij adviseren in hun rapport geen tbs-maatregel, onder andere omdat verdachte in hun ogen niet wezenlijk zal veranderen en niet openstaat voor behandeling. De deskundigen zagen ten tijde van het opmaken van het PBC-rapport nog mogelijkheden voor een intensief en concreet reclasseringstoezicht in het kader van een voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden. Uit voornoemd maatregelenrapport van de reclassering en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat verdachte iedere vorm van reclasseringsbemoeienis weigert. De reclassering ziet daarom ook geen mogelijkheden.
Verdachte wil structureel niet meewerken aan hulpverlening of behandeling van zijn stoornis, terwijl er wel hulpverlening mogelijk is. Dit brengt met zich dat het opleggen van een straf en/of maatregel met voorwaarden niet langer opportuun is. Naar het oordeel van de rechtbank vereisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen dat de maatregel van tbs met dwangverpleging wordt opgelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte, inclusief deze zaak, inmiddels drie keer is veroordeeld voor belaging van dezelfde slachtoffers en dat hij daarbij veelvuldig door rechters opgelegde contact- en locatieverboden (waartegenover vervangende hechtenis stond) heeft overtreden: verdachte is niet in staat zelf, zonder behandeling, zijn laakbare gedrag te staken.
Vaststaat dat de samenleving, in het bijzonder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun kinderen, tegen verdachte moeten worden beschermd. De deskundigen schatten de kans hoog in dat verdachte na detentie doorgaat met zijn overlastgevende en intimiderend gedrag jegens de slachtoffers en (indirect) hun kinderen. Daarmee is de veiligheid van anderen en/of de algemene veiligheid van personen of goederen in het geding. Onder veiligheid van personen moet ook verstaan worden gevaar voor de psychische gezondheid. Gevaar voor de psychische gezondheid van de slachtoffers en hun kinderen is naar het oordeel van de rechtbank evident aanwezig. Uit de stukken en uit de ter zitting afgelegde slachtofferverklaringen is gebleken dat de slachtoffers en hun kinderen al psychische schade hebben opgelopen. Indien verdachte in de toekomst opnieuw de slachtoffers en hun gezin belaagt is de kans groot dat zij verdere psychische schade oplopen.
Gelet op de gevolgen van dit aanhoudende en ogenschijnlijk niet omkeerbare gedrag van verdachte, acht de rechtbank de oplegging van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk en proportioneel. Het enige mogelijke alternatief zou een langdurige ‘kale’ gevangenisstraf zijn. Vrijheidsbeperkende maatregelen zijn tot heden geen beschermende factoren gebleken; het verleden heeft duidelijk gemaakt dat verdachte zich niets aantrekt van rechterlijke lasten tot vrijheidsbeperking, het heeft zijn voortdurende gedrag in geen enkel opzicht veranderd. Een kale gevangenisstraf is dan ook geen reëel alternatief. Met een tbs met dwangverpleging worden de maatschappij en met name de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun kinderen, beschermd tegen het laakbare en schadelijke gedrag van verdachte. De maatregel biedt tevens de mogelijkheid tot een behandeling gericht op gedragsverandering. De deskundigen achten de kans op succes weliswaar klein, maar sluiten dit niet uit
Gemaximeerde tbs
De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de maximale duur van de tbs met dwangverpleging is beperkt tot vier jaren.
GVM (artikel 38z Sr)
Gelet op het PBC-rapport is naar het oordeel van de rechtbank te verwachten dat het recidiverisico na afloop van de maatregel van terbeschikkingstelling nog niet tot een aanvaardbaar niveau zal zijn teruggedrongen. De deskundigen schatten het recidivegevaar hoog in en geven aan dat verdachte ‘in wezen niet zal veranderen’. Verdachte is de afgelopen jaren meerdere malen veroordeeld voor belaging van dezelfde slachtoffers.
De rechtbank zal daarom naast de maatregel van tbs met dwangverpleging ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen een gedragsbeïnvloedende- of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Op die manier wordt het mogelijk om verdachte in aansluiting op de tbs onder toezicht te stellen en bijzondere voorwaarden ter formuleren waaraan verdachte zich moet houden indien dat te zijner tijd (in vervolg op behandeling) noodzakelijk wordt geacht.

9.BENADEELDE PARTIJ

De heer [slachtoffer 1] , mevrouw [slachtoffer 2] en hun drie kinderen hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en immateriële schadevergoeding gevorderd. De heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] vorderen beiden een bedrag van € 5.000,-. Voor de kinderen wordt een bedrag van € 2.000,- gevorderd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen geheel toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de hoogte van de toe te wijzen bedragen te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade hebben geleden, gelet op de stukken in het dossier, de uitgebreide slachtofferverklaringen en ook gelet op de eerdere veroordelingen van verdachte voor belaging gepleegd jegens de slachtoffers waarbij slachtoffers ook immateriële schadevergoeding is toegekend. Verdachte is voorafgaand aan het bewezenverklaarde meermaals veroordeeld voor dezelfde feiten, gepleegd tegen dezelfde slachtoffers, en de rechtbank heeft bij vonnis van 10 november 2022 al overwogen dat het gedurende lange tijd stalken van de slachtoffers rondom hun woonhuis waar ook (kleine) kinderen wonen, een aantasting in de persoon van die personen oplevert. De onderhavige, bewezenverklaarde gebeurtenissen zijn een voortzetting van diezelfde belaging, en uit de vorderingen alsook de spreekrechtverklaringen ter terechtzitting volgt dat deze nieuwe belagingen opnieuw en nog meer emotionele impact hebben gehad op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dan de vorige belagingen. Dit maakt dat de aard en ernst van de normschending ook nu meebrengt dat sprake is van een aantasting in de personen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op andere wijze. De rechtbank stelt de schade naar billijkheid vast op € 5.000,- als gevorderd, en zal de vorderingen dan ook toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.
De vorderingen van de kinderen
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de onderbouwing van de vorderingen is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat ook de kinderen van aangevers, weliswaar indirect en in mindere mate, immateriële schade hebben opgelopen door de aanhoudende belaging door verdachte. De voortdurende angst, stress en vrees dat verdachte weer in contact treedt of fysiek voor de deur staat heeft onvermijdelijk impact gehad op het hele gezin. Daarom geldt ook met betrekking tot de kinderen dat de aard en ernst van de normschending meebrengt dat een aantasting in de personen van de kinderen. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op de gevorderde € 2.000,- per kind, en zal de vorderingen daarom geheel toewijzen, inclusief de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de kinderen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor strafbare feiten, terwijl hij in een proeftijd liep van een eerder aan hem opgelegde voorwaardelijke straf. Een van de voorwaarden was dat verdachte geen strafbare feiten zou plegen binnen de proeftijd. Met deze veroordeling heeft verdachte die voorwaarde overtreden, waardoor de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf in beginsel voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank ziet geen reden om in dit geval anders te beslissen, mede in aanmerking genomen dat het bewezenverklaarde feit soortgelijk is aan het feit waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd, in wezen is het een voortzetting daarvan. De vordering tot tenuitvoerlegging zal daarom worden toegewezen.

11.11 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 38e, 38f, 38z, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 16 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege wordt verpleegd;
- bepaalt dat de totale duur van de tbs-maatregel is
gemaximeerd tot 4 jaren;
- legt aan verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 5.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 5.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [D]
  • wijst de vordering van [D] toe tot een bedrag van € 2.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [D] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [D] aan de Staat € 2.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [E]
  • wijst de vordering van [E] toe tot een bedrag van € 2.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [E] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [E] aan de Staat € 2.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [F]
  • wijst de vordering van [F] toe tot een bedrag van € 2.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [F] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [F] aan de Staat € 2.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

Vordering tenuitvoerlegging (16-015764-22; 16-001423-22 (gev. ttz))

- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter van deze rechtbank bij vonnis van 30 maart 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. F.H. Schormans en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2024.
Mr. Blanke en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2022 tot en met 25 januari 2023 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht en/of Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van de heer [slachtoffer 1] en/of mevrouw [slachtoffer 2] , door:
op 16 december 2022
- het erf van de woning aan de [adres] te betreden, en/of
- naar binnen te kijken door een raam van die woning, waarbij die [slachtoffer 2] verdachte heeft gezien, en/of
- aldaar contact te hebben met de die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , en/of
- aldaar aangesproken door die [slachtoffer 1] op het erf is gebleven, onderwijl meermalen stellend dat hij, verdachte, bij die woning mocht zijn,
en
in of omstreeks de periode van 18 januari 2023 tot en met 25 januari 2023
- een brief te zenden aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
waarbij de woning gelegen aan de [adres] te Maarssen op voornoemde pleegdatum de woning betrof van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , en waarbij telkens die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] personen zijn met wie verdachte op dat moment blijkens een op 30 maart 2022 in de strafzaak met parketnummer 16/001423-22 dadelijk uitvoerbaar verklaarde maatregel 38v Sr geen contact mocht hebben, en/of waarbij telkens de hiervoor genoemde locatie aan de [adres] te Maarssen een plaats is waar verdachte zich op dat moment blijkens een op 30 maart 2022 in de strafzaak met parketnummer 16/001423-22 dadelijk uitvoerbaar verklaarde maatregel 38v Sr niet mocht bevinden,
waarbij telkens die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] personen zijn met wie verdachte op dat moment blijkens een op 10 november 2022 in de strafzaak met parketnummer 16/126172-22 dadelijk uitvoerbaar verklaarde maatregel 38v Sr geen contact mocht hebben, en/of waarbij telkens de hiervoor genoemde locatie aan de [adres] te Maarssen een plaats is waar verdachte zich op dat moment blijkens een op 10 november 2022 in de strafzaak met parketnummer 16/126172-22 dadelijk uitvoerbaar verklaarde maatregel 38v Sr niet mocht bevinden,
telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal d.d. 18 december 2022 en 22 december 2022, respectievelijk genummerd PL0900-2022374212 en PL0900-2022374212A, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 47. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:A05710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095.
3.HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2014:3095).
4.Conclusie van de Procureur-Generaal van 3 juni 2014, ECLI:NL:PHR:2014:1480.