ECLI:NL:RBMNE:2024:3763
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van de toezendverplichting van artikel 40 Wet WOZ en proceskostenveroordeling
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 maart 2023, die betrekking heeft op de WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 560.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, voor het belastingjaar 2022. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij stelt dat de heffingsambtenaar de toezendverplichting van artikel 40 van de Wet WOZ heeft geschonden door niet alle gevraagde gegevens te verstrekken.
Tijdens de online zitting op 22 februari 2024 heeft eiser aangegeven dat de WOZ-waarde niet langer in geschil is, maar dat hij wel vindt dat de heffingsambtenaar in de proceskosten moet worden veroordeeld. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar inderdaad de toezendverplichting heeft geschonden, omdat hij niet de correcties voor de KOUDVL-factoren en de indexeringspercentages heeft verstrekt in de bezwaarfase. De rechtbank ziet echter aanleiding om het gebrek te passeren, omdat de informatie in beroep is hersteld en de WOZ-waarde niet meer ter discussie staat.
De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50, en tot vergoeding van het griffierecht van € 50,-. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2024. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.