8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte en het slachtoffer hebben via Snapchat afgesproken elkaar te ontmoeten. Het slachtoffer heeft vóór de afspraak plaatsvond aan verdachte te kennen gegeven dat zij 14 jaar oud was. Desondanks heeft verdachte haar opgehaald bij de instelling waar zij verbleef en hebben zij seks gehad in zijn auto. Hierbij heeft verdachte meerdere seksspeeltjes gebruikt en de seks bestond uit meerdere seksuele handelingen. De begeleiding van het slachtoffer is op de hoogte geraakt van het incident en zij hebben namens het slachtoffer aangifte gedaan. Verdachte bekent hetgeen is gebeurd. Hij dacht dat het was toegestaan om seks te hebben met een minderjarige indien de minderjarige hiermee instemt.
Aard en ernst van de feiten
Dat verdachte in de veronderstelling zou hebben verkeerd dat aangeefster seks met hem wilde hebben, doet aan het strafbare karakter van zijn handelen niet af. Minderjarigen, en hun seksuele integriteit, dienen in dit opzicht in alle omstandigheden beschermd te worden, ook tegen de consequenties van hun eigen gedragingen. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen omdat jongeren zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase bevinden en zij vaak onvoldoende in staat zijn om zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten.
De gevolgen voor het slachtoffer zijn blijkens haar slachtofferverklaring groot. Het slachtoffer zit in therapie en heeft na het incident verschillende testen moeten ondergaan en preventief medicijnen moeten slikken omdat de seks onveilig was. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij als meerderjarige ook hierin niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor soortelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een reclasseringsrapport van 28 februari 2024 betreffende verdachte, opgesteld door reclasseringswerker M.P. Vogelvanger, waarin wordt geconcludeerd dat er sprake is van een laag recidiverisico en waaruit blijkt dat de rapporteur geen aanleiding ziet tot het opleggen van reclasseringstoezicht.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten negentien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr. is het mogelijk om bij jongvolwassenen tussen de 16 en 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, moeten daarvoor dan aanleiding geven. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze uitzondering is ingevoerd om toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij jongvolwassenen te bevorderen, wanneer dit, gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene, de meest effectieve manier is om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden. Het doel daarbij is om zo ook de adolescent te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen. Er wordt daarbij voornamelijk gedacht aan jongvolwassen verdachten van ernstige misdrijven, die als veelpleger te boek staan en bijzonder kwetsbaar zijn. In die gevallen is er mogelijk sprake van een (forse) vrijheidsbenemende straf, waarbij de tenuitvoerlegging onder het jeugdrecht afwijkt van het volwassenenstrafrecht. Een belangrijk verschil daarbij is dat binnen een justitiële jeugdinrichting een pedagogische aanpak mogelijk is. Ook kan er in de hiervoor genoemde gevallen eerder sprake zijn van oplegging van een maatregel met behandeling, waarvoor het jeugdrecht andere mogelijkheden biedt dan het volwassenstrafrecht.
Dit is het uitgangspunt zoals die op dit moment geldt en door de rechtbank zal worden gehanteerd. Met betrekking tot de door de raadsvrouw benoemde internationaal rechtelijke kaders ten aanzien van een mogelijke wijziging van het uitgangspunt, overweegt de rechtbank dat deze ontwikkeling niet zo eenduidig en pertinent is dat zij daarin reden ziet een ander uitgangspunt (namelijk: jeugdstrafrecht tenzij) te hanteren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte wekt de indruk een intelligente jongvolwassene te zijn die zijn leven op de rit heeft. Verdachte is een jongvolwassene zonder stoornis of een cognitieve beperking, die thuis woont maar ook een zelfstandig leven leidt met een opleiding in het volwassenonderwijs en een (bij)baan als ZZP-er. Ook wordt er door de reclassering geen specifieke maatregel of behandeling uit het jeugdstrafrecht geadviseerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat het volwassenstrafrecht van toepassing is. Het verzoek van de raadsvrouw om het jeugdstrafrecht toe te passen zal worden afgewezen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het taakstrafverbod buiten toepassing kan worden gelaten omdat, vanwege het vrijwillige karakter, de inbreuk op de integriteit van het slachtoffer niet ernstig genoeg is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de omstandigheden in deze zaak (anders dan die in de door de raadsvrouw aangehaalde jurisprudentie) echter van zodanige aard dat een inbreuk op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer een gegeven is. Verdachte was immers nog maar 14 jaar en zij werd via snapchat door verdachte, die zij niet kende, overgehaald diezelfde dag nog seks met hem te hebben in een auto. Gelet op het bepaalde in artikel 22b Sr kan de rechtbank in deze zaak dan ook niet volstaan met het enkel opleggen van een taakstraf.
De rechtbank ziet reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Buiten discussie staat dat verdachte verkeerd heeft gehandeld. Hij was meerderjarig, wist dat het slachtoffer nog maar 14 jaar oud was en had beter moeten weten. De verantwoordelijkheid voor het maken van de afspraak en de seksuele handelingen in de auto lag bij hem. De rechtbank ziet echter in zijn houding en handelen geen reden om aan te nemen dat er sprake was van een ‘gewiekst plan’ waarbij verdachte expres een kwetsbaar meisje zou hebben benaderd om seks met haar te hebben. Verdachte heeft inmiddels veel spijt over wat er is gebeurd en heeft laten zien dat hij begrijpt dat hij strafrechtelijke normen heeft overtreden. De rechtbank legt daarom aan de verdachte een gevangenisstraf op van 15 dagen waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De proeftijd is minder lang dan gebruikelijk bij het begaan van een zedenfeit. De rechtbank schat het recidiverisico laag in gelet op zijn erkenning, proceshouding en spijt. Verdachte is bovendien zelf ook nog jong en sinds hij is verhoord is er bijna een jaar verstreken, waarin hij zich goed heeft gedragen. Het wachten op de behandeling van zijn strafzaak heeft het afgelopen jaar zwaar op hem gedrukt. Hij zal de komende periode moeten aanvaarden dat hij strafrechtelijk is veroordeeld voor een zedenfeit, wat altijd op zijn strafblad zal blijven staan.
Naast de grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis. Dit ter normering van de ernst van het feit en ter voorkoming van algemene recidive.
Contact- en locatieverbod
Ter zitting is door het slachtoffer aangegeven dat zij graag zou willen dat de verdachte een contact- en locatieverbod krijgt opgelegd als bijzondere voorwaarden. Dit verzoek is verder niet onderbouwd en de rechtbank ziet geen reden om dit als bijzondere voorwaarden op te leggen. Immers is niet gebleken dat verdachte in de afgelopen periode contact heeft gezocht met het slachtoffer.