ECLI:NL:RBMNE:2024:3750

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
16/189372-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 februari 2023 in Almere ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met een slachtoffer dat op dat moment 12 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 4 juni 2024 heeft de verdachte de tenlastelegging bekend en zijn raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 2.000,- toegewezen kreeg voor immateriële schade. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat het volwassenstrafrecht van toepassing is, ondanks het verzoek van de verdediging om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het taakstrafverbod buiten toepassing te laten, gezien de ernst van de inbreuk op de integriteit van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/189372-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L.J. Moerdijk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. M. Rotgans, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 14 februari 2023 in Almere ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] , die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden besproken in paragraaf 4.3, voor zover dat nodig is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 juni 2024;
  • een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 17 juli 2023.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 februari 2023 te Almere, met [slachtoffer] , geboren op [2008] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en die [slachtoffer] op de mond gezoend,
- een of meer vingers en meerdere seksspeeltjes in/tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden,
- zijn penis laten betasten en zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ,
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en zich door die [slachtoffer] laten pijpen en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte volgens het volwassenstrafrecht te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan een gedeelte van 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en
- een taakstraf van 180 uren indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, omdat de reclassering alleen de intelligentie van verdachte noemt als contra-indicatie. De raadsvrouw vindt dat toepassing van het volwassenstrafrecht geen recht doet aan het internationaal kinderrechtelijk kader en de daaraan ten grondslag liggende wetenschappelijke onderzoeken en de concrete persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat de taakstraf in deze zaak de meest passende strafmodaliteit is. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het taakstrafverbod buiten beschouwing kan worden gelaten gelet op het vrijwillige karakter van de seksuele handelingen en de overige feiten en omstandigheden. Hierdoor is de inbreuk op de lichamelijke (en psychische) integriteit in de ogen van de raadsvrouw niet van zodanige aard geweest dat deze als dusdanig ernstig gekwalificeerd dient te worden als bedoeld in artikel 77ma dan wel 22b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.). De raadsvrouw verwijst hiervoor naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. [3] Tot slot verzoekt de raadsvrouw de rechtbank om, indien zij anders oordeelt ten aanzien van het taakstrafverbod, bij toepassing van het jeugdstrafrecht te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van (zeer) beperkte duur en bij toepassing van het volwassenenstrafrecht te volstaan met de oplegging van één dag gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Wat is er gebeurd?
Verdachte en het slachtoffer hebben via Snapchat afgesproken elkaar te ontmoeten. Het slachtoffer heeft vóór de afspraak plaatsvond aan verdachte te kennen gegeven dat zij 14 jaar oud was. Desondanks heeft verdachte haar opgehaald bij de instelling waar zij verbleef en hebben zij seks gehad in zijn auto. Hierbij heeft verdachte meerdere seksspeeltjes gebruikt en de seks bestond uit meerdere seksuele handelingen. De begeleiding van het slachtoffer is op de hoogte geraakt van het incident en zij hebben namens het slachtoffer aangifte gedaan. Verdachte bekent hetgeen is gebeurd. Hij dacht dat het was toegestaan om seks te hebben met een minderjarige indien de minderjarige hiermee instemt.
Aard en ernst van de feiten
Dat verdachte in de veronderstelling zou hebben verkeerd dat aangeefster seks met hem wilde hebben, doet aan het strafbare karakter van zijn handelen niet af. Minderjarigen, en hun seksuele integriteit, dienen in dit opzicht in alle omstandigheden beschermd te worden, ook tegen de consequenties van hun eigen gedragingen. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen omdat jongeren zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase bevinden en zij vaak onvoldoende in staat zijn om zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten.
De gevolgen voor het slachtoffer zijn blijkens haar slachtofferverklaring groot. Het slachtoffer zit in therapie en heeft na het incident verschillende testen moeten ondergaan en preventief medicijnen moeten slikken omdat de seks onveilig was. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij als meerderjarige ook hierin niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor soortelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een reclasseringsrapport van 28 februari 2024 betreffende verdachte, opgesteld door reclasseringswerker M.P. Vogelvanger, waarin wordt geconcludeerd dat er sprake is van een laag recidiverisico en waaruit blijkt dat de rapporteur geen aanleiding ziet tot het opleggen van reclasseringstoezicht.
Sanctiestelsel
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten negentien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr. is het mogelijk om bij jongvolwassenen tussen de 16 en 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, moeten daarvoor dan aanleiding geven. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze uitzondering is ingevoerd om toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij jongvolwassenen te bevorderen, wanneer dit, gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene, de meest effectieve manier is om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden. Het doel daarbij is om zo ook de adolescent te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen. Er wordt daarbij voornamelijk gedacht aan jongvolwassen verdachten van ernstige misdrijven, die als veelpleger te boek staan en bijzonder kwetsbaar zijn. In die gevallen is er mogelijk sprake van een (forse) vrijheidsbenemende straf, waarbij de tenuitvoerlegging onder het jeugdrecht afwijkt van het volwassenenstrafrecht. Een belangrijk verschil daarbij is dat binnen een justitiële jeugdinrichting een pedagogische aanpak mogelijk is. Ook kan er in de hiervoor genoemde gevallen eerder sprake zijn van oplegging van een maatregel met behandeling, waarvoor het jeugdrecht andere mogelijkheden biedt dan het volwassenstrafrecht.
Dit is het uitgangspunt zoals die op dit moment geldt en door de rechtbank zal worden gehanteerd. Met betrekking tot de door de raadsvrouw benoemde internationaal rechtelijke kaders ten aanzien van een mogelijke wijziging van het uitgangspunt, overweegt de rechtbank dat deze ontwikkeling niet zo eenduidig en pertinent is dat zij daarin reden ziet een ander uitgangspunt (namelijk: jeugdstrafrecht tenzij) te hanteren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte wekt de indruk een intelligente jongvolwassene te zijn die zijn leven op de rit heeft. Verdachte is een jongvolwassene zonder stoornis of een cognitieve beperking, die thuis woont maar ook een zelfstandig leven leidt met een opleiding in het volwassenonderwijs en een (bij)baan als ZZP-er. Ook wordt er door de reclassering geen specifieke maatregel of behandeling uit het jeugdstrafrecht geadviseerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat het volwassenstrafrecht van toepassing is. Het verzoek van de raadsvrouw om het jeugdstrafrecht toe te passen zal worden afgewezen.
Taakstrafverbod
De raadsvrouw heeft bepleit dat het taakstrafverbod buiten toepassing kan worden gelaten omdat, vanwege het vrijwillige karakter, de inbreuk op de integriteit van het slachtoffer niet ernstig genoeg is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de omstandigheden in deze zaak (anders dan die in de door de raadsvrouw aangehaalde jurisprudentie) echter van zodanige aard dat een inbreuk op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer een gegeven is. Verdachte was immers nog maar 14 jaar en zij werd via snapchat door verdachte, die zij niet kende, overgehaald diezelfde dag nog seks met hem te hebben in een auto. Gelet op het bepaalde in artikel 22b Sr kan de rechtbank in deze zaak dan ook niet volstaan met het enkel opleggen van een taakstraf.
De op te leggen straf
De rechtbank ziet reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Buiten discussie staat dat verdachte verkeerd heeft gehandeld. Hij was meerderjarig, wist dat het slachtoffer nog maar 14 jaar oud was en had beter moeten weten. De verantwoordelijkheid voor het maken van de afspraak en de seksuele handelingen in de auto lag bij hem. De rechtbank ziet echter in zijn houding en handelen geen reden om aan te nemen dat er sprake was van een ‘gewiekst plan’ waarbij verdachte expres een kwetsbaar meisje zou hebben benaderd om seks met haar te hebben. Verdachte heeft inmiddels veel spijt over wat er is gebeurd en heeft laten zien dat hij begrijpt dat hij strafrechtelijke normen heeft overtreden. De rechtbank legt daarom aan de verdachte een gevangenisstraf op van 15 dagen waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De proeftijd is minder lang dan gebruikelijk bij het begaan van een zedenfeit. De rechtbank schat het recidiverisico laag in gelet op zijn erkenning, proceshouding en spijt. Verdachte is bovendien zelf ook nog jong en sinds hij is verhoord is er bijna een jaar verstreken, waarin hij zich goed heeft gedragen. Het wachten op de behandeling van zijn strafzaak heeft het afgelopen jaar zwaar op hem gedrukt. Hij zal de komende periode moeten aanvaarden dat hij strafrechtelijk is veroordeeld voor een zedenfeit, wat altijd op zijn strafblad zal blijven staan.
Naast de grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis. Dit ter normering van de ernst van het feit en ter voorkoming van algemene recidive.
Contact- en locatieverbod
Ter zitting is door het slachtoffer aangegeven dat zij graag zou willen dat de verdachte een contact- en locatieverbod krijgt opgelegd als bijzondere voorwaarden. Dit verzoek is verder niet onderbouwd en de rechtbank ziet geen reden om dit als bijzondere voorwaarden op te leggen. Immers is niet gebleken dat verdachte in de afgelopen periode contact heeft gezocht met het slachtoffer.

9.BENADEELDE PARTIJ

Het slachtoffer heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.500,-. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding van immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De advocaat van de benadeelde partij heeft verzocht om te beslissen dat de toegekende vergoeding op een BEM-rekening zal worden gestort middels een zogenoemde BEM-clausule.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering vanwege vergelijkbare jurisprudentie dient te worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of wanneer het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij is slachtoffer van ontuchtige handelingen met voor haar ernstige gevolgen. Gelet op de aard en de ernst van de normschending liggen de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand dat de rechtbank een aantasting in de persoon aanneemt. Deze gevolgen blijken ook uit de slachtofferverklaring. Verder is bij het verzoek tot schadevergoeding onderbouwd waar de psychische gevolgen voor het slachtoffer uit (hebben) bestaan. Daaruit blijkt onder meer dat zij behandeling bij een psycholoog ondergaat. De rechtbank ziet, mede gelet op schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen wel aanleiding om minder toe te wijzen dan gevorderd. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij categorie 2 van de letselschadelijst. De rechtbank vindt een bedrag van € 2.000,- billijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 14 februari 2023 tot de dag van volledige betaling De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 14 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijk vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
15 (vijftien) dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
14 (veertien) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
1 (één) jaarvast;
- als
algemene voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.000,- bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 14 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 14 februari 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
  • Bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer] , geboren op [2008] te [geboorteplaats] , te openen rekening met een BEM-clausule.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. A.M. Loots en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2024.
Mr. V.C. Kool is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Almere, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2008] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden, althans die [slachtoffer] op de mond gezoend,
- een of meer vingers en/of een of meerdere seksspeeltjes in/tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden,
- zijn penis laten betasten en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ,
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of zich door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 oktober 2023 genummerd 23070508580001, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 111. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 45 en 46.
3.Rechtbank Noord-Nederland 2 november 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:4462.