ECLI:NL:RBNNE:2023:4462

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
18-156064-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en de beoordeling van de seksuele integriteit

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1998, heeft in de periode van 1 januari 2018 tot en met 16 juli 2020 in Assen seksuele handelingen gepleegd met een slachtoffer, geboren in 2004, die de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn penis in de vagina en mond van het slachtoffer heeft geduwd, evenals vinger(s) in de vagina van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt, ondanks het verweer van de verdediging dat er sprake was van vrijwillig contact tussen gelijkwaardige partners. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 80 uren met een proeftijd van 1 jaar, omdat er geen sprake was van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor de strafvervolging.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/156064-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2023 (inhoudelijke behandeling) en 2 november 2023 (sluiting onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 16 juli 2020 te Assen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
  • zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht; en/of
  • één of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht; en/of
  • in en/of aan de vagina van die [slachtoffer] gelikt; en/of- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken moet worden, omdat niet bewezen kan worden dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) een ontuchtig karakter droegen. Er was sprake van vrijwillig seksueel contact en verdachte en [slachtoffer] waren gelijkwaardige partners. Daarnaast hebben de seksuele handelingen plaatsgevonden tussen personen met een leeftijdsverschil van slechts vijf jaren, hetgeen niet per definitie als ontuchtig te bestempelen is. Tevens hebben verdachte en [slachtoffer] veelvuldig contact met elkaar gehad en meermalen afgesproken, waarbij ook is afgesproken zonder dat daarbij seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 oktober 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 6 augustus 2020,opgenomen op pagina 57 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020202265 d.d. 12 maart 2021, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 november2020, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .

Bewijsoverweging

Vaststaat dat verdachte en [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode meermalen seks hebben gehad terwijl [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, kunnen in die zin dan ook bewezen worden geacht.
De vraag die vervolgens aan de orde is, is of deze seksuele handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Volgens vaste jurisprudentie kan onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtige karakter ontbreken. Als relevante omstandigheden in dat verband kunnen gelden de vaststelling dat die handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen evenals het bestaan van een affectieve relatie tussen beiden. Normale consensuele seksuele contacten tussen jongeren zijn als zodanig aan te merken en vallen derhalve buiten de strafwetgeving. De maatstaf hierbij is of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard. Bij het oordeel over het al dan niet ontuchtige karakter van bepaalde handelingen komt het in belangrijke mate neer op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] bij aanvang van de ten laste gelegde periode nog maar dertien jaar oud was, terwijl verdachte negentien jaar oud was. Zeker in sociaal-emotioneel opzicht is dus sprake van een significant verschil in leeftijd en (seksuele) ontwikkeling. Dat maakt dat de seksuele contacten tussen [slachtoffer] en verdachte in beginsel als ontuchtig moeten worden beschouwd. Van bijzondere omstandigheden die een andere conclusie zouden rechtvaardigen is niet gebleken. Er is geen sprake geweest van een affectieve relatie tussen verdachte en [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer] bij de eerste afspraak al seks hadden en dat het contact redelijk oppervlakkig is gebleven. Het feit dat beiden een goede klik met elkaar hadden brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dat verdachte heeft verklaard dat hij het in het algemeen lastig vindt om leeftijden van anderen in te schatten en het gegeven dat [slachtoffer] met het seksuele contact zou hebben ingestemd doet hieraan evenmin af. Zoals hiervoor overwogen heeft de strafbaarstelling van artikel 245 Sr immers tot doel om de seksuele integriteit van jeugdigen te beschermen.
Gelet hierop zijn de gepleegde seksuele handelingen aan te merken als ontuchtig en acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 16 juli 2020 te Assen, meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
  • zijn penis in de vagina en mond van die [slachtoffer] gebracht; en
  • vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht; en
  • aan de vagina van die [slachtoffer] gelikt; en- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

meermalen met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor duur van 61 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van één dag, nu verdachte weliswaar niet in verzekering gesteld is geweest, maar wel een volle dag heeft doorgebracht op het politiebureau in verband met zijn verhoor, met aan het voorwaardelijke strafdeel gekoppeld een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 80 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich verzet tegen de oplegging van één dag gevangenisstraf in verband met artikel 22b Sr. Een dag doorgebracht op het politiebureau in het kader van een aanhouding heeft niet te gelden als aftrek van het voorarrest zoals bedoeld in artikel 27 Sr. Mocht de rechtbank de seksuele handelingen kwalificeren als ontuchtig, heeft de raadsman verzocht om toepassing van artikel 9a Sr gelet op het tijdsverloop, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de gevolgen van onderhavige strafzaak voor hem en de consensualiteit van de seksuele handelingen. Subsidiair heeft de raadsman aangedragen dat het opleggen van een geldboete een passende strafmodaliteit is. Een voorwaardelijke gevangenisstraf is niet nodig gelet op het reclasseringsrapport en het feit dat verdachte een first offender is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van een ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. Dat is ook strafbaar (en laakbaar) in het geval de minderjarige zelf het initiatief neemt tot de seksuele handelingen of daarmee instemt, zoals hier het geval was. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, omdat jongeren zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase bevinden en zij vaak onvoldoende in staat zijn om zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapporten van 23 mei 2022 en 14 september 2023 -kort samengevathet volgende vermeld. De reclassering geeft aan dat verdachte schuldbewust overkomt en zich schaamt voor het gebeuren. Op de verschillende leefgebieden worden geen problemen geconstateerd. Verdachte heeft een bestendige relatie, huisvesting en een goed lopend eigen bedrijf. Tot slot zijn de psychische klachten van verdachte enigszins afgenomen. De kans op recidive wordt als laag ingeschat. Derhalve ziet de reclassering geen aanleiding tot het adviseren van bijzondere voorwaarden als onderdeel van een voorwaardelijk strafdeel.
Redelijke termijn
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment dat verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan twee jaren verstreken. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Taakstrafverbod
De rechtbank overweegt dat de seks tussen verdachte en de minderjarige vrijwillig was en zij daar ook zelf op uit was. Voorts was zij al seksueel actief voorafgaand aan het delict. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar sprake is van een inbreuk op haar lichamelijke integriteit, maar dat deze inbreuk niet van zodanige aard is geweest dat deze als ernstig gekwalificeerd dient te worden als bedoeld in artikel 22b Sr. Daarmee is het taakstrafverbod, als bedoeld in artikel 22b Sr, niet van toepassing op het onderhavige feit.
De straf
De rechtbank komt, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de hiervoor besproken persoonlijke omstandigheden van verdachte, tot een andere strafoplegging dan zoals die door de officier van justitie is geëist. Alles afwegend acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden. Een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel of een geldboete, zoals bepleit door de verdediging, acht de rechtbank niet passend gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van tachtig (80) uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op één jaar
,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van
veertig (40) dagenzal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H.R. Eising, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2023.