Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 mei 2024, met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2, ontvangen op 21 mei 2024;
- de brief van de man van 21 mei 2024, met producties 6 tot en met 8;
- het bericht met bijlage van [gedaagde (voornaam)] van 21 mei 2024;
- productie 3 van [gedaagde (voornaam)] , ontvangen op 21 mei 2024.
- de man met advocaten mr. M. Cortet en mr. A. el Aqde:
- [gedaagde (voornaam)] met haar advocaat;
- de heer A. Ben Ali, tolk voor de man.
2.De voorgeschiedenis
3.Het geschil
- [gedaagde (voornaam)] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan hem afschriften te verstrekken van stukken waaruit blijkt welke bedragen zij heeft ontvangen aan inkomsten uit loondienst, studiefinanciering, inkomsten uit (bijstands)uitkering, zorgtoeslag en andere toeslagen in de periode van december 2015 tot en met mei 2024, meer specifiek de aangifte inkomstenbelasting 2015 tot en met 2023, de jaaropgaven 2023 (de voorzieningenrechter begrijpt: 2015) tot en met 2023, de inkomensverklaringen 2015 tot en met 2023, de definitieve beschikkingen toeslagen van de Belastingdienst 2015 tot en met 2023 en de salarisspecificaties en/of uitkeringsspecificaties vanaf januari 2024, of schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat zij (een of meer van) deze inkomsten in voornoemde periode niet heeft ontvangen, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde (voornaam)] hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt;
- [gedaagde (voornaam)] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
4.De beoordeling
€ 137,38