Uitspraak
[gedaagde sub 1] B.V.,
2. [gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
Op 23 december 2022 constateerde cliënt dat de auto olie lekte. Cliënt heeft dit laten onderzoeken door een onafhankelijke garage, te weten [onderneming 1] in [plaats] . Bij nader onderzoek werd ontdekt dat de cilinderkop met siliconen was afgedicht. (…)
Telefonisch heb ik u al uitdrukkelijk gemeld dat de genoemde auto niet door ons bedrijf aan uw cliënt is verkocht en geleverd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De heer [gedaagde sub 2] heeft op geen enkele manier aan mij kenbaar gemaakt dat het voertuig afkomstig was van een particulier.”.
Deze auto is van een medewerker van ons! GRAAG VAN TE VOREN CONTACT OVER BESCHIKBAARHEID.” [eiser] stelt weliswaar dat deze opmerking niet in de door hem bekeken advertentie was opgenomen en dat [gedaagde sub 1] de opmerking op een later moment in de advertentietekst moet hebben toegevoegd, maar in dit standpunt kan [eiser] niet worden gevolgd. De door [eiser] , ter onderbouwing van deze stelling, in het geding gebrachte schermafbeelding van een zoekresultaat op Google, waarin één van de resultaten een verwijzing naar de advertentie van [gedaagde sub 1] betreft, zegt niets over de inhoud van de advertentie, omdat eerst op de weergegeven link moet worden geklikt voordat de advertentie in haar geheel zichtbaar is. Uit het door [gedaagde sub 1] ingediende logboek blijkt juist dat de opmerking (“
Deze auto is van een medewerker van ons! (…)”) direct bij het plaatsen van de advertentie op 19 april 2022 in de advertentietekst is gezet en dat de tekst daarna niet meer is gewijzigd. Weliswaar had [gedaagde sub 1] in de advertentie duidelijker kunnen maken dat één van haar medewerkers de auto in privé verkocht, maar [gedaagde sub 1] heeft in de advertentie wel vermeld dat de auto niet van haar was. Daar komt bij dat [eiser] de koopprijs aan [gedaagde sub 2] contant heeft betaald en vervolgens geen schriftelijke koopovereenkomst, factuur of kwitantie (van [gedaagde sub 2] of van [gedaagde sub 1] ) heeft ontvangen. Deze omstandigheden wijzen erop dat [gedaagde sub 2] in privé en niet namens [gedaagde sub 1] handelde. Bij een koopovereenkomst met een professionele partij als verkoper is het immers gebruikelijk – zeker bij de (ver)koop van een auto door een autogarage – dat de koper in ieder geval een factuur krijgt. Verder stond in de advertentietekst naast het telefoonnummer van [gedaagde sub 1] het privénummer van [gedaagde sub 2] vermeld en heeft [eiser] – zoals hij zelf ook stelt – alleen contact gehad met [gedaagde sub 2] via dat privénummer. Als de koopovereenkomst met [gedaagde sub 1] was gesloten, had het voor de hand gelegen dat [eiser] contact had opgenomen via het emailadres of telefoonnummer van [gedaagde sub 1] , zeker nadat de versnellingsbak van de auto volgens [eiser] gebreken vertoonde. Belangrijker is nog dat [gedaagde sub 2] het kentekenbewijs dat op zijn naam stond en de brief met de tenaamstellingscode na betaling van de koopprijs direct aan [eiser] heeft overhandigd en dat [eiser] de auto daarna zelf op zijn naam heeft laten overschrijven. Als [gedaagde sub 1] de auto aan [eiser] had verkocht, had zij – zoals zij onweersproken heeft aangevoerd – de auto vanuit haar bedrijfsvoorraad laten overschrijven. Uit het kentekenbewijs en de brief met de tenaamstellingscode had [eiser] ook kunnen opmaken dat de auto op naam van [gedaagde sub 2] stond, wat erop wijst dat [gedaagde sub 2] de auto niet namens [gedaagde sub 1] maar in privé verkocht. Het had in ieder geval door deze omstandigheden voor [eiser] duidelijk moeten zijn dat hij geen zaken deed met [gedaagde sub 1] , maar met [gedaagde sub 2] in privé. [eiser] stelt nog dat hij het kentekenbewijs niet heeft gecontroleerd en dat hij door zijn Poolse achtergrond niet bekend is met de gang van zaken bij de (ver)koop van een auto. Die omstandigheden komen echter voor zijn rekening en risico. Op basis van de advertentietekst in combinatie met de hiervoor beschreven gang van zaken tijdens en na de (ver)koop heeft [eiser] er naar het oordeel van de kantonrechter niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij een koopovereenkomst met [gedaagde sub 1] sloot. Of [gedaagde sub 2] voorafgaand aan de koop wel of niet met [eiser] (of met [D] ) heeft besproken dat hij de auto in privé verkocht, kan buiten beschouwing blijven omdat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden voldoende zijn voor het oordeel dat [gedaagde sub 2] de verkopende partij is.