ECLI:NL:RBMNE:2024:3427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
10636174
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en schadevergoeding na aankoop van een tweedehands auto

In deze zaak vordert eiser, een Poolse koper, ontbinding van de koopovereenkomst van een tweedehands auto, die hij heeft aangeschaft van een werknemer van een garage. Eiser stelt dat de auto non-conform was, omdat deze een gebarsten cilinderkop zou hebben. De gedaagden, een garage en de werknemer, betwisten dat zij contractpartij zijn en wijzen op de privéverkoop door de werknemer. De kantonrechter oordeelt dat de koopovereenkomst is gesloten tussen eiser en de werknemer in privé, en niet met de garage. Hierdoor zijn de vorderingen van eiser ongegrond. De rechter concludeert dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het gestelde gebrek aan de auto en dat hij niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een koopovereenkomst met de garage. De vorderingen tot ontbinding, schadevergoeding en terugbetaling van de koopsom worden afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van beide gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 3 januari 2024
in de zaak met zaaknummer: 10636174 \ MC EXPL 23-4388 D/51246 van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.C. de Graaff (De Graaff Legal),
tegen
de besloten vennootschap
1.
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gemachtigde: M.W.J.M. Jonk (DAS)

2. [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 juli 2023 met 10 producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] met 6 producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] met 8 producties;
- de aanvullende productie 11 van [eiser] ;
- de akte vermeerdering van eis met aanvullende producties 12 en 13 van [eiser] ;
- de akte met aanvullende producties 9 tot en met 12 van [gedaagde sub 2] ;
- de mondelinge behandeling van 24 november 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 24 november 2023 was [eiser] aanwezig, bijgestaan door mr. De Graaff. Verder was aan de zijde van [eiser] mevrouw I. Tomesen, tolk, aanwezig. Namens [gedaagde sub 1] was de heer [A] , eigenaar, aanwezig. Hij werd namens de gemachtigde van [gedaagde sub 1] bijgestaan door mevrouw [B] . Ook [gedaagde sub 2] was aanwezig, vergezeld door de heer [C] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[gedaagde sub 1] verkoopt en repareert tweedehands auto’s. [gedaagde sub 2] is als verkoopmedewerker werkzaam bij [gedaagde sub 1] .
2.2.
[eiser] is Pools en spreekt geen Nederlands.
2.3.
Op 19 april 2022 is op de website van [gedaagde sub 1] een advertentie van een tweedehands Volvo S60 met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geplaatst.
2.4.
[eiser] heeft de advertentie op de website van [gedaagde sub 1] bekeken.
2.5.
Op of omstreeks 29 oktober 2022 heeft [eiser] de auto samen met een vriend, de heer [D] (hierna: [D] ), bekeken. Daarbij was verder alleen [gedaagde sub 2] aanwezig. De auto stond op dat moment in de buurt van of op het terrein van [gedaagde sub 1] geparkeerd. [eiser] heeft ook een proefrit met de auto gemaakt.
2.6.
Na de proefrit zijn [eiser] , [D] en [gedaagde sub 2] het kantoor van [gedaagde sub 1] binnengegaan en hebben zij over de (ver)koop van de auto gesproken.
2.7.
Op of omstreeks 1 november 2022, twee dagen na de proefrit, heeft [eiser] de auto gekocht. De koopovereenkomst is gesloten in het kantoor van [gedaagde sub 1] . Bij de (ver)koop waren naast [eiser] alleen [D] en [gedaagde sub 2] aanwezig. Er is geen schriftelijke koopovereenkomst opgesteld.
2.8.
[eiser] heeft de overeengekomen koopprijs direct in contanten aan [gedaagde sub 2] overhandigd. Daarna heeft [gedaagde sub 2] [eiser] een klein deel van de koopprijs teruggegeven voor brandstof. [eiser] heeft geen factuur of kwitantie ontvangen.
2.9.
Na de betaling heeft [gedaagde sub 2] direct het kentekenbewijs van de auto en de brief met de tenaamstellingscodes aan [eiser] overhandigd. Vervolgens heeft [eiser] de auto meegenomen.
2.10.
De auto stond ten tijde van de (ver)koop op 1 november 2022 op naam van [gedaagde sub 2] . Na de (ver)koop heeft [eiser] de auto op zijn naam laten stellen.
2.11.
Op 3 november 2022 heeft [eiser] via Whatsapp contact opgenomen met [gedaagde sub 2] vanwege een (vermeend) gebrek aan de versnellingsbak. Nadat de auto was uitgelezen en de versnellingsbakolie en het filter waren vervangen, was het (vermeende) gebrek opgelost.
2.12.
Op enig moment in december 2022 heeft [eiser] geconstateerd dat de auto olie lekte. [eiser] heeft de auto vervolgens naar de garage [onderneming 1] (hierna: [onderneming 1] ) in [plaats] gebracht. [onderneming 1] heeft een aantal onderdelen in de auto vervangen, waarna [eiser] de auto weer heeft meegenomen.
2.13.
Op 23 december 2022 – na ongeveer 80 kilometer met de auto te hebben gereden – heeft [eiser] geconstateerd dat de auto opnieuw olie lekte, waarna hij met de auto terug is gegaan naar [onderneming 1] . [onderneming 1] heeft onder de motorkap oranje/rode siliconenkit aangetroffen.
2.14.
[onderneming 1] heeft een offerte van € 2.472,94 inclusief btw uitgebracht voor onder meer vervanging van de cilinderkop.
2.15.
[eiser] heeft met ingang van 27 december 2022 bij [onderneming 2] een auto van het merk Opel Astra gehuurd.
2.16.
Per brief van 8 februari 2023 schrijft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde sub 1] – voor zover van belang – het volgende:

Op 23 december 2022 constateerde cliënt dat de auto olie lekte. Cliënt heeft dit laten onderzoeken door een onafhankelijke garage, te weten [onderneming 1] in [plaats] . Bij nader onderzoek werd ontdekt dat de cilinderkop met siliconen was afgedicht. (…)
(…) Cliënt informeerde u dat de betreffende monteur de auto niet verder heeft gedemonteerd, aangezien de siliconenkit duidt op een gebarsten cilinderkop. De herstelkosten worden geschat op € 2.472,94. (…)
(…) In het voorgaande heb ik toegelicht wat er aan de auto schort. Het voertuig bezat dan ook niet de eigenschappen die cliënt op grond van de overeenkomst mocht verwachten en beantwoordde niet aan de overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7:17 jo. 7:18 BW.
(…)
Gelet op het voorgaande stel ik u thans in gebreke en verzoek – en voor zover nodig sommeer, ik [gedaagde sub 1] B.V., namens cliënt, om de auto binnen een redelijke termijn -doch binnen 15 dagen na heden- (i) kosteloos te herstellen en (ii) de gemaakte kosten voor autoverhuur € 1.500 inclusief btw te vergoeden en (iii) de juridische kosten ad. € 635,25 te vergoeden (…).
Cliënt is ook bereid om de koopovereenkomst te ontbinden. Dit betekent dat cliënt de auto teruggeeft en u de volledige koopsom terugbetaalt.
Graag verneem ikbinnen 5 dagen na hedenvan u of kosteloos overgaat tot herstel van de auto en de gemaakte kosten van cliënt zal vergoeden. Ingeval u bereid bent om de auto terug te nemen dan verneem ik dat ook graag binnen 5 dagen na heden van u.”.
2.17.
Per e-mail van 17 februari 2023 schrijft [gedaagde sub 1] – voor zover van belang – het volgende aan de gemachtigde van [eiser] :

Telefonisch heb ik u al uitdrukkelijk gemeld dat de genoemde auto niet door ons bedrijf aan uw cliënt is verkocht en geleverd.
Uit navraag bij onze medewerkers is wel gebleken dat uw cliënt de auto heeft gekocht van één van onze medewerkers in privé. Dit was bij uw cliënt ook vanaf het begin bekend. (…).
(…)
Het voorgaande houdt in dat ons bedrijf dan ook op geen enkele wijze en in geen enkele vorm aansprakelijkheid aanvaard. Wij wijzen daarom iedere aansprakelijkheid in welke vorm dan ook af om de eenvoudige reden dat de auto niet bij ons is gekocht en niet door ons aan uw cliënt is geleverd.”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – primair dat de koopovereenkomst tussen hem en [gedaagde sub 1] wordt ontbonden vanwege non-conformiteit. Volgens [eiser] is met de gebarsten cilinderkop sprake van een gebrek aan de auto en heeft [gedaagde sub 1] geweigerd dit gebrek te herstellen. Subsidiair vordert [eiser] dat de koopovereenkomst met [gedaagde sub 1] wordt vernietigd op grond van bedrog dan wel het voeren van een oneerlijke handelspraktijk. Hieraan legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde sub 1] (in de persoon van [gedaagde sub 2] ) opzettelijk heeft verzwegen dat de auto door [gedaagde sub 2] in privé werd verkocht. In beide gevallen vordert [eiser] terugbetaling door [gedaagde sub 1] van een bedrag van € 8.900,- inclusief btw voor de aankoop van de auto, betaling van de door [eiser] verschuldigde verzekeringspremies en motorrijtuigenbelasting en een schadevergoeding van € 4.508,- inclusief btw voor het huren van een vervangende auto, te vermeerderen met een bedrag van € 300,- per week voor elke week dat de huurovereenkomst van de door [eiser] gehuurde auto doorloopt.
3.2.
In het geval wordt vastgesteld dat [eiser] de koopovereenkomst met [gedaagde sub 2] heeft gesloten, vordert [eiser] vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a en sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Verder vordert [eiser] terugbetaling door [gedaagde sub 2] van een bedrag van € 8.900,- inclusief btw voor de aankoop van de auto, betaling van de door [eiser] verschuldigde verzekeringspremies en motorrijtuigenbelasting en een schadevergoeding van € 4.508,- inclusief btw voor het huren van een vervangende auto, te vermeerderen met een bedrag van € 300,- per week voor elke week dat de huurovereenkomst van de door [eiser] gehuurde auto doorloopt.
3.3.
Verder vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] tot betaling van de wettelijke rente, € 909,08 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten inclusief nakosten.
3.4.
[gedaagde sub 1] voert allereerst aan dat zij geen contractpartij is bij de koopovereenkomst. Verder betwist [gedaagde sub 1] het gestelde gebrek en voert zij aan dat [eiser] te laat over dat gebrek heeft geklaagd. Volgens [gedaagde sub 1] is zij ook niet in verzuim, zodat niet aan de vereisten voor ontbinding is voldaan en zij niet aansprakelijk is voor enige kosten of schade van [eiser] .
3.5.
[gedaagde sub 2] betwist dat sprake is van dwaling. Daarnaast betwist [gedaagde sub 2] de gestelde koopprijs van € 8.900,- en betwist hij dat [eiser] schade heeft geleden die hij zou moeten vergoeden. Verder beroept [gedaagde sub 2] zich op schending van de schadebeperkingsplicht door [eiser] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
Koopovereenkomst met [gedaagde sub 2] in privé: [gedaagde sub 1] is geen contractpartij
4.2.
Allereerst moet beoordeeld worden of tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De primaire vordering van [eiser] is immers ingesteld jegens [gedaagde sub 1] . [eiser] legt aan die vordering ten grondslag dat hij aanspraak kan maken op de consumentenbeschermende bepalingen in het kader van non-conformiteit.
4.3.
Volgens [eiser] mocht hij ervan uitgaan dat [gedaagde sub 2] de auto in zijn hoedanigheid van verkoopmedewerker van [gedaagde sub 1] verkocht. Ter onderbouwing daarvan stelt [eiser] onder meer dat de auto op de website van [gedaagde sub 1] stond geadverteerd en dat de koopovereenkomst onder werktijd is gesloten. Volgens [eiser] heeft [gedaagde sub 2] hem ook nooit duidelijk gemaakt dat hij niet namens [gedaagde sub 1] , maar in privé handelde. Ter onderbouwing van die stelling verwijst [eiser] naar een door hem ingediende verklaring van [D] , waarin – voor zover van belang – staat: “
De heer [gedaagde sub 2] heeft op geen enkele manier aan mij kenbaar gemaakt dat het voertuig afkomstig was van een particulier.”.
4.4.
[gedaagde sub 1] betwist dat zij partij is bij de koopovereenkomst. Volgens [gedaagde sub 1] moet voor [eiser] duidelijk zijn geweest dat [gedaagde sub 2] de auto niet namens [gedaagde sub 1] , maar in privé aan hem verkocht. Hiertoe voert [gedaagde sub 1] onder meer aan dat in de advertentietekst stond dat de auto van één van haar medewerkers was, dat [eiser] geen factuur heeft ontvangen en dat [gedaagde sub 2] het kentekenbewijs en de brief met de tenaamstellingscode – met daarin de gegevens van [gedaagde sub 2] – aan [eiser] heeft overhandigd.
4.5.
Of [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij met [gedaagde sub 1] (en dus niet met [gedaagde sub 2] in privé) een koopovereenkomst sloot, hangt af van hetgeen [eiser] en [gedaagde sub 2] in het kader van de (ver)koop jegens elkaar hebben verklaard, hetgeen zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragen hebben afgeleid en wat zij daaruit in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden (artikel 3:33 in samenhang met artikel 3:35 BW). Bij de beoordeling moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. [eiser] draagt in dit kader de stelplicht en bewijslast (artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv).
4.6.
[eiser] stelt dat in de advertentie het telefoonnummer en het logo van [gedaagde sub 1] stond, dat de auto naast of tussen de andere auto’s op het terrein van [gedaagde sub 1] stond geparkeerd en dat de koopovereenkomst onder werktijd en op het terrein van [gedaagde sub 1] is gesloten. Deze gestelde omstandigheden zijn echter, gelet op hetgeen door [gedaagde sub 1] is aangevoerd, onvoldoende om te oordelen dat [gedaagde sub 1] de verkoper van de auto is geweest. Door [gedaagde sub 1] is immers een uitdraai van het logboek van haar advertentiesysteem ingediend waaruit blijkt dat in de advertentie stond vermeld: “
Deze auto is van een medewerker van ons! GRAAG VAN TE VOREN CONTACT OVER BESCHIKBAARHEID.” [eiser] stelt weliswaar dat deze opmerking niet in de door hem bekeken advertentie was opgenomen en dat [gedaagde sub 1] de opmerking op een later moment in de advertentietekst moet hebben toegevoegd, maar in dit standpunt kan [eiser] niet worden gevolgd. De door [eiser] , ter onderbouwing van deze stelling, in het geding gebrachte schermafbeelding van een zoekresultaat op Google, waarin één van de resultaten een verwijzing naar de advertentie van [gedaagde sub 1] betreft, zegt niets over de inhoud van de advertentie, omdat eerst op de weergegeven link moet worden geklikt voordat de advertentie in haar geheel zichtbaar is. Uit het door [gedaagde sub 1] ingediende logboek blijkt juist dat de opmerking (“
Deze auto is van een medewerker van ons! (…)”) direct bij het plaatsen van de advertentie op 19 april 2022 in de advertentietekst is gezet en dat de tekst daarna niet meer is gewijzigd. Weliswaar had [gedaagde sub 1] in de advertentie duidelijker kunnen maken dat één van haar medewerkers de auto in privé verkocht, maar [gedaagde sub 1] heeft in de advertentie wel vermeld dat de auto niet van haar was. Daar komt bij dat [eiser] de koopprijs aan [gedaagde sub 2] contant heeft betaald en vervolgens geen schriftelijke koopovereenkomst, factuur of kwitantie (van [gedaagde sub 2] of van [gedaagde sub 1] ) heeft ontvangen. Deze omstandigheden wijzen erop dat [gedaagde sub 2] in privé en niet namens [gedaagde sub 1] handelde. Bij een koopovereenkomst met een professionele partij als verkoper is het immers gebruikelijk – zeker bij de (ver)koop van een auto door een autogarage – dat de koper in ieder geval een factuur krijgt. Verder stond in de advertentietekst naast het telefoonnummer van [gedaagde sub 1] het privénummer van [gedaagde sub 2] vermeld en heeft [eiser] – zoals hij zelf ook stelt – alleen contact gehad met [gedaagde sub 2] via dat privénummer. Als de koopovereenkomst met [gedaagde sub 1] was gesloten, had het voor de hand gelegen dat [eiser] contact had opgenomen via het emailadres of telefoonnummer van [gedaagde sub 1] , zeker nadat de versnellingsbak van de auto volgens [eiser] gebreken vertoonde. Belangrijker is nog dat [gedaagde sub 2] het kentekenbewijs dat op zijn naam stond en de brief met de tenaamstellingscode na betaling van de koopprijs direct aan [eiser] heeft overhandigd en dat [eiser] de auto daarna zelf op zijn naam heeft laten overschrijven. Als [gedaagde sub 1] de auto aan [eiser] had verkocht, had zij – zoals zij onweersproken heeft aangevoerd – de auto vanuit haar bedrijfsvoorraad laten overschrijven. Uit het kentekenbewijs en de brief met de tenaamstellingscode had [eiser] ook kunnen opmaken dat de auto op naam van [gedaagde sub 2] stond, wat erop wijst dat [gedaagde sub 2] de auto niet namens [gedaagde sub 1] maar in privé verkocht. Het had in ieder geval door deze omstandigheden voor [eiser] duidelijk moeten zijn dat hij geen zaken deed met [gedaagde sub 1] , maar met [gedaagde sub 2] in privé. [eiser] stelt nog dat hij het kentekenbewijs niet heeft gecontroleerd en dat hij door zijn Poolse achtergrond niet bekend is met de gang van zaken bij de (ver)koop van een auto. Die omstandigheden komen echter voor zijn rekening en risico. Op basis van de advertentietekst in combinatie met de hiervoor beschreven gang van zaken tijdens en na de (ver)koop heeft [eiser] er naar het oordeel van de kantonrechter niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij een koopovereenkomst met [gedaagde sub 1] sloot. Of [gedaagde sub 2] voorafgaand aan de koop wel of niet met [eiser] (of met [D] ) heeft besproken dat hij de auto in privé verkocht, kan buiten beschouwing blijven omdat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden voldoende zijn voor het oordeel dat [gedaagde sub 2] de verkopende partij is.
4.7.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de koopovereenkomst is gesloten tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] in privé. [gedaagde sub 1] is dus niet aan de koopovereenkomst gebonden. Dat heeft tot gevolg dat het tegen [gedaagde sub 1] primair en subsidiair gevorderde zal worden afgewezen.
4.8.
De kantonrechter is overigens van oordeel dat de primaire en subsidiaire vorderingen ook waren afgewezen als de gestelde koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] wel was komen vast te staan. [eiser] heeft het gestelde gebrek – een gebarsten cilinderkop – namelijk onvoldoende onderbouwd. Uit de door [eiser] ingediende foto’s blijkt alleen dat er onder de motorkap oranje/rode siliconenkit bij de cilinderkop aanwezig is. [gedaagde sub 1] heeft gemotiveerd betwist dat die kit wijst op een gebarsten cilinderkop. Volgens [gedaagde sub 1] is de auto in 2016 onderdeel geweest van een terugroepactie en is toen door een andere garage een onderdeel vervangen, waarbij gebruik is gemaakt van een rood afdichtingsmiddel. In het licht van deze gemotiveerde betwisting lag het op de weg van [eiser] om het gestelde gebrek met stukken te onderbouwen. [eiser] heeft alleen een offerte van [onderneming 1] ingediend, maar daarin is geen diagnose gesteld. Er is ook geen verder onderzoek naar het gestelde gebrek uitgevoerd. Dat daadwerkelijk sprake is van een gebarsten cilinderkop, blijkt dan ook nergens uit. Bovendien – en belangrijker nog – is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat [eiser] na de aankoop en voordat de auto volgens hem olie begon te lekken, ongeveer 9.000 kilometer met de auto heeft gereden, door met de auto naar Polen en vervolgens terug naar Nederland te rijden. Als het gestelde gebrek al vast zou staan, is het – gelet op deze aanzienlijke hoeveelheid na de aankoop gereden kilometers – nog maar de vraag of dit gebrek al aanwezig is geweest bij de koop van de auto en de auto dus non-conform is. Ook om deze reden zouden de vorderingen van [eiser] niet toewijsbaar zijn geweest.
Geen sprake van dwaling en geen terugbetaling van de koopsom door [gedaagde sub 2]
4.9.
Omdat is komen vast te staan dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] is gesloten, zal de kantonrechter hierna de vorderingen van [eiser] jegens [gedaagde sub 2] beoordelen.
4.10.
[eiser] legt aan de gevorderde vernietiging van de koopovereenkomst met [gedaagde sub 2] ten grondslag dat sprake is van dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a BW dan wel artikel 6:228 lid 1 sub b BW. Ter onderbouwing stelt [eiser] dat hij ten tijde van de (ver)koop in de veronderstelling verkeerde dat hij de auto van [gedaagde sub 1] kocht. Volgens [eiser] had [gedaagde sub 2] hem erop moeten wijzen dat hij de auto in privé en niet namens [gedaagde sub 1] verkocht. De vernietiging van de koopovereenkomst heeft volgens [eiser] tot gevolg dat [gedaagde sub 2] de koopprijs van de auto aan hem moet terugbetalen.
4.11.
[gedaagde sub 2] betwist dat sprake is van dwaling. Volgens [gedaagde sub 2] moet voor [eiser] duidelijk zijn geweest dat hij de auto niet van [gedaagde sub 1] maar van [gedaagde sub 2] in privé kocht en heeft hij [eiser] hier ook expliciet op gewezen. Verder betwist [gedaagde sub 2] dat [eiser] de auto bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gekocht.
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter komt [eiser] geen rechtsgeldig beroep op dwaling toe. Uit hetgeen onder 4.6 is overwogen, volgt dat [eiser] had kunnen en moeten begrijpen dat [gedaagde sub 2] in privé en niet namens [gedaagde sub 1] handelde. Als bij [eiser] desondanks sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken, is die onjuiste voorstelling aan hemzelf te wijten. In dat geval dient de dwaling op grond van artikel 6:228 lid 2 BW voor rekening van [eiser] te blijven. De overige vereisten voor dwaling (waaronder de dwalingsgronden uit artikel 6:228 lid 1 sub a en sub b BW) kunnen daarom onbesproken blijven.
4.13.
Op grond van het voorgaande zal de door [eiser] gevorderde vernietiging van de koopovereenkomst met [gedaagde sub 2] worden afgewezen. Ook de gevorderde terugbetaling van de koopsom zal, bij gebrek aan grondslag, worden afgewezen.
Geen grond voor schadevergoeding door [gedaagde sub 2]
4.14.
[eiser] stelt dat [gedaagde sub 2] de verzekeringspremies, motorrijtuigenbelasting en kosten voor het huren van een vervangende auto aan hem moet vergoeden. [eiser] baseert deze vorderingen allereerst op de ingeroepen vernietiging wegens dwaling. Nog los van het oordeel dat [eiser] geen rechtsgeldig beroep op dwaling toekomt, biedt een rechtsgeldig beroep op dwaling geen grondslag voor een vordering tot schadevergoeding (HR 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3765, ro. 3.5.2). Verder stelt [eiser] dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door te verzwijgen dat hij de auto in privé en niet namens [gedaagde sub 1] verkocht, wat [gedaagde sub 2] volgens [eiser] op grond van artikel 6:162 BW schadeplichtig maakt. Zoals ook al volgt uit hetgeen onder 4.6 en 4.12 is overwogen, had [eiser] kunnen en moeten begrijpen dat [gedaagde sub 2] in privé en niet namens [gedaagde sub 1] handelde. Van onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 2] is dan ook geen sprake.
4.15.
De kantonrechter merkt nog op dat [eiser] in het kader van de door hem gevorderde schadevergoeding geen beroep heeft gedaan op wanprestatie door [gedaagde sub 2] of ontbinding van de overeenkomst heeft gevorderd vanwege nonconformiteit. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [eiser] nog eens bevestigd dat in het kader van de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] alleen een beroep wordt gedaan op dwaling (en, naar de kantonrechter begrijpt, onrechtmatig handelen). De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de grondslagen van deze vorderingen aan te vullen. Bovendien geldt, ook als [eiser] wel een beroep had gedaan op wanprestatie dan wel de ontbinding van de overeenkomst had gevorderd, de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] zouden zijn afgewezen omdat het gestelde gebrek aan de auto niet is komen vast te staan (zie onder 4.8).
4.16.
Op grond van het voorgaande zal de door [eiser] gevorderde schadevergoeding door [gedaagde sub 2] worden afgewezen.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
De door [eiser] gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten zullen ook worden afgewezen, omdat deze samenhangen met de afwijzing van de vordering tot terugbetaling van de overeengekomen koopprijs en de afwijzing van de gevorderde schadevergoeding.
Proceskosten
4.18.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde sub 1] in de proceskosten moet worden veroordeeld, ook als niet is komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] contractpartij is bij de koopovereenkomst. Volgens [eiser] heeft [gedaagde sub 1] onrechtmatig gehandeld doordat zij met de gehanteerde verkoopconstructie de schijn heeft gewekt (althans door [gedaagde sub 2] heeft laten wekken) de verkoper te zijn. De kantonrechter gaat aan deze stellingen van [eiser] voorbij. Uit hetgeen onder 4.6 is overwogen, volgt dat voor [eiser] duidelijk had moeten zijn dat [gedaagde sub 1] niet de verkoper was. Van een gewekte schijn is dan ook geen sprake, nog los van de vraag of de door [eiser] gestelde schijn een onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] zou opleveren.
4.19.
[eiser] moet de proceskosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betalen, omdat [eiser] ongelijk heeft gekregen. De kosten van [gedaagde sub 1] worden tot aan de uitspraak van dit vonnis begroot op € 924,- (2 punten x tarief € 396,- en € 132,- aan nakosten). [gedaagde sub 2] heeft zonder gemachtigde geprocedeerd. Hij komt daarom slechts in aanmerking voor een bedrag aan reis- en verblijfkosten en noodzakelijke verletkosten (artikel 238 lid 1 Rv). Die kosten worden, gebaseerd op de aanwezigheid bij één zitting, begroot op € 50,-.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde sub 1] van € 924,-, te voldoen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde sub 2] van € 50,-;
5.4.
verklaart de veroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op
3 januari 2024