In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 27 maart 2024, worden twee beroepsprocedures van eiser behandeld. Eiser heeft, mede namens zijn moeder en broer, op 26 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op twee verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft op 14 februari 2023 alsnog op deze verzoeken beslist, waarbij enkele documenten volledig en andere gedeeltelijk openbaar zijn gemaakt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 22 augustus 2023 is er een besluit genomen op dit bezwaar, waartegen eiser opnieuw beroep heeft ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat er inmiddels een inhoudelijke beslissing is genomen op de Woo-verzoeken. Het beroep tegen het bestreden besluit van 22 augustus 2023 wordt als kennelijk ongegrond beschouwd. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is ingewilligd op basis van zijn financiële situatie.
De rechtbank overweegt verder dat de klachten van eiser over de handelwijze van verschillende instanties, waaronder het Zorg- en Veiligheidshuis, niet leiden tot een gegrond beroep. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn voor de behandeling van de bezwaar- en beroepsprocedure niet is overschreden en dat eiser geen recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk, terwijl het beroep tegen het besluit van 22 augustus 2023 ongegrond wordt verklaard.