ECLI:NL:RBMNE:2024:3341

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
23/3253
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor dakterras in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum voor het bouwen van een dakterras op een woning. Eisers, bewoners van een nabijgelegen woning, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening, omdat zij menen dat het college de motivering voor de vergunning niet deugdelijk heeft onderbouwd en onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. De rechtbank heeft de zaak op 15 januari 2024 behandeld en op 22 mei 2024 uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank stelt vast dat de term 'dakterras' niet gedefinieerd is in de relevante wetgeving, maar dat een redelijke uitleg inhoudt dat de inrichting van het dak bepalend is. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft meegewogen dat er in de omgeving al diverse dakterrassen zijn. Eisers hebben aangevoerd dat het dakterras hun privacy aantast en dat zij overlast ondervinden van geluid, licht en rook. De rechtbank oordeelt echter dat niet aannemelijk is geworden dat de belangen van eisers zodanig worden geschaad dat het college de vergunning niet had mogen verlenen.

De rechtbank wijst erop dat de afstand van het dakterras tot de erfgrens is vergroot en dat enige hinder in stedelijk gebied nu eenmaal te verwachten is. Bovendien is het vergunde dakterras in strijd met het bestemmingsplan vanwege de bouwdiepte, maar de rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vergunning te verlenen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3253

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. B. Benard),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum(het college), verweerder
(gemachtigden: mr. J.C. Bartelsman en mr. K. van Welzen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [woonplaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. Het college heeft met het besluit van 26 oktober 2022 (
het primaire besluit) aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een dakterras op het platte dak van de woning aan de [adres] (
de woning) in [woonplaats] .
2. Eisers wonen aan de [adres] in [woonplaats] . Zij hebben bezwaar gemaakt tegen het verlenen van de omgevingsvergunning. Het college heeft met het besluit van 30 maart 2023 het primaire besluit gewijzigd en een omgevingsvergunning verleend voor het bouwplan als gewijzigd op 10 maart 2023. Bij besluit van 1 juni 2023 (
het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
3. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 op zitting behandeld. Eisers waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder was aanwezig, samen met de mede-eigenaar van de woning, [A] .

Waar gaat deze zaak over?

4. Eisers zijn het niet eens met de vergunningverlening. Volgens eisers is de motivering van het college niet deugdelijk, omdat het college het begrip ‘dakterras’ verkeerd uitlegt. Zij vinden bovendien dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. Het dakterras maakt inbreuk op hun privacy en zij ondervinden overlast van geluid, licht en rook. Ten slotte stellen eisers dat het college zonder toelichting breekt met eerder gevoerd beleid.
5. Het college vindt dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven. Het college stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke motivering. Ook is volgens het college geen sprake van onevenredige aantasting van de privacy van eisers of van een onevenredige mate van overlast. Het college ontkent dat ooit sprake is geweest van relevant beleid op dit gebied.

Welke regels zijn op deze zaak van toepassing?

Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
8. Het gaat in deze zaak om een omgevingsvergunning voor bouwen [1] en voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan. [2] Het college kan een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan verlenen, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. [3] Een dakterras op een gebouw is één van die gevallen. [4]
9. Ten tijde van het bestreden besluit gold ter plaatse het bestemmingsplan Bosdrift 2013, vastgesteld op 15 mei 2013 (
het bestemmingsplan). Het vergunde dakterras is in strijd met het bestemmingsplan vanwege de bouwdiepte (twaalf meter in plaats van tien). [5]
10. Het college heeft bij zijn besluitvorming over een aanvraag zoals hier aan de orde beleidsruimte. Dat betekent dat het college de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of het college, na afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de omgevingsvergunning te verlenen.

Wat is het oordeel de rechtbank?

11. De rechtbank geeft eisers geen gelijk. De rechtbank vindt namelijk dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank legt dat hierna verder uit.
Is sprake van een motiveringsgebrek?
12. Eisers vinden dat de motivering dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening gebrekkig is, omdat deel van die motivering is dat in de omgeving al diverse dakterrassen zijn. Eisers bestrijden dat het om dakterrassen gaat en stellen dat voor de vraag of sprake is van een dakterras niet de inrichting, maar het gebruik bepalend is.
13. De rechtbank overweegt dat de term ‘dakterras’ niet is gedefinieerd in het Besluit omgevingsrecht of het bestemmingsplan. De rechtbank zoekt voor de betekenis van dat begrip daarom aansluiting bij wat in het normale spraakgebruik daaronder wordt verstaan. [6] In het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal wordt onder een dakterras verstaan: “plat dak van een gebouw, m.n. boven een lager deel ervan, dat ingericht is als zit- of loopplaats, m.n. met een balustrade”. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een redelijke uitleg van het begrip dakterras inhoudt dat de inrichting bepalend is voor de vraag of sprake is van een dakterras. Een dak dat toegankelijk, verhard en omheind is, moet als dakterras worden beschouwd. Hoe dat dakterras wordt gebruikt, is daarvoor niet doorslaggevend. Dit betekent dat het college mocht meewegen dat zich in de directe omgeving van het vergunde dakterras diverse dakterrassen bevinden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op dit punt geen sprake is van een motiveringsgebrek. [7]
Heeft het college in redelijkheid tot de gemaakte belangenafweging kunnen komen?
14. Eisers vinden dat het college hun belangen zwaarder had moeten laten wegen. Vanaf het dakterras hebben de gebruikers daarvan teveel zicht op de tuin van eisers. Ook ondervinden eisers onaanvaardbare overlast in hun woning in de vorm van geluid, licht en rook.
15. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het verlenen van de omgevingsvergunning de belangen van eisers zodanig aantast, dat het college die omgevingsvergunning daarom niet in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Om aan de zorgen van eisers tegemoet te komen, is in de uiteindelijke omgevingsvergunning na heroverweging de zijdelingse afstand van het dakterras tot de erfgrens van het perceel van eisers vergroot van één naar twee meter. Bij de achtergevel van de woning is deze afstand nog verder vergroot. De afstand tot de tuin van eisers is groter, omdat die tuin niet tot de erfgrens doorloopt. Dit alles beperkt het uitzicht op de tuin van eisers vanaf het dakterras. Het college mocht er bij het afwegen van de belangen van eisers bovendien rekening mee houden dat zij binnen de bebouwde kom in stedelijk gebied wonen en dat enige mate van aantasting van de privacy daar nu eenmaal bij hoort. [8] De rechtbank ziet wel in dat, door de ligging van het dakterras ter hoogte van de eerste verdieping van de woning van eisers, enige hinder in hun woning kan optreden. Dit betekent echter nog niet dat het college geen omgevingsvergunning voor het dakterras heeft mogen verlenen. Hierbij weegt ook mee dat het realiseren van een dakterras op zichzelf niet in strijd is met het bestemmingsplan. Een dakterras is ter plaatse namelijk toegestaan, maar het vergunde dakterras is twee meter dieper dan de maximale bouwdiepte. [9] Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college, gelet op deze beperkte afwijking en de ligging van de woningen binnen de bebouwde kom van Hilversum, mogen stellen dat eisers door het dakterras niet onevenredig in hun belangen worden geschaad. [10] Het college mocht in redelijkheid de belangen van vergunninghouder en de (toekomstige) gebruikers van het dakterras zwaarder laten wegen dan de belangen van eisers.
Is sprake van een breuk met eerder beleid?
16. Eisers hebben aangevoerd dat het college door het verlenen van de omgevingsvergunning breekt met in het verleden gevoerd beleid op het gebied van dakterrassen.
17. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat het verlenen van de omgevingsvergunning een breuk betekent met eerder gevoerd beleid. De rechtbank overweegt dat eisers hun stelling dat het college eerder ander beleid voerde niet hebben onderbouwd, anders dan door op de zitting te verwijzen naar een individueel voorbeeld uit 1990. Die onderbouwing kan, nog los van de vraag of daaruit van eerder gevoerd beleid kan blijken, in het licht van de goede procesorde niet voor het eerst op de zitting naar voren wordt gebracht. [11] Andere partijen zijn hierdoor overvallen en hebben zich hierop niet kunnen voorbereiden. De rechtbank heeft dit voorbeeld dan ook niet in haar beoordeling betrokken.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ourahma, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
3.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Wabo.
4.Artikel 4, aanhef en lid 4, van bijlage II, van het Besluit omgevingsrecht.
5.Artikel 5.2, aanhef en eerste lid onder c, van het bestemmingsplan.
6.Zie bv. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (
7.Artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
8.Zie bv. de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:708.
9.Artikel 5.2, aanhef en eerste lid onder c, van het bestemmingsplan.
10.Zie bv. de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:219.
11.Zie bv. de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:728.