ECLI:NL:RBMNE:2024:3335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
16-069527-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen, veroordeling voor valsheid in geschrift, witwassen en hypotheekfraude

Op 29 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen, valsheid in geschrift en hypotheekfraude. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het witwassen van bijna € 500.000,- omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de criminele herkomst van het geld heeft willen verbergen. Wel werd de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift en het gebruikmaken van valse facturen, alsook voor witwassen en hypotheekfraude. De verdachte en zijn medeverdachte hebben jarenlang inkomsten genoten zonder legale werkzaamheden, wat leidde tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat de feiten ernstige strafbare feiten zijn die de integriteit van het financiële verkeer aantasten. De rechtbank heeft ook de woning van de verdachte verbeurd verklaard en een geldbedrag van € 499.850,- onttrokken aan het verkeer, omdat dit vermoedelijk afkomstig was uit misdrijf. De benadeelde partij, ABN AMRO Bank N.V., heeft een schadevergoeding toegewezen gekregen van € 2.000,- voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16-069527-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 april 2024 en 15 mei 2024. Op laatstgenoemde datum is alleen het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. G.I. Roos en mr. V.C. van der Velde, beiden advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de pro forma zitting van 17 augustus 2022 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:

1 op 15 februari 2022 te Almere samen met een ander ongeveer 530.000 euro heeft witgewassen;

2 in de periode van 3 februari 2020 tot en met 8 september 2021 te Almere samen met een ander opzettelijk facturen van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] B.V. valselijk heeft opgemaakt en/of gebruikt;

3 in de periode van 1 februari 2016 tot en met 29 december 2021 te Almere samen met een ander verschillende geldbedragen overgemaakt door [onderneming 1] BV, [onderneming 2] , [onderneming 3] B.V., [onderneming 4] B.V, [onderneming 5] B.V., [onderneming 6] B.V., [onderneming 8] B.V. en/of [onderneming 9] heeft witgewassen;

4 in de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 februari 2022 te Almere samen met een ander opzettelijk een hypotheekaanvraagformulier en/of de daarbij horende bijlagen valselijk heeft opgemaakt en/of gebruikt;

5 in de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 februari 2022 te [woonplaats] samen met een ander geldbedragen en/of een woning gelegen aan [adres] heeft witgewassen door deze over te dragen, om te zetten of hiervan gebruikt te maken.

3.VOORVRAGEN

Geldigheid van de dagvaarding
3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de tenlastelegging voor zover deze ziet op feit 3 onvoldoende duidelijk, feitelijk en begrijpelijk is, en daarom nietig is.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op nietigheid van de tenlastelegging tardief is gevoerd. Voorts acht de officier van justitie het onder 3 tenlastegelegde voldoende duidelijk. Verdachte is immers specifiek bevraagd door de politie over de bedrijven op de tenlastelegging.
3.2.1
Het oordeel van de rechtbankVan een tardief verweer is geen sprake, zodat de rechtbank toekomt aan een beoordeling van het verweer.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging voldoende duidelijk, feitelijk en begrijpelijk is, zeker in combinatie met de informatie in het dossier. Tijdens de behandeling ter terechtzitting is dan ook niet gebleken dat het voor verdachte onduidelijk was waartegen hij zich moest verdedigen of dat de verdediging anderszins niet op adequate wijze kon worden gevoerd. De dagvaarding is derhalve geldig.
Daarnaast is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover dit ziet op het geldbedrag dat is aangetroffen in de kledingkast. Voor het overige heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding – waar gaat deze zaak over?
Naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem-melding en informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) is een onderzoek gestart naar verdachte. Op grond van deze informatie tis de verdenking dat verdachte en zijn partner, medeverdachte [medeverdachte] , zich bezighouden met (grootschalige) hennepkweek en -handel. Verdachte en medeverdachte worden geobserveerd en hun woning wordt doorzocht. Van hennepkweek en -handel is daarbij niet gebleken. Wel is tijdens de doorzoeking een grote som contant geld aangetroffen, waarvan het grootste deel (€ 499.850,-) in een verborgen ruimte in de kledingkast in de kamer van de zoon van verdachte. Naar aanleiding hiervan bestaat het vermoeden dat verdachten zich schuldig maken aan witwassen en wordt een financieel onderzoek ingesteld naar de inkomsten en uitgaven van verdachte en medeverdachte. Uit dat onderzoek zou blijken dat het bedrijf van verdachte, [bedrijf 1] een lege huls is. Vanuit dit bedrijf zouden facturen zijn verstuurd waar geen werkzaamheden tegenover hebben gestaan. Op die wordt het bedrijf, ingezet voor het genereren van inkomsten op basis van valse facturen. Bovendien zoude huidige woning van verdachte zijn gefinancierd door middel van een hypothecaire lening, die is verstrekt op basis van valselijk opgemaakte jaarstukken.
4.3.2
Beoordelingskader witwassen
Aangezien verdachte onder de feiten 1, 3 en 5 wordt verdacht van witwassen, zal de rechtbank eerst stilstaan bij het beoordelingskader daarvan. In de wettelijke bepaling die witwassen strafbaar stelt (art. 420bis, lid 1 Sr), staat dat (onder andere) vereist is dat het voorwerp (zoals bijvoorbeeld een geldbedrag) “afkomstig is uit enig misdrijf”. Voor een bewezenverklaring hiervan is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dit betekent dus dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. Wel is voor een veroordeling ter zaken van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf.
Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, toch bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is.
Als door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan dan dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit volgt dat het voorwerp niet van enig misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte een dergelijke verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als zo een verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
4.3.3
Vrijspraak feit 1
De officier van justitie heeft aangevoerd dat een witwasvermoeden bestaat in verband met het grote contante geldbedrag dat in de woning van verdachte is aangetroffen en dat verdachte daartegenover geen uitleg over de herkomst van het geldbedrag heeft gegeven. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte samen de vindplaats van het geld dat is aangetroffen in de kledingkast in de woning van verdachte hebben verborgen, terwijl zij wisten dat het geld van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank komt tot een andere conclusie en overweegt als volgt.
Redengevende feiten
In een kledingkast die op de slaapkamer van de zoon van verdachte stond, is een contant bedrag van € 499.850,- aangetroffen. De biljetten waren in sealbags verpakt en in een verborgen ruimte in de kast opgeborgen. Uit onderzoek blijkt dat noch verdachte, noch medeverdachte een dergelijk geldbedrag uit legale bron heeft kunnen verkrijgen. Verdachte heeft in een laat stadium verklaard dat hij het geld van iemand heeft gekregen om onder zich te houden.
Witwasvermoeden en onvoldoende weerlegging daarvan
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat er sprake is van een witwasvermoeden. Het voorhanden hebben van dergelijke grote contante geldsommen door privé personen is hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd. Bovendien zijn grote contante bedragen vrij gebruikelijk in het criminele circuit. Vaststaat dat verdachte en medeverdachte niet zelf op legale wijze zoveel geld hebben kunnen verdienen of anderszins verkrijgen. Verdachte heeft zich tot aan de inhoudelijke behandeling van de strafzaak steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Pas ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het geld voor iemand moest bewaren, terwijl hij niet wist waarom hij het geld moest bewaren en voor hoelang. De vraag van de rechtbank voor wie verdachte het geld zou hebben bewaard, heeft hij onbeantwoord gelaten, naar eigen zeggen omdat het te gevaarlijk voor hem zou zijn om te antwoorden. Ook dit antwoord duidt erop dat het geld geen legale herkomst heeft. Verdachte heeft het geld naar eigen zeggen geseald en in een verborgen ruimte in de kledingkast van zijn zoon gestopt. Tot op heden heeft niemand het geld opgeëist, terwijl het om een grote som gaat. Het voorgaande maakt dat het vermoeden dat de geldsom van misdrijf afkomstig is, door verdachte onvoldoende (verifieerbaar) is weerlegd.
Verbergen of verhullen
Toch is het voorgaande niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank overweegt dat onder voornoemde omstandigheden wellicht sprake zou kunnen zijn van het
voorhanden hebbenvan een van misdrijf afkomstig voorwerp, zoals bepaald in artikel 420bis lid 1 onder b Sr. Echter, de tenlastelegging is toegesneden op artikel 420bis lid 1 onder a Sr. Aan verdachte wordt namelijk ten laste gelegd dat hij de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing van het geldbedrag heeft
verborgen of verhuld, dan wel dat hij heeft verborgen of verhuld wie het voorhanden had of wie de rechthebbende was. Van deze tenlastelegging dient de rechtbank in deze strafzaak uit te gaan.
Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het enkele verstoppen van contant geld nog niet maakt dat sprake is van verbergen of verhullen in de zin van artikel 420bis lid 1 onder a Sr. [1] Dit gaat ook op voor het geval het geld op een ongebruikelijke plaats is verborgen. Vereist is dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Vaak zal het gaan om een reeks van handelingen, die tezamen een geval van witwassen opleveren. Dit betekent dat voor het bewijs van het verbergen of verhullen vaak naar meer handelingen (transacties) in het witwastraject zal moeten worden gekeken. Uit alle stappen tezamen moet duidelijk worden dat er (zonder redelijke economische grond) op een ondoorzichtige wijze met geld is geschoven op een manier die geschikt is om het traject van het geld aan de waarneming te onttrekken. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak niet méér kan worden vastgesteld dan dat op een ongebruikelijke plaats in een bij verdachte in gebruik zijnde woning een grote hoeveelheid geld verpakt in sealbags is aangetroffen. Daarmee is echter niet gezegd dat verdachte ook de criminele herkomst van het geld heeft (willen) verbergen, zodat geen sprake is van verbergen of verhullen in de zin van artikel 420bis lid 1 onder a Sr. De rechtbank acht gelet op het voorgaande het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.4
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht (deels) bewezen dat verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierna onder rubriek 5 omschreven, op grond van de daarvoor redengevende feiten en omstandigheden uit de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage II aan dit vonnis zijn gehecht.
4.3.5
Bewijsoverwegingen
Bewijsoverweging feit 2 – facturen [onderneming 1] B.V.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat een aantal facturen is verstuurd op naam van [bedrijf 1] , de eenmanszaak van verdachte, en dat deze facturen volledig zijn betaald door [onderneming 1] B.V.. De verdediging heeft betoogd dat de facturen niet vals zijn omdat verdachte wel degelijk de op de facturen vermelde werkzaamheden heeft uitgevoerd. Verdachte heeft op basis van een onder-aanneemovereenkomst gewerkt.
De vraag die de rechtbank in dit verband dient te beantwoorden is of verdachte de facturen die naar [onderneming 1] zijn gestuurd valselijk heeft opgemaakt en gebruikt. Concreet: of verdachte de werkzaamheden die op de facturen staan vermeld daadwerkelijk heeft uitgevoerd of niet. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] verklaren dat zij verdachte en zijn [bedrijf 1] niet kennen. Dit terwijl zij werkzaam zijn binnen [onderneming 1] (ook wel bekend onder de handelsnaam [handelsnaam] ) als respectievelijk werkvoorbereider, hoofduitvoerder en deeluitvoerder en in die hoedanigheid veel op de werkvloer aanwezig zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat als verdachte op de projecten had gewerkt, ten minste een van deze getuigen hem of de naam van zijn bedrijf zou hebben gekend. Nu dit niet het geval is, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte niet aan de projecten heeft gewerkt, ook al omdat verdachte op geen enkele manier heeft onderbouwd dat dat (op verzoek van [A] ) wel het geval zou zijn geweest. Van het project [project] is bovendien duidelijk geworden dat verdachte niet op de bouwplaats is geregistreerd. Zonder toegangspas en registratie had hij geen toegang kunnen krijgen tot de bouwplaats. Dat verdachte op dit project werkzaam is geweest, is daarom niet geloofwaardig. Daar komt bij dat uit de bakengegevens van de auto van verdachte blijkt dat het voertuig van verdachte in de periode waarin de op de facturen van 7 juni 2021, 16 juli 2021, 10 augustus 2021 en 8 september 2021 genoemde werkzaamheden zouden zijn verricht, niet op of bij de locaties van de projecten is geweest.
Verdachte heeft hiervoor een verklaring gegeven, namelijk dat hij, in opdracht van [A] , vanuit zijn huis voorbereidende werkzaamheden en controlewerkzaamheden voor deze projecten heeft verricht. De rechtbank acht het echter zeer onwaarschijnlijk dat verdachte dergelijke werkzaamheden heeft kunnen uitvoeren zonder ook maar één keer op de locatie te zijn geweest. Werkzaamheden op bouwprojecten, ook als deze zien op voorbereiding en controle, zijn bij uitstek ongeschikt om thuis uit te voeren. Aanwezigheid op de locatie is vereist om bijvoorbeeld de plaats op te nemen, metingen te verrichten en de aldaar verrichte werkzaamheden te zien en controleren. De rechtbank acht de verklaring van verdachte mede ongeloofwaardig omdat deze globaal is gebleven en hij desgevraagd weinig specifieks heeft kunnen vertellen over de manier waarop hij zijn werkzaamheden thuis zou hebben uitgevoerd. Voor zover hij wel heeft verklaard, wat er vooral op neer komt dat hij vele duizenden euro’s zou hebben gefactureerd voor het vanachter zijn bureau controleren van bonnetjes aan de hand van bouwtekeningen, acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte alle gelegenheid heeft gehad een verklaring af te leggen, maar hij er zonder duidelijke reden voor heeft gekozen pas ter terechtzitting zijn - globaal gebleven - verhaal te doen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de werkzaamheden die op de factuur van 3 februari 2020 staan vermeld, project [project] , niet heeft uitgevoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij de werkzaamheden zelf heeft verricht en het dossier bevat geen bewijs voor het tegendeel. Dit leidt tot partiële vrijspraak van dit feit. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de werkzaamheden op de overige facturen niet heeft uitgevoerd. Van een onder-aanneemovereenkomst, waarbij een ander in opdracht van verdachte werkzaamheden zou hebben verricht, is niets gebleken. De facturen zijn desondanks wel opgemaakt en verstuurd naar [onderneming 1] c.q. [handelsnaam] en bovendien ook betaald.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] een verregaande bemoeienis had met de administratie en de facturering van [bedrijf 1] . Er is vastgesteld dat facturen gericht aan diverse zakenrelaties ( [onderneming 5] , [onderneming 2] ) zijn verzonden via het e-mailadres van de medeverdachte, waarover zij heeft verklaard dat zij de enige is die van dat e-mailadres gebruik maakt. Ook staat in de ondertekening van zakelijke e-mailcorrespondentie met [onderneming 5] , welke correspondentie met het e-mailadres van de medeverdachte is gevoerd, naast het e-mailadres van verdachte ook het emailadres van medeverdachte vermeld. Verder is het handschrift van de medeverdachte herkend in de administratie van [bedrijf 1] . Op grond van al deze omstandigheden wordt duidelijk dat verdachte en medeverdachte beiden toegang hadden tot de administratie en correspondentie van [bedrijf 1] en ook beiden namens het bedrijf e-mails ontvingen en verstuurden.
Verder blijkt uit chats tussen de medeverdachte en [B] , bestuurder van [onderneming 10] B.V., waaronder [onderneming 1] B.V. en [onderneming 6] B.V., dat medeverdachte op verzoek van verdachte facturen aan [B] heeft verstuurd. De medeverdachte heeft bij de politie ook verklaard dat als verdachte haar vroeg om een factuur op te maken, zij dit vervolgens ook deed.
Voor de samenwerking bij de strafbare feiten vindt de rechtbank ook ondersteuning in het geregistreerde gesprek in het cellencomplex, waarin medeverdachte tegen een politie-informant onder andere zegt dat ‘wij’ altijd zo voorzichtig zijn geweest, dat iemand een tip moet hebben gegeven en dat zij weet of zij een probleem heeft als ze weet bij wie ‘ze’ (de rechtbank begrijpt: de politie) binnen zijn geweest.
Hoewel ten aanzien van de valselijk opgemaakte facturen niet is vastgelegd of deze al dan niet via het e-mailadres van de medeverdachte zijn verzonden, volgt uit genoemde omstandigheden, tezamen met het gegeven dat deze facturen zijn aangetroffen in de laptop van de medeverdachte, dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte.
Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Bewijsoverweging feit 3 – witwassen inkomsten facturen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er in de tenlastegelegde periode facturen zijn verstuurd op naam van [bedrijf 1] , de eenmanszaak van verdachte, gericht aan verschillende bouwbedrijven, en dat al deze facturen volledig zijn betaald.
De verdediging heeft betoogd dat niet duidelijk is wat het gronddelict is, en dus niet duidelijk is dat de inkomsten uit de facturen uit een misdrijf afkomstig zijn. Niet is gebleken dat verdachte zich bezighield met de handel in en het vervaardigen van verdovende middelen of andere strafbare gedragingen. De bedragen zijn betaald door legale bedrijven in de bouw en geen van deze bedrijven of betrokkenen zijn als verdachte aangemerkt, waardoor een witwasvermoeden niet kan worden aangenomen. Daarnaast heeft de verdediging betwist dat sprake is van vals opgemaakte facturen, omdat verdachte wel degelijk werkzaamheden heeft uitgevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet van een rechtstreeks verband tussen de betalingen die aan het bedrijf van verdachte zijn verricht en een specifiek misdrijf. De vragen die de rechtbank daarom dient te beantwoorden, die voortvloeien uit het beoordelingskader genoemd onder 4.3.2, zijn: (1) is er sprake van een witwasvermoeden en zo ja, (2) heeft verdachte een concrete, verifieerbare, niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring afgelegd dat de geldbedragen die op grond van de facturen zijn ontvangen niet uit misdrijf afkomstig zijn.
(1) Witwasvermoeden
Afkomstig uit enig misdrijf
Voor een bewezenverklaring van witwassen van de ontvangen geldbedragen, is van belang te bepalen of het geld dat is uitbetaald aan [bedrijf 1] van misdrijf afkomstig is. Die conclusie kan niet uitsluitend worden gestoeld op de vaststelling dat sprake is van valse facturen. Immers, dat een factuur vals is, zegt nog niets over de herkomst van het geld. De rechtbank merkt hierbij op dat ook voor dit feit de tenlastelegging is toegesneden op artikel 420bis lid 1 onder a Sr, zodat het voorhanden hebben van ‘crimineel geld’ (geld ontvangen op basis van valse facturen) niet voldoende is voor een bewezenverklaring.
Het gebruikmaken van valse facturen is doorgaans een manier om crimineel verkregen geld te legaliseren en dus een middel voor witwassen. Zo begrijpt de rechtbank dan ook de tenlastelegging. Dit kan een op algemene ervaringsregels gebaseerd vermoeden opleveren van witwassen. Maar dit vermoeden moet vervolgens in concreto worden bevestigd door andere, specifieke omstandigheden die zien op de herkomst van het geld. De rechtbank zal dan ook – om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van witwassen – niet alleen moeten vaststellen dat sprake is van valse facturen, maar ook dat sprake is van bijkomende omstandigheden, waardoor het niet anders kan dan dat de geldstroom achter de ondernemingen die de facturen aan [bedrijf 1] hebben betaald, afkomstig is van enig misdrijf. Daarbij is niet vereist dat wordt vastgesteld welk specifiek misdrijf hieraan ten grondslag ligt.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank op basis van het procesdossier niet vaststellen dat de geldstromen achter de ondernemingen [onderneming 2] , [onderneming 5] , [onderneming 4] , [onderneming 9] en [onderneming 8] afkomstig zijn van enig misdrijf. Van een [A] deel van deze facturen kan worden vastgesteld dat ze vals zijn omdat, mede gelet op de bakengegevens en verklaringen van getuigen, blijkt dat de werkzaamheden niet zijn verricht door verdachte. Maar van bijkomende, specifieke omstandigheden, waaruit blijkt dat het niet anders kan dan dat deze geldstromen uit misdrijf afkomstig zijn, is niet gebleken. Er is namelijk onvoldoende bekend over deze ondernemingen en de aard van de geldstromen. Of het betalen van de facturen van [bedrijf 1] het verhullen van een bepaalde (criminele) geldstroom tot doel had, kan dus niet worden vastgesteld. De rechtbank zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Dit is anders voor de inkomsten uit facturen naar [onderneming 1] en [onderneming 6] . De rechtbank licht dat als volgt toe.
Valse facturen
[onderneming 1]
De rechtbank heeft hiervoor onder feit 2 overwogen dat verdachte geen werkzaamheden heeft verricht terwijl er wel facturen zijn verstuurd naar en zijn betaald door [onderneming 1] c.q. [handelsnaam] . Geen enkele werknemer, afgezien van getuige [getuige 6] , kent verdachte of [bedrijf 1] . Getuige [getuige 6] kent [bedrijf 1] enkel van de facturen. Ook de werkzaamheden op de facturen met datum 16 juli 2019, 15 oktober 2019 en 9 december 2019 heeft verdachte niet uitgevoerd. Getuige [getuige 1] kent deze projecten, maar hij heeft verklaard verdachte en [bedrijf 1] niet te kennen.
[onderneming 6]Voor wat betreft [onderneming 6] gaat het om facturen in de periode van 13 augustus 2018 tot en met 24 juni 2021. Onder andere getuigen [getuige 4] en [getuige 5] zijn gehoord, en zij hebben beiden verklaard dat zij [bedrijf 1] en verdachte niet kennen. Getuige [getuige 5] heeft bovendien verklaard dat hij facturen van [bedrijf 1] heeft gezien met daarop projecten genoteerd die financieel al waren afgerond, en dat verdachte niet op zijn projecten heeft gewerkt. [getuige 4] heeft daarnaast verklaard dat hij facturen van [bedrijf 1] heeft afgekeurd omdat hij het bedrijf van verdachte niet kende.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte de werkzaamheden (op de hierna te noemen facturen) niet heeft verricht en dus dat er sprake is van valselijk opgemaakte facturen, op basis waarvan geldbedragen zijn betaald aan [bedrijf 1] . Het vermoeden dat deze facturen zijn gebruikt voor witwasdoeleinden, blijkt daarnaast uit de volgende specifieke omstandigheden.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat [A] en [B] betrokken zijn als bestuurders bij [onderneming 10] B.V., waaronder [onderneming 1] en [onderneming 6] . [A] is de feitelijk eigenaar van [onderneming 10] B.V. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat zij zich mogelijk bezig houden met zwaardere criminaliteit op het gebied van de Opiumwet. De rechtbank overweegt dat [A] is gehoord door de politie en heeft aangegeven dat verdachte werkzaamheden heeft uitgevoerd op zijn erf.
Het is dan ook opmerkelijk dat zowel getuige [getuige 6] ( [onderneming 1] ) als getuige [getuige 5] ( [onderneming 6] ) facturen hebben tegengehouden en hebben voorgelegd aan [A] dan wel [B] . Op het moment dat [A] en/of [B] bevestigden dat de facturen goed waren, werden ze alsnog uitbetaald. Werknemers constateerden dat er iets aan de facturen mankeerde omdat zij de debiteur, [bedrijf 1] , niet kenden, maar op het moment dat [A] of [B] bevestigde dat de facturen dienden te worden betaald, werden de facturen alsnog goedgekeurd. Hieruit volgt dat [A] en/of [B] achter de geldstroom zitten waarmee [bedrijf 1] werd uitbetaald. [A] heeft verklaard dat hij verdachte kende van werkzaamheden op zijn erf. Hij heeft daarbij dus niet aangegeven dat verdachte klussen voor zijn bedrijven heeft verricht. [B] stelt in zijn getuigenverklaring dat hij geen idee heeft over [bedrijf 1] en verdachte kent van vroeger. Hij zou geen relatie hebben met [bedrijf 1] en/of [verdachte] . Kortom, [bedrijf 1] was onbekend voor de betrokken werknemers, [A] heeft desgevraagd niet aangegeven dat verdachte klussen voor zijn bedrijven heeft verricht en [B] stelt ook van niets te weten, terwijl [A] en [B] wel betalingen hebben goedgekeurd.
Naast bovenstaande omstandigheden blijkt uit de jaarstukken dat [bedrijf 1] voor een groot deel een papieren bedrijf betreft, zonder activa en met inkomsten gebaseerd op valse facturen. De aangetroffen gereedschappen in de schuur van verdachte zijn grotendeels ongebruikt. [bedrijf 1] lijkt daarom te zijn gebruikt voor het uitsturen van valse facturen, om daarmee criminele geldstromen te verhullen. Daar komt bij dat in de woning van verdachte veel contant geld is aangetroffen, in totaal € 534.290,-. Dergelijke contante bedragen gaan doorgaans om in het criminele circuit. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte op enige wijze deel uitmaakt van dit circuit.
Op grond van al het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat de geldbedragen in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn. Dat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
(2) Verklaring verdachteDe rechtbank is van oordeel dat de verklaring die verdachte heeft gegeven niet kan worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring. Allereerst merkt de rechtbank op dat verdachte pas ter terechtzitting een verklaring heeft afgelegd, terwijl hij daartoe eerder meermalen de gelegenheid heeft gehad en die niet heeft benut. Daarnaast vindt de verklaring van verdachte geen steun in het dossier. De stelling dat hij wel werkzaamheden heeft uitgevoerd is reeds zorgvuldig geverifieerd door onderzoek van het openbaar ministerie: getuigen zijn gehoord en verdachte is voor langere periode geobserveerd door middel van onder meer bakens. Daarbij is niet gebleken van in dit verband relevante werkzaamheden. De verklaring van verdachte neemt het vermoeden van witwassen dus niet weg. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het de laste gelegde voorwerpen (de ontvangen geldsommen) onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
MedeplegenDe rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander, namelijk zijn partner (de medeverdachte), heeft gepleegd. De rechtbank verwijst naar hetgeen daarover onder feit 2 is overwogen. Verdachte en zijn partner hebben beiden verhullingshandelingen verricht door de facturen te versturen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde, zoals onder rubriek 5 opgenomen.
Bedragen en periode
In de tenlastelegging wordt ten aanzien van [onderneming 1] uitgegaan van witwassen van een totaalbedrag van € 73.229,00 in de periode van 16 augustus 2019 tot en met 15 oktober 2021. De rechtbank sluit zich hierbij aan, met dien verstande dat het bedrag wordt verminderd met € 7.200,00. Dat is het bedrag van de factuur met nummer 2020003, waarvoor verdachte onder feit 2 partieel is vrijgesproken.
In de tenlastelegging wordt ten aanzien van [onderneming 6] uitgegaan van witwassen van een totaalbedrag van € 61.919,00 in de periode van 13 augustus 2018 tot en met 24 juni 2021. De rechtbank stelt vast dat het dossier onder meer betalingsdata noemt van 13 augustus 2018 (€ 4.300,00), nog een keer 13 augustus 2018 (€ 2.100,00) en 19 juli 2019 (€ 8.000,00). De rechtbank constateert dat de getuigen [getuige 5] en [getuige 4] pas vanaf april/juni 2020 werkzaam waren bij [onderneming 6] en dus niet kunnen verklaren over deze periode. Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat de facturen niet voldoen aan de vereisten (geen werkbeschrijving en inkooporders), maar die vereisten golden pas vanaf oktober 2021. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bewezenverklaarde periode korter is dan tenlastegelegd en de bedragen kleiner dan tenlastegelegd. De bewezenverklaarde periode start op 19 juni 2020 (betalingsdatum van factuur 2020009) en het bewezenverklaarde bedrag wordt verminderd met (4.300 + 2.100 + 8.000 = ) € 14.400,00.
Bewijsoverweging feit 4 – hypotheekfraude
De verdediging heeft betoogd dat de jaarstukken die aan de hypotheekaanvraag ten grondslag liggen niet gebaseerd zijn op inkomsten uit valse facturen.
De rechtbank oordeelt anders en overweegt hiertoe als volgt. De rechtbank heeft hiervoor onder de feiten 2 en 3 overwogen dat verdachte de werkzaamheden op de facturen die zijn gestuurd naar en betaald door [onderneming 1] en [onderneming 6] niet heeft uitgevoerd. Daaruit volgt dat sprake is van spookfacturen, op basis waarvan verdachte inkomsten heeft gegenereerd. De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat verdachte bij de hypotheekaanvraag voor de woning aan [adres] te [woonplaats] jaarstukken heeft overgelegd van de jaren 2018 en 2019. Die jaarstukken zijn grotendeels gebaseerd op opbrengsten verkregen uit voornoemde valse facturen. Bij het indienen van de hypotheekaanvraag heeft verdachte aangegeven dat hij de informatie naar waarheid heeft ingevuld en bijgevoegd. Door jaarstukken te overleggen die zijn opgemaakt op basis van valse facturen heeft verdachte de hypotheekaanvraag gestaafd met valse informatie. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht de periode waarin dit feit heeft plaatsgevonden bewezen vanaf het moment dat de hypotheekaanvraag is gedaan en de hypotheekverstrekker de aanvraag heeft ontvangen, namelijk op 24 maart 2020.
Medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 4 in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft begaan. De rechtbank zal daarom verdachte voor dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Bewijsoverweging feit 5 – witwassen hypothecaire lening en woning
De verdediging heeft betoogd dat gelet op de vrijspraak die onder feit 4 is bepleit, dit feit niet als gronddelict kan worden aangemerkt. De hypothecaire lening en de woning aan [adres] kunnen geen voorwerpen van witwassen zijn. De rechtbank ziet dit anders en overweegt als volgt.
Verdachte heeft de hypothecaire lening omgezet in de woning aan [adres] te [woonplaats] en van die woning gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat hij de lening en de woning heeft verkregen door valse jaarstukken te overleggen aan de hypotheekverstrekker. De lening was dus afkomstig van eigen misdrijf, en verdachte was hiervan op de hoogte. Door aldus te handelen heeft verdachte beoogd criminele opbrengsten veilig te stellen. De rechtbank acht de periode waarin dit heeft plaatsgevonden bewezen vanaf het moment dat verdachte de beschikking heeft gekregen over het geld en de woning, namelijk op 14 mei 2020: het moment van het passeren van de hypotheekakte en de akte van levering.
Medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 5 in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft begaan. De rechtbank zal daarom verdachte voor dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

2

in de periode van 14 maart 2020 tot en met 8 september 2021 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten facturen, waaronder

- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 14 maart 2020 met factuurnummer 2020006 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van juni 2020 met factuurnummer 2020011 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van september 2020 met factuurnummer 2020014 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 23 december met factuurnummer 2020018 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 7 juni 2021 met factuurnummer 2021008 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 18 juli 2021 met factuurnummer 2021010 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 10 augustus 2021 met factuurnummer 2021012 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 8 september 2021 met factuurnummer 2021013
valselijk heeft opgemaakt door op die geschriften in strijd met de waarheid te vermelden en op te nemen dat de op die facturen vermelde werkzaamheden verricht zijn en beschreven diensten zijn geleverd op de wijze als omschreven in de facturen, terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en diensten niet zijn verricht, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
in de periode van 14 maart 2020 tot en met 8 september 2021 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van valse geschriften, te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 14 maart 2020 met factuurnummer 2020006 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van juni 2020 met factuurnummer 2020011 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van september 2020 met factuurnummer 2020014 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 23 december met factuurnummer 2020018 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 7 juni 2021 met factuurnummer 2021008 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 18 juli 2021 met factuurnummer 2021010 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 10 augustus 2021 met factuurnummer 2021012 en
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 8 september 2021 met factuurnummer 2021013

als waren deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid erin dat, in strijd met de waarheid, op die geschriften staat vermeld en opgenomen dat de op die facturen vermelde werkzaamheden verricht zijn en beschreven diensten zijn geleverd op de wijze als omschreven in de facturen, terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en diensten niet zijn verricht en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,

- die facturen heeft/hebben ingediend bij [onderneming 1] BV
- op basis van die facturen betalingen heeft/hebben laten verrichten;

3

in de periode van 16 augustus 2019 tot en met 15 oktober 2021, te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, één of meer voorwerp(en), te weten

- een geldbedrag ter hoogte van € 66.029,00 (overgemaakt door [onderneming 1] BV in de periode van 16 augustus 2019 tot en met 15 oktober 2021) en
- een geldbedrag ter hoogte van € 47.519,00 (overgemaakt door [onderneming 6] BV in de periode van 19 juni 2020 tot en met 24 juni 2021), telkens de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen, te weten voornoemde geldbedragen, was,terwijl zij wisten, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;

4

in de periode van 24 maart 2020 tot en met 15 februari 2022 te [woonplaats] , althans in Nederland, (telkens) geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een hypotheekaanvraagformulier en de daarbij horende bijlagen/documenten valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken bestaande die valsheid uit onjuiste opgave inkomstengegevens en/ofjaarrekeningen aan de bank ter financiering en verkrijging van een hypothecaire lening met betrekking tot de woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] ;
en
in de periode van 24 maart 2020 tot en met 15 februari 2022 te [woonplaats] , meermalen opzettelijk geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een hypotheekaanvraagformulier en de daarbij horende bijlagen/documenten als waren deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid erin dat, in strijd met de waarheid, op die geschriften staat vermeld en opgenomen een onjuiste opgave van inkomstengegevens en jaarrekeningen aan de bank ter financiering en verkrijging van een hypothecaire lening met betrekking tot de woninggelegen aan [adres] te [woonplaats] en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte,
- dat hypotheekaanvraagformulier en de daarbij horende bijlagen/documenten heeft ingediend of laten indienen bij de banken
- op basis waarvan die bank een of meer hypothecaire leningen heeft verstrekt;

5

in de periode van 14 mei 2020 tot en met 15 februari 2022 te [woonplaats] (van) onderstaande voorwerpen, heeft omgezet en gebruik gemaakt, te weten

- geldbedragen van 420.000 euro en 105.861 euro (hypothecaire leningen [adres] ), en
- een woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] ,

terwijl hij verdachte wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
onder 2
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
onder 3
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
onder 4
valsheid in geschrift,en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
onder 5
witwassen, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij enige oplegging van straf rekening dient te worden gehouden met de redelijke termijn die is geschonden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opmaken en gebruikmaken van valse facturen, witwassen en hypotheekfraude. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Verdachte en medeverdachte hebben jarenlang inkomsten genoten waar geen legale werkzaamheden tegenover stonden. Valsheid in geschrift wordt vaak ingezet om criminele geldstromen te legaliseren en zo in het normale economische verkeer te kunnen gebruiken. Door jaarstukken te overleggen die zijn gebaseerd op inkomsten uit valse facturen heeft verdachte afbreuk gedaan aan de belangrijke bewijsfunctie van de stukken en heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen van de hypotheekverstrekker. Deze is immers afhankelijk van de juistheid van de overgelegde stukken bij beoordeling van de kredietwaardigheid van de aanvrager. Witwassen vormt een ernstige bedreiging voor het legale handelsverkeer en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] jarenlang geprofiteerd van hun geraffineerde constructie om gemakkelijk op illegale wijze geld te verdienen en een luxe bestaan te leiden. In de woorden van de medeverdachte: zij hebben er leuke dingen van gedaan. De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 mei 2022 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De reclassering heeft op 28 februari 2022 een advies uitgebracht. Daaruit blijkt dat verdachte niet heeft willen verklaren over zijn persoonlijke omstandigheden (werk, dagbesteding, sociale contacten en zijn financiële situatie), waardoor de reclassering geen advies heeft kunnen uitbrengen. De rechtbank kan hier evenmin rekening mee houden. Wat wel duidelijk is geworden uit het rapport, is dat verdachte samen met zijn huidige partner (en tevens medeverdachte) een zoon heeft, en dat hij ook nog een zoon heeft uit een andere relatie, die op afgesproken tijden ook bij verdachte woont.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft geconstateerd dat deze termijn enigszins is overschreden (de eerste daad van vervolging is van 15 februari 2022), zonder dat deze overschrijding volledig te wijten is aan verdachte. De overschrijding van de termijn is deels gelegen aan het horen van getuigen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad leidt een overschrijding van de redelijke termijn tot matiging van de op te leggen straf. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn meegewogen in de strafmaat, zoals hierna zal worden overwogen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft als uitgangspunt voor de hoogte van de straf mede aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Deze gaan voor fraude (waaronder valsheid in geschrift en witwassen) met een benadelingsbedrag van tussen de € 500.000,- en € 1.000.000,- uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 18 en 24 maanden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten enkel kan worden volstaan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee de langere periode dat de bewezenverklaarde feiten zich hebben afgespeeld, de (uiteenlopende) aard van de feiten en het gegeven dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hierin schuilt tevens een risico dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal daarom als stok achter de deur een deel van de straf in voorwaardelijke zin opleggen.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden hebben opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk. Met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn, is de rechtbank echter van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is. De rechtbank bepaalt dat de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, hiervan dient te worden afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
Woning
De onder verdachte in beslag genomen woning aan [adres] te [woonplaats] is voorwerp van witwassen. De officier van justitie heeft gevorderd de woning verbeurd te verklaren. Op grond van artikel 33a lid 1 onder b Sr is verbeurdverklaring mogelijk nu het een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit is begaan. Verbeurdverklaring van de woning is een bijkomende straf en de rechtbank onderkent dat dit grote gevolgen met zich meebrengt voor verdachte en zijn gezin. De rechtbank oordeelt echter dat het algemeen belang van normhandhaving moet prevaleren, zodat door verdachte maar ook door de samenleving wordt ervaren en gezien dat criminaliteit niet loont. De rechtbank zal de woning daarom verbeurd verklaren.
Onttrekking aan het verkeer
Contant geldbedrag
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn de aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdachte, zijn aangetroffen, voor zover de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Geldbedragen komen naar hun aard in het algemeen niet in aanmerking voor onttrekking aan het verkeer, omdat het wettelijke betaalmiddelen zijn.
De rechtbank zal de in beslag genomen geldsom van € 499.850,- aangetroffen in een kledingkast in de woning van verdachte, toch onttrekken aan het verkeer. De vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde betekent niet dat de rechtbank niet het vermoeden heeft dat het geld van misdrijf afkomstig is. Zoals onder 4.3.3. uiteengezet ziet de vrijspraak op het gegeven dat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een van de handelingen zoals tenlastegelegd en zoals bedoeld in artikel 420bis lid 1 sub a Sr.
Het geldbedrag is onder verdachte in beslag genomen. Teruggave van het geldbedrag aan verdachte of een andere rechthebbende zou betekenen, gelet op de aard en de functie ervan als wettig betaalmiddel, dat het geldbedrag in het economisch verkeer wordt gebracht. Iedere uitgave van het besmette geld door verdachte of een ander, nu of in de toekomst, levert (een vermoeden van) witwassen op. Naar het oordeel van de rechtbank is dit in strijd met het algemeen belang, nu het geldbedrag vermoedelijk afkomstig is uit enig misdrijf en het ongecontroleerde bezit ervan schadelijk is voor de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Ploertendoder en verdovende middelen
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de ploertendoder en de wikkel verdovende middelen, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan verdachte wordt verdacht.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen die aan verdachte toebehoren, namelijk de geldbedragen die zijn aangetroffen in het geldkistje (€135,- en €1,03) en de harde schijf. Deze voorwerpen zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich ook niet tegen teruggave.

10.BENADEELDE PARTIJ

[C] heeft zich namens ABN AMRO Bank N.V. als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, maar zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en de opgegeven schade geen rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde. De vordering dient volgens de verdediging dan ook te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De onderzoekskosten van € 2.500,- (10 uren onderzoek maal € 250,-) zijn gemaakt ter vaststelling van schade als bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, onder b van het Burgerlijk Wetboek. Daarmee is de rechtsgrond voor toekenning van een bedrag aan schadevergoeding gegeven. De rechtbank acht het redelijk dat dergelijke kosten zijn gemaakt, die het rechtstreekse gevolg zijn van het onder 4 bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht het berekende uurtarief echter niet redelijk en zal dit op € 200,- begroten. De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 2.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. De vordering zal voor wat betreft het meer gevorderde worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank volgt de officier van justitie en legt de schadevergoedingsmaatregel niet op. De benadeelde partij is een professionele onderneming die in staat moet worden geacht zelf tot incasso van de toegewezen vordering over te gaan.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding geldig;
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2, 3, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 28 (achtentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
-verklaart het volgende voorwerp
verbeurd:
1 STK onroerende registergoederen (woning [adres] , [woonplaats] ;
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • 100 EUR (omschrijving: G2948242)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948246)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948247)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948248)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948249)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948251)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948252)
  • 100 EUR (omschrijving: G2945254)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948255)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948258)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948260)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948264)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948267)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948268)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948231)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948233)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948234)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948236)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948238)
  • 100 EUR (omschrijving: G2948241)
  • 249050 EUR (omschrijving: 707608)
  • 248800 EUR (omschrijving:707609)
  • 1 STK ploertendoder;
  • 1 STK verdovende middelen;
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de volgende voorwerpen:
  • 135 EUR (omschrijving: G2948263);
  • 1,03 EUR (omschrijving: 707696A);
  • 1 STK harde schijf;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van ABN AMRO Bank N.V. toe tot een bedrag van € 2.000,-, ter vergoeding van materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan ABN AMRO Bank N.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van ABN AMRO Bank N.V. voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mr. R.A. Hebly en mr. V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 15 februari 2022, te Almere, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer voorwerp (en), te weten een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 530.000 euro (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp (en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (al dan niet eigen) misdrijf;
2
hij, op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 3 februari 2020 tot en met 8 september 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één of meer, geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten 9 facturen, waaronder
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 3 februari 2020 met factuurnummer 2020003 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 14 maart 2020 met factuurnummer 2020006 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van juni 2020 met factuurnummer 2020011 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van september 2020 met factuurnummer 2020014 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 23 december met factuurnummer 2020018 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 7 juni 2021 met factuurnummer 2021008 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 18 juli 2021 met factuurnummer 2021010 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 10 augustus 2021 met factuurnummer 2021012 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 8 september 2021 met factuurnummer 2021013
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door op die geschriften valselijk en/of in strijd met de waarheid te vermelden en/of op te nemen dat de op die facturen vermelde werkzaamheden verricht zijn en/of beschreven diensten zijn geleverd op de wijze als
omschreven in de facturen, terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken;
en/of
hij, op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 3 februari 2020 tot en met 8 september 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 3 februari 2020 met factuurnummer 2020003 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 14 maart 2020 met factuurnummer 2020006 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van juni 2020 met factuurnummer 2020011 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van september 2020 met factuurnummer 2020014 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 23 december met factuurnummer 2020018 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 7 juni 2021 met factuurnummer 2021008 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 18 juli 2021 met factuurnummer 2021010 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 10 augustus 2021 met factuurnummer 2021012 en/of
- een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [onderneming 1] BV van 8 september 2021 met factuurnummer 2021013
als ware(n) deze echt en onvervalst, bestaande die valshe(i)d(en) erin dat, valselijk en/of in strijd met de waarheid, op die geschriften staat vermeld en/of opgenomen dat de op die facturen vermelde werkzaamheden verricht zijn en/of beschreven diensten zijn geleverd op de wijze als omschreven in de facturen, terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (s),
- die factu(u)r(en) heeft/hebben ingediend en/of laten indienen bij [onderneming 1] BV
- op basis van die factu(u)r(en) (een) betaling(en) heeft/hebben verricht en/of laten verrichten;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 29 december 2021, te Almere, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer voorwerp (en), te weten
- een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 73.229 euro (overgemaakt door [onderneming 1] BV in of omstreeks de periode van 16 augustus 2019 tot en met 15 oktober 2021) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 31.240,04 euro (overgemaakt door [naam ] in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 10 september 2021) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 55.930,00 euro (telkens overgemaakt door [onderneming 3] B.V. en of [onderneming 4] G.V. en of [onderneming 5] B.V. in of omstreeks de periode van 16 juli 2019 tot en met 29 december 2021) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 61.919,00 euro (telkens overgemaakt door [onderneming 6] B.V. in of omstreeks de periode van 13 augustus 2018 tot en met 24 juni 2021) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 8.975,00 euro (telkens overgemaakt door [onderneming 8] B.V. in of omstreeks de periode van 22 april 2020 tot en met 8 juni 2021, te Almere) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 42.591,50 euro (telkens overgemaakt door [onderneming 9] onder vermelding van project [project] en/of project [project] in of omstreeks de periode van 20 maart 2016 tot en met 14 december 2017),
(telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp (en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie
bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had,
terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (al dan niet eigen) misdrijf;
4
hij op een of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 februari 2022 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een of meer geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (een) (hypotheek) aanvraagformulier (en) en/of de daarbij horende bijlagen/documenten valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken bestaande die valsheid uit onjuiste opgave van (reeds bestaande) financiële verplichtingen en/of inkomstengegevens en/of jaarrekeningen aan (de) bank(en) ter financiering en verkrijging van een hypothecaire lening met betrekking tot de onroerende za(a)k(en/woning(en) gelegen aan [adres] te
[woonplaats]
en/of
hij op een of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 februari 2022 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één of meer, geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (een) (hypotheek)aanvraagformulier(en) en/of de daarbij horende bijlagen/documenten als ware(n) deze echt en onvervalst, bestaande die valshe(i)d(en) erin dat, valselijk en/of in strijd met de waarheid, op die geschriften staat vermeld en/of opgenomen een onjuiste opgave van (reeds bestaande) financiële verplichtingen en/of inkomstengegevens en/of jaarrekeningen aan (de) bank(en) ter financiering en verkrijging van een hypothecaire lening met betrekking tot de onroerende za(a)k(en/woning(en) gelegen aan [adres] te [woonplaats] en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- die (hypotheek)aanvraagformulier(en) en/of de daarbij horende bijlagen/documenten heeft/hebben ingediend en/of laten indienen bij (de) bank(en) en/of
- op basis waarvan die (de) bank(en) een of meer hypothecaire leningen heeft/hebben verstrekt en/of uitbetaald;
5
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 februari 2022 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (van) onderstaande voorwerp (en),
- heeft overgedragen, omgezet en/of gebruik gemaakt, te weten
- ( een) geldbedrag(en) van 420.000 euro en/of 105.861 euro (hypothecaire lening(en) [adres] ), althans enig(e) geldbedrag(en) en/of
- ( een) onroerende za(a)k(en)/woning(en) gelegen aan [adres] te [woonplaats] ,
terwijl hij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (al dan niet eigen) misdrijf.
Bijlage II: de bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen [2]
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Getuige [getuige 1]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben werkvoorbereider bij [handelsnaam] B.V.. In 2019 was ik projectvoorbereider/werkvoorbereider. Ik ken [bedrijf 1] en [verdachte] niet. De projecten [project] , [adres] periode 5, [project] , [project] , [project] , [project] , [project] zijn van mij. Op deze projecten heb ik [verdachte] niet ingehuurd. [3] Ook in 2019 kende ik alle namen van iedereen en wat er speelde bij de projecten. De projecten op de facturen met factuurnummers 2019021, 2019033 en 2019039 ken ik. [4]
Getuige [getuige 2]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Hoelang werkt u al op dit project [project] ?
A: Vanaf juni 2021, vanaf het begin van het project op de locatie.
V: Waaruit bestaan uw werkzaamheden?
A: Leiding geven aan de bouwplaatsmedewerkers en de onderaannemers.
Ik ken [bedrijf 1] en [verdachte] niet, hij heeft geen sloopwerkzaamheden verricht voor project [project] . [5]
In een proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De toegang tot de bouwplaats van het project [project] is geregeld via Bouwplaats Check-in, een online systeem voor aanwezigheidsregistratie en toegangscontrole. Elke (onder)aannemer meldt de medewerkers die voor hem op het project werken aan. De bouwplaatscheckin-medewerker controleert onder meer of ID-bewijs en geldigheid VCA in orde zijn en geeft toegangspassen uit voor toegang door het tourniquet. Een ZZP-er kan hier geen week of een maand werken zonder toegangspas. Wij zagen in het systeem dat zowel [bedrijf 1] als de naam [verdachte] niet in het systeem geregistreerd stonden. We spraken getuige [getuige 3] , die veel op de werkvloer aanwezig is en met de firma [firma] werkt. Hij verklaarde dat hij [verdachte] niet kent. [6]
In een proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
[A] is de eigenaar van de holding genaamd [onderneming 10] BV. Hieronder vallen [onderneming 6] BV, [onderneming 1] BV en [onderneming 11] BV. [onderneming 1] heeft diverse handelsnamen, waaronder [handelsnaam] . In het politiesysteem BVI-IB is [A] bevraagd. Te zien is dat hij in 2012 een antecedent heeft op vervaardigen softdrugs. [7]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende de verklaring van [A]is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
[A] deelde mede dat [verdachte] werkzaamheden bij hem op het erf heeft verricht. Daarnaast gaf hij aan dat hij alleen in het bijzijn van zijn advocaat zou verklaren. [8]
Getuige [getuige 6]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben bedrijfsleider bij [handelsnaam] c.q. [onderneming 1] . [9] Ik werk sinds mei 2017 voor [handelsnaam] . Ik begreep van [A] dat [bedrijf 1] af en toe herstelwerkzaamheden voor ons uitvoert. Ik ken het bedrijf zelf niet. Ik heb aan [A] één of twee keer gevraagd of alles klopte en goed was met dit bedrijf en hij gaf aan dat het goed was en dat ik de facturen kon goedkeuren. Het was logischer geweest als [bedrijf 2] het sloopwerk bij het project [project] had meegenomen omdat dat bedrijf al op de klus zat. [10]
Verdachte heeft ter terechtzittingvan 17 april 2024 onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Toen de facturen waren afgekeurd, tot twee keer toe, heb ik contact gehad met [A] . Hij heeft gevraagd de facturen door te sturen naar [B] . Hij heeft ze toen gewoon uitbetaald. Het klopt dat er facturen zijn verstuurd vanuit het e-mailadres van [medeverdachte] ( [medeverdachte] @live.nl).
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende vergelijking facturen en bakengegevensis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 13 april 2021 zijn er, in het kader van het onderzoek, locatiebakens onder de voertuigen van verdachten [verdachte] en [medeverdachte] geplaatst. De bakens bevonden zich op het voertuig op naam van [verdachte] , op het voertuig van [medeverdachte] en op het voertuig op naam van [D] , de moeder van [medeverdachte] . De facturen behorende aan [bedrijf 1] die op de laptop van [medeverdachte] stonden, zijn bekeken en vergeleken met de bakengegevens. Te zien is dat de locaties zoals benoemd op de facturen, niet te zien zijn op de bakengegevens van de voertuigen. Ook de gegevens verkregen via het intercepteren van de telefoons van verdachten, laten zien dat de telefoon van [verdachte] , tevens niet op genoemde locaties aanwezig is.
- Op 7 juni 2021 stuurt [verdachte] een factuur van € 4.750,00 euro aan [handelsnaam] BV met als omschrijving “ [project] ” Op de bakengegevens is niet te zien dat het voertuig van [verdachte] binnen de volledige bakenperiode op de [… ] is geweest.
- Op 18 juli 2021 stuurt [verdachte] een factuur van € 5.350,00 euro aan [handelsnaam] BV met als omschrijving Herstelwerkzaamheden [project] . Dit betreft de [project] te Amsterdam. Op de bakengegevens is niet te zien dat het voertuig van [verdachte] binnen de volledige bakenperiode in de omgeving van de [project] is geweest.
- Op 10 augustus 2021 stuurt [verdachte] een factuur van € 8.900,00 euro aan [handelsnaam] BV met als omschrijving “Sloopwerkzaamheden [project] ” Het [project] bevindt zich in Amstelveen. Uit de bakengegevens blijft dat [verdachte] niet in de omgeving van Amstelveen is geweest.
- Op 8 september 2021 stuurt [verdachte] een factuur van € 7.650,00 euro aan [handelsnaam] BV met als omschrijving “ [project] e.o.“. Op de bakengegevens is niet te zien dat het voertuig van [verdachte] binnen de volledige bakenperiode in de omgeving van de [project] is geweest. Tot aan 21 oktober 2021 is het voertuig van [verdachte] helemaal niet in Amsterdam geweest. [11]
In een proces-verbaal van bevindingen en bijbehorende bijlagenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik zag in de geleverde data van de laptop van [medeverdachte] een mappenstructuur. Ik zag een map met de naam: ' [bedrijf 1] ’. Ik bekeek de sub mappen 2020 en 2021 op zoek naar de aan een medewerker van [onderneming 10] getoonde facturen. Ik zag dat de facturen overeenkwamen met de facturen welke ik vond in deze mappen. [12]
Datum
Bedrag
Werkzaamheden
Factuurnummer
14 maart 2020
€ 3.100,00
voorbereiding timmerwerk [project]
2020006 [13]
18 juni 2020
€ 8.200,00
sloop en opruimwerkzaamheden [adres] - periode 5
2020011
5 september 2020
€ 3.750,00
herstel timmerwerk na sanering [project]
2020014
23 december
€ 5.149,00
herstelwerkzaamheden na sanering
[project]
20200019
7 juni 2021
€ 4.750,00
herstelwerkzaamheden na asbestsanering [project]
2021008
18 juli 2021
€ 5.350,00
herstelwerkzaamheden na asbestsanering [project] . e.o.
2021010
10 augustus 2021
€ 8.900,00
sloopwerkzaamheden [project]
2021012
8 september 2021
€ 7.650,00
herstelwerk na asbestsanering
[project]
2021013
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitbetaalde facturen [onderneming 1] BVis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit de bankgegevens van de zakelijke rekening van [bedrijf 1] blijkt dat er tussen 16 augustus 2019 en 15 oktober 2021 een bedrag van € 73.229,00 euro is bijgeschreven op de zakelijke rekening van [bedrijf 1] . Onderstaand schema omvat de betalingen inclusief gebruikte factuurnummers van [onderneming 1] naar de zakelijke rekening van [bedrijf 1] :
Datum
Bedrag
Factuurnummer
16 augustus 2019
€ 6.500,00
2019021
15 november 2019
€ 7.480,00
2019033
10 januari 2020
€ 5.200,00
2019039
1 mei 2020
€ 3.100,00
2020006
26 augustus 2020
€ 8.200,00
2020011
9 oktober 2020
€ 3.750,00
2020014
22 januari 2021
€ 5.149,00
20200019
2 juli 2021
€ 4.750,00
2021008
20 augustus 2021
€ 5.350,00
2021010
10 september 2021
€ 8.900,00
2021012
15 oktober 2021
€ 7.650,00
2021013
Op de laptop van [medeverdachte] zijn facturen aangetroffen gericht aan [onderneming 1] BV. De facturen, waarvan de factuurnummers en bedragen overeenkomen met de betalingen op de bankrekening van [bedrijf 1] , zijn bekeken. Op deze facturen staan bedragen in combinatie met een datum, een uitleg van de werkzaamheden de naam van het betreffende project waarop de werkzaamheden zouden zijn uitgevoerd. [14]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende betalingen en geldstroom [onderneming 6] BVis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] is tussen augustus 2018 en juni 2021 een totaal bedrag van € 61.919,00 euro bijgeschreven door [onderneming 6] BV. Onderstaand schema omvat de betalingen inclusief gebruikte factuurnummers van [onderneming 6] BV naar de zakelijke rekening van [bedrijf 1] :
Datum
Bedrag
Factuurnummer
19 juni 2020
€ 7.500,00
2020009
21 december 2020
€ 8.150,00
2020015
21 december 2021
€ 5.450,00
2020013
25 december 2020
€ 8.850,00
2020017
24 juni 2021
€ 17.569,00
2021004, 2021003, 2021002, 2021005
Op de Apple Macbook Air van [medeverdachte] zijn facturen aangetroffen gericht aan [onderneming 6] BV. De facturen, waarvan de factuurnummers en bedragen overeenkomen met de betalingen op de bankrekening van [bedrijf 1] , zijn bekeken. Op deze facturen staan bedragen in combinatie met een datum, een uitleg van de werkzaamheden de naam van het betreffende project waarop de werkzaamheden zouden zijn uitgevoerd.
[getuige 5] verklaarde dat hij drie facturen had afgekeurd die waren ingediend door [bedrijf 1] . Dit ging om de facturen met factuurnummers 2021005, 2021004 en 2021002. Op de bankrekening van [verdachte] is te zien dat deze facturen, samen met factuurnummer 2021003 in een keer zijn uitbetaald. [15]
Getuige [getuige 5]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben sinds juni 2020 uitvoerder bij [onderneming 6] . Ik heb wel eens facturen van [bedrijf 1] gezien op mijn projecten. Ik heb de facturen naar mijn bedrijfsleider [getuige 4] doorgestuurd, ik kende de facturen niet en ik heb niet met hem gewerkt. Twee of drie facturen werden gefactureerd op een financieel reeds afgesloten project. [verdachte] heeft niet op mijn projecten gewerkt en ik heb hem nooit als ZZP’er aan het werk gehad. [16]
Getuige [getuige 4]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben sinds april 2020 bedrijfsleider van [onderneming 6] BV. Ik geef sturing aan een team werknemers en voer zelf de gesprekken met onderaannemers. [17] Ik heb ooit facturen voorbij zien komen van [bedrijf 1] , deze heb ik doorgestuurd naar [B] omdat ik [bedrijf 1] en [verdachte] niet kende en niet mee samenwerkte. Als een crediteur nieuw is dan komt deze bij mij voor toetsing, [bedrijf 1] is nooit bij mij geweest voor deze toetsing. [B] bepaalt welke facturen er worden uitbetaald . [18]
Getuige [B]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wat weet je van [bedrijf 1] ?
A: Geen idee, we hebben zoveel klusbedrijven
V: Hoe is je contact met [verdachte] ?
A: Ik kom, net als hij, uit [woonplaats] , ik heb ook 3 jaar in de horeca bij [naam ] gewerkt, dan kom je veel mensen tegen. Ik ken hem vanuit het uitgaan. Dat is ook de kracht van een barman om zijn klanten en drankjes te kennen. Ik weet niet uit mijn hoofd welke jaren dat precies waren. Of dat was tijdens mijn werk of tijdens het uitgaan na die tijd in [woonplaats] .
V: Wat is je relatie met dit [verdachte] /bedrijf?
A: Verder geen. Hij is ook nooit bij mij thuis geweest. Als ik hem tegen zou komen zou ik hem alleen gedag zeggen.
V: Kunt u hem omschrijven?
A: Nederlandse jongen, toen geen bril, iets ouder dan ik ongeveer 40 of zo. Geen idee wat voor beroep hij had.
V: Wanneer was de laatste keer?
A: niet recent
V: Er is vanuit verschillende B.V. ’s betaald namelijk. Hoe zit dat?
A: Dat wist ik niet, wanneer was dat?
V: Wij zien dat er betalingen zijn gedaan vanuit [onderneming 6] B.V. en [handelsnaam] B.V. Wij hebben aanwijzingen dat daarvoor geen werkzaamheden zijn verricht. Wat is uw verklaring hiervoor?
Een specificatie van de geldstromen vanaf [handelsnaam] B.V. en [onderneming 6] B.V. wordt ter inzage gegeven aan de getuige en als bijlage bij dit verhoor gevoegd.
A: Ik ben sprakeloos, Ik snap niet hoe eeh... Ik heb het net zo geformuleerd dat er gaten zijn, maar dit is schrikbarend. Ik was me niet bewust dat ik nu in een bepaalde situatie beland. Mensen zien me toch as directeur en moeten op me kunnen steunen, ik heb bepaalde mensen in een bepaalde emotie gezien waarin ik ze niet wil zien.
V: [E] en [getuige 4] kennen [bedrijf 1] en [verdachte] niet. Zij zeggen de crediteuren goed te kennen. Wat is uw verklaring daarvoor?
A: Ik sta achter hun. [19]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende bevindingen waardebeslagis onder meer het – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] , werd in totaal een bedrag van € 534.290,00 euro aan contanten gevonden. [20]
In een proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Tijdens de doorzoeking op 15 februari 2022 op [adres] , het woonadres van [verdachte] , worden in de garage diverse materialen aangetroffen waaronder: Laserapparatuur voor het inmeten van ruimten, (klop)boormachine, een afkortzaag, haakse slijper, reciprozaag, een dremel, en meer apparatuur bestemd voor het uitvoeren van houtbewerking. Tevens wordt er een gereedschapskist aangetroffen met diverse tangen waaronder een waterpomptang, striptang, zijkniptang, langbek punttangen, ringsleutels en moersleutels. Opvallend aan deze materialen is dat, op een enkele na, de materialen er ongebruikt of beperkt gebruikt uitzien. De kisten waar de apparaten zich in bevinden bevatten amper gebruikerssporen. De haakse slijper bevat geen gebruikerssporen of steen/metaalstof en ook de slijpschijven vertonen geen gebruikerssporen. De multitool bevat geen gebruikerssporen en een deel zit nog in de verpakking. Het handvat van de gereedschapskist vertoont geen gebruikerssporen. De tangen vertonen tevens geen gebruikerssporen als krassen, deuken of sporen op de handvatten. In de administratie zijn tevens geen aankoopbonnen van deze apparatuur aangetroffen. [21]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende vergelijking handschrift [medeverdachte]is onder meer het volgende – zakelijk weergegeven – gerelateerd:
Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte] en [verdachte] op [adres] te Almere werd er administratie in beslag genomen. Hier zat ook een handagenda bij van 2016 waarin onder andere aangegeven stond wanneer er gefactureerd moest worden. Dit is allemaal handgeschreven. Ik zag dat er vijf ordner mappen waren van 2016 tot en met 2020 van [bedrijf 1] . Ik zag dat dit op de zijkant geschreven stond. Ik zag ook meerdere facturen waar met de hand op geschreven was. Ik zag dat er een formulier tussen zat van gebruik van een betaalrekening van [medeverdachte] . Ik zag dat dit ondertekend was door [medeverdachte] . Ik zag dat dit handschrift overeenkwam in vormen met het handschrift op de facturen en in de agenda. Ik zag dat er in de in beslag genomen ordners ook een brief aanwezig was die ondertekend was door [medeverdachte] , gericht aan [verdachte] . Ik zag dat dit handschrift overeenkwam in vormen met het handschrift op de facturen en agenda. [22]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende uitwerking OVCis onder meer het volgende opgenomen:
Op dinsdag 15 februari 2022 werd de vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel opgenomen in het cellencomplex te [… ] . (…) Daarbij stelde ik vast dat de stem van [medeverdachte] duidelijk hoorbaar was. (…)
[medeverdachte] : weetje wat het is, en dat is, ik kan mezelf voor me kop slaan, echt. Vrienden van ons hebben echt in heel dikke onderzoeken gezeten, en dat ik altijd al zei van, blijf daar nou weg. Het is daar heet. Je moet niet daar komen.
NNV01: bij hun bedoel je?
[medeverdachte] : ja. En weetje, voorzichtiger zijn. (...)
[medeverdachte] : dus ja dat is. Het is nu wel, wat ik zeg, we moeten oppassen en niet de auto's daar neer zetten en dan gewoon zorgen dat je niet in beeld bent, zeg maar. (...)
[medeverdachte] : weet je wat het stomme is? Ik heb altijd gezegd, we hebben altijd tegen elkaar gezegd van joh weetje, we doen leuke dingen, weetje, en zolang het kan, kan het niet, dan kan het niet. Nou volgens mij is het punt nu.(...)
[medeverdachte] : ja, aan de andere kant, al de leuke dingen die je hebt gedaan, dat nemen ze niet van je af. (...)
NNV01: is een risico van het vak.
[medeverdachte] : is een risico van het vak. Het is kut, maar ik heb ook altijd gezegd, als er wat gebeurd, dan moeten we maar opnieuw beginnen. Dan is het dat, we hebben elkaar toch.
NNV01: dat sowieso.
[medeverdachte] : ja, alleen, ik had niet, eigenlijk gehoopt dat het moment nooit zou komen.(…)
[medeverdachte] : ja, het ergste is, we zijn altijd zo voorzichtig geweest. Ook met de mensen om ons heen en, dat is gewoon kut. En daarom kan ik mij niet voorstellen dat het zomaar uit de lucht komt vallen.(…)
[medeverdachte] : ja, of het moet echt iemand zijn die een tip heb gegeven.
NNV01: en wat kunnen ze voor tip geven dan?
[medeverdachte] : ja nou ja, je hoeft maar te bellen, van joh ik denk dat dit zo en zo is
NNV01: wat weten ze van je dan?
[medeverdachte] : eh van mij niks.
NNV01: ja maar van je vent waarschijnlijk.
[medeverdachte] : ja, er zijn, ik weet wel dat er mensen zijn, waaronder zijn ex, die echt, die echt schijt (…) aan ons heeft.
NNV01: want die weet ook wat ie doet?
[medeverdachte] : nou ja, die heeft het ook een paar jaar meegemaakt.
NNV01: hmm, die heeft ook het goeie leven gekend.
[medeverdachte] : ja, ja. (....)
[medeverdachte] : dat vind ik zo kut ook nu, dat ik dat niet weet. Kijk als ik weet, ze zijn bij die en die en die naar binnen, dan weet ik of ik een probleem heb of niet, zeg maar. (...)
[medeverdachte] : weet je hoeveel wij hebben betaald aan belasting afgelopen jaren. Hoeveel zij van je komen stelen gewoon. (...)
NNV01: ja. Mijn moeder bijvoorbeeld die heeft een eigen kapperszaak.(…) die gaat toch ook niet alles opgeven. Je doet alles toch gewoon een beetje zwart en een beetje.
[medeverdachte] : ja je hebt altijd zakgeld gewoon.
NNV01: ja. je hebt wat dingen nodig, anders is het raar. Op papier bedoel ik.
[medeverdachte] : ja natuurlijk. Je moet dingen toch gewoon netjes regelen. Ja, maar daarom kan ik mij niet voorstellen
NNV01: maar dan moet je wel iemand hebben die daar verstand van heeft, snap je.
[medeverdachte] : ja maar kan je zelf ook een beetje inlezen toch. (...)
[medeverdachte] : kan net zo goed een Porsche voor de deur zetten.
NNV01: nou, bij nader inzien wel.
[medeverdachte] : (lacht) ja
NNV01: ik ben altijd bang je dan weer teveel opvalt.
[medeverdachte] : ja ik ben daar ook niet van. Je moet niet boven het gras uitkomen
NNV01: nee want dan maaien ze je kop eraf.
[medeverdachte] : ja.
NNV01: blijkbaar is het nu wel gebeurd.
[medeverdachte] : ja maar ik kan mij niet voorstellen dat het komt omdat wij opvallend hebben gedaan, of zo. Helemaal niet.
(...)
NNV01: ja, maar als je zegt dat hij al met zijn ex dingen deed, kan het ook heel ver terug gaan.(…)
NNV01: ja ik weet niet waar dit over gaat.
[medeverdachte] : nooit iets thuis gehad of iets, nooit.
NNV01: ja maar het hoeft ook niet thuis, dat er thuis iets is. Gevonden of iets is.
[medeverdachte] : nee maar moet je je voorstellen dat je bijvoorbeeld thuis een hok hebt of zo.
NNV01: wat voor hok.(…)
[medeverdachte] : met planten. (...)
NNV01: oké. Maar je had niks thuis van een hok of een
[medeverdachte] : nee nee, ik wil er ook niet aan beginnen. Dan zou ik veel te schijterig voor zijn. [23]
Medeverdachte [medeverdachte]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Mijn e-mailadres is [medeverdachte] @live.nl. Ik maak gebruik van dit e-mailadres, verder niemand. [24] Als mijn partner mij vraagt om een factuur op te maken en op te sturen, dan help ik hem hiermee. [25]
In een proces-verbaal van bevindingenis onder meer -zakelijk weergeven- het volgende gerelateerd:
Op 15 februari 2022 werd verdachte [medeverdachte] aangehouden en de woning op [adres] te [woonplaats] werd doorzocht. Hierbij werd de telefoon van verdachte [medeverdachte] in beslag genomen. [26] In de chats zag ik een chatgesprek tussen de contacten, [B] [telefoonnummer] en [medeverdachte] [telefoonnummer] (owner). Uit onderzoek Blokfluit is gebleken dat [B] , de directeur van de [onderneming 10] , gebruikmaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
In dit chatgesprek komt naar voren dat [B] en [medeverdachte] meerdere malen afspreken, waaronder ook op het kantoor van [B] . In dit gesprek heeft [B] het ook over ordners klaarleggen en worden er door [medeverdachte] vier facturen doorgestuurd van [bedrijf 1] . [medeverdachte] zegt vervolgens dat zij deze moest doorsturen van [verdachte] . [27]
[medeverdachte] 23-6-2021 22:33:47 Factuur 2021003
[medeverdachte] 23-6-2021 22:33:47 Factuur 2021004
[medeverdachte] 23-6-2021 22:33:47 Factuur 2021005
[medeverdachte] 23-6-2021 22:33:47 Factuur 2021002
[medeverdachte] 23-6-2021 22:34:22 Hi, [verdachte] zei dat ik deze door moest sturen.
[medeverdachte] 23-6-2021 22:34:35 Kun je ze openen?
[B] 23-6-202122:34:35 Ja [28]
In een
proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
[F] verklaarde dat de facturen door [bedrijf 1] werden verstuurd per e-mail naar zowel [onderneming 5] B V. als [onderneming 4] B.V. , waarbij gebruik werd gemaakt van het e-mailadres [medeverdachte] @live.nl. [medeverdachte] . De e-mails werden afgesloten met: “met vriendelijke groet [verdachte] ’’. [29]
Bij een proces-verbaal van bevindingenis in de bijbehorende bijlagen betreffende e-mails tussen [verdachte] en [onderneming 5] onder meer het volgende opgenomen:
Van: [medeverdachte] < [medeverdachte] @live.nl>
Verzonden: dinsdag 14 mei 2019 16:59
Aan: [F] @ [onderneming 5] .nl
Onderwerp: vervolgafspraak controle/inspectie
(…)
Met vriendelijke groet,
[verdachte]
[bedrijf 1]
(…)
[verdachte] @gmail.com, [medeverdachte] @live.nl [30]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende beschrijving hypotheekdossier aanvraag [adres]is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Door de ABN-AMRO Hypothekengroep BV werd het hypotheekdossier van [verdachte] betreffende [adres] te [woonplaats] uitgeleverd. Florius vraagt [verdachte] een lijst van gegevens die door [verdachte] moeten worden aangeleverd zodat de aanvraag offerte beoordeeld kan worden. Hierbij werd onder andere gevraagd om een kopie jaarstukken over het jaar 2018 van [verdachte] . De jaarstukken bestaande uit de balans, winst en verliesrekening, grondslagen, toelichting op de balans en toelichting op de winst en verliesrekening van de onderneming [bedrijf 1] zijn uitgeleverd. De jaarstukken van 2019 waren nog incompleet.
2018
2019
Activa
€ 50.869
€ 83.155
Passiva
€ 50.869
€ 83.155
Omzet
€ 98.097
€ 111.953
Inkoopwaarde
€ 126
€ 1.724
Kosten
€ 6.724
Nettoresultaat
€ 91.247
Bij ondertekening op 14 mei 2020 tekende [verdachte] en verklaarde daardoor onder andere: 'De gegevens en informatie die ik heb aangeleverd en ingevuld zijn juist en volledig.’
Op 14 mei 2020 werd de opdracht tot uitbetalen bevestigd door [notaris] voor klant [verdachte] . De passeerdatum is 14 mei 2020, een bedrag van € 525.861 is opgevraagd en de koopsom bedraagt € 540.000.
Op 14 mei 2020 verstrekte [verdachte] het recht van eerste hypotheek op de woning [adres] te [woonplaats] en het recht van tweede hypotheek op de woning [adres] te [woonplaats] aan de ABN AMRO Bank N.V. (handelend onder de naam Florius). Uit de hypotheekakte blijkt een lening van € 525.861 en een overbruggingsfinanciering in verband met de verkoop en levering van [adres] te [woonplaats] . [31]
[C] heeft namens ABN AMRO Bank N.V. in de aangifteonder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
De jaarcijfers van [bedrijf 1] zijn opgemaakt op blanco papier waarop geen logo van de boekhouder/accountant zichtbaar is. Ook ontbreken de contactgegevens van de boekhouder/accountant op deze documenten. De geleverde cijfers zijn summier. Om een klusbedrijf te kunnen runnen dient een ondernemer klus- en bouwmaterialen in te kopen. Ook heeft een ondernemer in deze branche een groot aantal activa in de vorm van gereedschap nodig om deze klus- en bouwwerkzaamheden te kunnen uitvoeren. Wat opvalt aan de door [verdachte] aangeleverde jaarcijfers is het ontbreken van activa voor benodigde gereedschappen om een klusbedrijf dagelijks te kunnen runnen. Autokosten zijn wel opgevoerd, net als de afschrijfkosten voor deze auto. Afschrijfkosten voor de overige activa zoals gereedschap is niet opgevoerd. Wat ook opvalt is het lage bedrag wat is betaald als omzetbelasting over het jaar 2018. Als je dit doorberekend kan er geen omzet gerealiseerd zijn in 2018 van EUR 98.000,-. Ook valt op dat er een minimaal verschil is tussen de omzet van EUR 98.097, de bruto marge van EUR 97.971 en het netto resultaat van EUR 91.247,-. Wat is de inkoopwaarde van de omzet geweest? Denk hierbij aan klus en bouwmateriaal wat wordt ingekocht bij groothandels en bouwmarkten. Voor deze aangifte heb ik vooral gekeken naar de meest recente cijfers, zijnde 2018. Wat opvalt aan de jaarcijfers en de IB aangifte 2018 is dat er slechts EUR 986,- aan BTW is afgedragen, dit strookt niet met de hoogte van de opgevoerde omzet. [32]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende jaarcijfers [bedrijf 1]is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Voor de financiering van de aankoop van zijn woning aan [adres] te [woonplaats] , inclusief een overbruggingskrediet in verband met de verkoop en levering van [adres] te [woonplaats] , heeft [verdachte] onder meer zijn aangiften Inkomstenbelasting over 2016, 2017, 2018 en 2019 en de jaarrekeningen over 2016, 2017, 2018 en 2019 aangeleverd. Wat opvalt aan de jaarrekening 2019 is dat niet alle posten zijn ingevuld. Zo ontbreekt het bedrag van het eigen vermogen in de vergelijkende cijfers ultimo 2018 in de balans en het bedrag van de omzetbelasting ultimo 2018 en 2019 in de toelichting op de balans. In de verlies- en winstrekening ontbreken de omzet 2018, de algemene beheerskosten, de afschrijvingskosten en het resultaat 2018 en 2019 en in de toelichting sluit het bedrag van de post verkoop vervoermiddelen niet aan met de overige baten in de verlies- en winstrekening. Volgens de uitgeleverde bankgegevens van de zakelijke bankrekening op naam van [verdachte] is in de bevraagde periode van 1 februari 2016 tot 15 februari 2022 in totaal een bedrag van € 555.673,87 ontvangen. Hiervan was in totaal € 547.663,95 afkomstig van bankrekeningen op naam van (rechts-)personen die voorkomen in de adressering van de verkoopfacturen. De bedragen afkomstig van deze debiteuren zijn vergeleken met de gefactureerde bedragen volgens de verkoopfacturen over 2021.
De ontvangsten afkomstig van debiteuren van in totaal € 547.663,95 bestaan uit 192 bedragen. In verband met de grote aantallen werden deze ontvangsten door middel van deelwaarneming onderzocht door zes geldstromen te selecteren met een waarde van 72% van de ontvangsten van debiteuren. Voor de meest omvangrijke geldstroom afkomstig van [onderneming 9] werd 62% van de facturen onderzocht verspreid over meerdere jaren. Van de overige geselecteerde geldstromen werd 100% van de facturen onderzocht. Daarmee is gemiddeld 85% van de geselecteerde geldstromen onderzocht. De verantwoorde omzet is niet afkomstig uit bedrijfsactiviteiten en betreft geen opbrengst uit de gefactureerde diensten, maar ontvangsten op basis van valse facturen. De jaarcijfers geven hierdoor geen getrouw beeld van de werkelijkheid, maar zijn wel gebruikt richting de verstrekkers van de hypothecaire geldleningen. Hiermee heeft [verdachte] valse jaarcijfers gebruikt om als bewijs van zijn inkomsten te dienen. [33]
In een proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Per 31-08-2020 en heel 2021 stond [verdachte] ingeschreven in [adres] te [woonplaats] . Op 15-02-2022 woonde [verdachte] nog op dit adres. [34]

Voetnoten

2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2022, genummerd MD2R021027 (onderzoek Blokfluit), opgemaakt door Districtsrecherche Flevoland, genummerd 1 t/m 413, 2000 t/m 3029, 4000 t/m 4066, 5000 t/m 5089, 6000 t/m 6097, 7000 t/m 7214, 8000 t/m 8013, 9000 t/m 9164, 10000 t/m 10063, 11000 t/m 11019, 12000 t/m 12095, 13000 t/m 13046, 14000 t/m 14216, 15000 t/m 15786. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Pagina’s 9024 en 9025.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris op 24 november 2021, pagina’s 8 en 9.
5.Pagina’s 9153 en 9154.
6.Pagina’s 9158 en 9159.
7.Pagina 7137.
8.Pagina 9080.
9.Pagina 9038.
10.Pagina’s 9049 en 9050.
11.Pagina 7186, 7187.
12.Pagina 9010.
13.Pagina’s 9013-9020.
14.Pagina’s 9139 en 9140.
15.Pagina 13005.
16.Pagina’s 13035, 13037 en 13038.
17.Pagina’s 13040 en 13041.
18.Pagina’s 13044-13046.
19.Pagina 9064.
20.Pagina 3027.
21.Pagina 7192.
22.Pagina 7074 en 7075.
23.Pagina’s 137, 142, 150- 153 en 157.
24.Pagina 6054.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte in de raadkamer van 31 maart 2022.
26.Pagina 7051.
27.Pagina 7052.
28.Pagina 7055.
29.Pagina 12008.
30.Pagina 12049.
31.Pagina’s 15555-15557.
32.Pagina’s 15728 en 15729.
33.Pagina’s 15720-15724.
34.Pagina’s 15737, 15739 en 15740.