In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 29 januari 2024, staat de proceskostenveroordeling centraal in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een verzoek van Stichting Meerkring Primair Onderwijs, die in beroep ging tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat dit orgaan niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Verzoekster had op 1 mei 2023 het UWV in gebreke gesteld, waarna zij op 26 mei 2023 beroep instelde wegens het uitblijven van een besluit. Het UWV heeft uiteindelijk op 6 juli 2023 alsnog een beslissing genomen, maar verzoekster trok haar beroep in op 5 oktober 2023 en vroeg om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan alsnog heeft beslist, kan de rechtbank het UWV veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelt vast dat het UWV niet tijdig op de aanvraag heeft beslist, wat niet tussen partijen in geschil is. De rechtbank acht het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond en beslist zonder zitting.
De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 218,75 aan proceskosten, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank past een wegingsfactor van 0,25 toe, omdat het beroep wegens niet tijdig beslissen als van zeer licht gewicht wordt aangemerkt. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 365,- aan verzoekster vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.