ECLI:NL:RBMNE:2024:3298

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
UTR_23_2378
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot bouwwerken op perceel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een handhavingsverzoek van eiseres, die zich verzet tegen de aanwezigheid van diverse bouwwerken op een perceel nabij haar woning. Eiseres heeft op 8 februari 2022 een handhavingsverzoek ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede, dat op 28 juli 2022 dit verzoek afwees. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar op 7 maart 2023 ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van overtredingen, aangezien voor de bouwwerken nooit een omgevingsvergunning is verleend. Echter, het college heeft in zijn besluit overwogen dat handhavend optreden in dit geval onevenredig zou zijn, gezien de bijzondere omstandigheden, waaronder het tijdsverloop en de eerdere bestemming van het perceel. Eiseres heeft betoogd dat de overtredingen van ernstige aard zijn en dat het college geen goede belangenafweging heeft gemaakt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college in zijn afwegingen kan worden gevolgd en dat er voldoende bijzondere omstandigheden zijn om van handhavend optreden af te zien.

Daarnaast heeft eiseres zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van gelijke gevallen, aangezien de handhaving op het perceel van eiseres betrekking had op andere omstandigheden dan die op het perceel van de derde-partij. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.P.J. van der Rijt),
en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede, het college
(gemachtigde: mr. A. Steenbergen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: mw. [derde belanghebbende] uit [woonplaats] ( [derde belanghebbende] ).

Inleiding

1.1.
Het college heeft op 8 februari 2022 een handhavingsverzoek van eiseres ontvangen dat betrekking heeft op diverse bouwwerken op het perceel [adres 1] in [plaats] (het perceel). Eiseres woont op het naastgelegen perceel aan de [adres 2] . Op 29 juni 2022 is er een controle uitgevoerd op het perceel. De toezichthouder heeft 13 bouwwerken genummerd, beschreven, gefotografeerd en opgemeten. De bouwwerken 5, 8, 9, 12 en 13 maken geen onderdeel uit van het handhavingsverzoek. Bouwwerk 3 is vergund. De bouwwerken met nummers 1, 2, 4, 6, 7, 10 en 11 maken onderdeel uit van het handhavingsverzoek.
Bouwwerk 1
Opslaghok van 12,7 m2
Bouwwerk 2
Duivenhok van 26,5 m2
Bouwwerk 4
Opslaghok van 6 m2
Bouwwerk 6
Plantenkas van 16,8 m2
Bouwwerk 7
Schuurtje van 4 m2
Bouwwerk 10
Tuinhuis met kippenhok van 16,9 m2
Bouwwerk 11
Tuinhuis/fietsenhok van 25,9 m2
Totaal
108,8 m2
1.2.
In een besluit van 28 juli 2022 (het primaire besluit) heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen. Het college heeft daarbij het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.3.
In een besluit van 7 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.4.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De derde-partij heeft een zienswijze ingediend.
1.5.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2024. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is in persoon verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot dhr. [A] .

Overwegingen

Ontvangst stuk na de zitting
2. De pleitaantekeningen die de gemachtigde van eiseres per e-mailbericht van
20 maart 2024, en dus na de sluiting van het onderzoek op de zitting van
7 februari 2024, heeft verstuurd, zijn niet betrokken bij deze uitspraak. Artikel 2.16, derde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken bepaalt dat na sluiting van het onderzoek ter zitting ingediende stukken buiten beschouwing blijven, tenzij deze aanleiding geven tot heropening van het onderzoek. Dat laatste is niet het geval.
Overgangsrecht
3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum een bestuurlijke sanctie is opgelegd, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Belanghebbendheid
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres belanghebbende bij deze procedure is, omdat haar belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Zij ondervindt feitelijke gevolgen van enige betekenis van de betreffende bouwwerken, omdat zij op het naastgelegen perceel woont en zicht heeft op (een aantal van) de betreffende bouwwerken.
Sloop bonus regeling
5. In een besluit van 5 september 2018 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor een bijbehorend bouwwerk op het perceel. Het college heeft daarbij de sloop bonus regeling uit artikel 23.3.4 van het bestemmingsplan Buitengebied 2015 (bestemmingsplan 2015) toegepast. Om het bijbehorende bouwwerk (een ontbijtzaal) te kunnen realiseren moest, voordat het wordt gerealiseerd, tenminste 76 m² aan legaal aanwezige bebouwing worden gesloopt.
6. Partijen verschillen van mening over de toepassing van deze sloop bonus regeling. Omdat in deze zaak de vraag moet worden beantwoord of er handhavend moet worden opgetreden tegen de bouwwerken die nu op het perceel staan, is een beoordeling van de sloop bonus regeling destijds in deze procedure niet aan de orde. De rechtbank zal dit daarom niet verder bespreken.
Is er sprake van overtredingen?
7. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de onder 1.1. genoemde zeven bouwwerken sprake is van een overtreding. Er is namelijk nooit een omgevingsvergunning voor deze bouwwerken verleend waardoor ze niet onder het overgangsrecht kunnen vallen.
Beginselplicht tot handhaving
8. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om handhavend op te treden, in de regel van die bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dat niet te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisering bestaat. Ook kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Concreet zicht op legalisering
9. Partijen zijn het erover eens dat er geen sprake is van concreet zich op legalisering. Voor de bouwwerken is ten tijde van het bestreden besluit immers geen omgevingsvergunning aangevraagd.
Is handhaving evenredig?
10. Eiseres stelt dat het college ten onrechte heeft overwogen dat handhavend optreden in dit geval zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van handhavend optreden moet worden afgezien. Zij voert daartoe aan dat de overtreding geen incidenteel karakter heeft. De overschrijding van het maximale bebouwingsoppervlakte vindt te pas en te onpas plaats. Verder gaat het volgens eiseres met 108,80 m² om een grote overschrijding van het maximale bebouwingsoppervlakte. Dit maakt dat er geen sprake is van een overtreding van geringe ernst waarbij de belangen van derden niet of nauwelijks worden geschaad. Dat de bouwwerken al lange tijd aanwezig zijn en er lang stonden voordat de huidige eigenaren het perceel kochten, leidt niet tot onevenredigheid. Een koper heeft immers een onderzoekplicht, aldus eiseres. Verder voert eiseres aan dat er sprake is van overlast. Bouwwerk 2 staat grotendeels op de kadastrale grond van eiseres. De bouwwerken worden deels voor bedrijfsmatige opslag/activiteiten gebruikt. De aanvoer van materialen geschiedt via het perceel van eiseres. Hiermee is sprake van extreme toename van het aantal vervoersbewegingen. Er gaat grote overlast gepaard met de grote vrachtwagens die het pad op komen rijden en aan het eind van het pad moeten keren. Ten slotte stelt eiseres hinder van de bouwwerken te ervaren omdat zij er zicht op heeft. Eiseres vindt dat het college geen goede belangenafweging heeft gemaakt.
11. Het college vindt dat, gelet op de combinatie van omstandigheden in dit specifieke geval, handhaving onevenredig is.
12. Het college wijst erop dat de bouwwerken er al zeer lange tijd staan, al voordat de huidige eigenaren het perceel kochten. [derde belanghebbende] heeft toegelicht dat de meeste bijgebouwen sinds 1978 op het perceel staan en dat bouwwerk 1 sinds 1954 op het perceel staat. Het college wijst op rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [1] waaruit volgt dat bij overtredingen die al langere tijd voortduren bijzondere omstandigheden een reden kunnen zijn om af te zien van handhaving.
13. Het perceel heeft volgens het bestemmingsplan 2015 een woonbestemming. In het bestemmingsplan Buitengebied 2003 (bestemmingsplan 2003) dat van kracht was tot 8 juli 2010 had het perceel de bestemming ‘Agrarisch Gebied met landschapswaarden’. De bouwwerken 1, 2, 4, 6, 7, 10 en 11 staan allemaal in het bouwvlak van het bestemmingsplan 2003. Tot 8 juli 2010 was er veel meer bebouwing op het terrein toegestaan dan nu het geval is op grond van de woonbestemming in het nieuwe bestemmingsplan.
14. Het college wijst erop dat het perceel ten tijde van de bouw van de bouwwerken een agrarische bestemming had en dat de bouwwerken zijn gebouwd binnen het agrarisch bouwvlak. Indien er destijds omgevingsvergunningen voor de bouwwerken waren aangevraagd, zouden deze zijn verleend, aldus het college.
15. Het college stelt dat eiseres onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke hinder zij van de bouwwerken ondervindt. Er is een recht op overpad op het perceel van eiseres ten gunste van de derde-partij. Dit recht ligt privaatrechtelijk vast. Dit privaatrechtelijke aspect is in de bestuursrechtelijke handhaving niet van belang en wordt dus ook niet in de belangenafweging meegenomen. De eigenaar heeft een bedrijf aan huis. Als de illegale bebouwing zou worden afgebroken kan dit bedrijf in andere legale bebouwing worden voortgezet. Dit leidt niet tot minder verkeersbewegingen op pad van eiseres. Eiseres geeft verder niet aan wat haar hinder is ten aanzien van de plantenkas, het kippenhok en het fietsenhok. Eiseres heeft weinig zicht op het grootste deel van de illegale bouwwerken. Tussen de bedrijfswoning van eiseres en een deel van de illegale bebouwing staat een muur van 3 meter hoog en een voormalige kapschuur van 8 meter hoog.
16. De rechtbank kan het college in zijn afwegingen volgen. Het tijdsverloop, de omstandigheid dat de bouwwerken in het verleden ten tijde van de bouw onder de voormalige bestemming zouden zijn vergund, het gevestigde recht van overpad dat bestuursrechtelijk niet kan worden aangetast en het beperkte zicht, leveren in onderlinge samenhang bezien voldoende bijzondere omstandigheden op om van handhavend optreden af te zien. Daarnaast staat nog niet civielrechtelijk vast dat bouwwerk 2 op het perceel van eiseres staat, aangezien hierover nog een civielrechtelijke procedure loopt.
Gelijkheidsbeginsel
17. Eiseres beroept zich op het gelijkheidsbeginsel en voert daartoe aan dat het college wel handhavend optreedt op het terrein van eiseres, maar op het perceel van de derde-partij van handhaving afziet.
18. Het college heeft toegelicht dat er ten aanzien van het perceel van eiseres geen sprake is van bijzondere omstandigheden die het afzien van handhaven rechtvaardigen. Het ging daarbij om het verwijderen van recent geplaatste koeltanks en een caravan. Deze voorwerpen zijn verwijderd en er is geen bebouwing gesloopt. Verder hebben beide percelen een andere bestemming en een andere voorgeschiedenis. Er is geen sprake van een gelijke situatie. Elk handhavingsverzoek wordt onafhankelijk beoordeeld, aldus het college.
19. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel moet er sprake zijn van ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
De rechtbank kan het college volgen in zijn toelichting dat geen sprake is van gelijke gevallen omdat de handhaving op het perceel van eiseres ziet op het verwijderen van roerende zaken waarbij geen sloopwerkzaamheden nodig zijn en er sprake is van een andere bestemming (bedrijf).

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:559 en van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1582.