ECLI:NL:RBMNE:2024:3295
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet verstreken dwangsomtermijn
Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de Staatssecretaris van Financiën. De eiser had beroep ingesteld omdat hij vond dat de staatssecretaris niet tijdig had beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser had de staatssecretaris op 13 juni 2023 in gebreke gesteld en op 10 juli 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank had eerder, op 24 januari 2024, het beroep gegrond verklaard en een dwangsom opgelegd aan de staatssecretaris voor het geval deze niet binnen twee weken na de uitspraak zou beslissen.
Echter, de staatssecretaris had niet binnen de gestelde termijn beslist, wat de eiser ertoe bracht om op 13 februari 2024 opnieuw beroep in te stellen. De rechtbank behandelde dit beroep op 9 april 2024, maar eiser was afwezig. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de dwangsomtermijn van 150 dagen nog niet was verstreken. De rechtbank stelde vast dat de eiser met deze tweede beroepsprocedure niet meer kon bereiken dan hij al had, aangezien de dwangsom nog liep. De rechtbank weigerde ook het griffierecht terug te geven en de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier M.E.C. Bakker. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.