ECLI:NL:RBMNE:2024:3286

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
16/139504-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor dwang in strafzaak tegen verdachte na beoordeling van videobeelden

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, heeft de politierechter op 29 mei 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft een tenlastelegging van dwang, waarbij de verdachte op 22 februari 2023 in [plaats] samen met een ander zou hebben geprobeerd [slachtoffer] te dwingen iets te doen door een koker tegen haar hoofd te duwen en deze in haar mond te stoppen. De zitting vond plaats op 15 mei 2024, waar de officier van justitie, mr. L. van Zijl, de overtuiging uitsprak dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar zonder medeplegen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.C. Dorrestein, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de beelden niet aantonen dat de verdachte de koker in de mond van [slachtoffer] heeft geduwd en dat er sprake was van een misplaatste grap.

De politierechter heeft de beelden beoordeeld en geconcludeerd dat de handelingen van de verdachte niet bewezen konden worden. De beelden toonden aan dat de verdachte de koker voor haar geslachtsdeel hield en deze in de richting van de mond van de bejaarde vrouw bewoog, maar niet dat zij de koker daadwerkelijk in de mond van [slachtoffer] heeft gestopt. De politierechter oordeelde dat er geen sprake was van dwang, zoals ten laste gelegd, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. Q.A.A. Sanders.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/139504-23 (P)
Vonnis van de politierechter van 29 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2024.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. van Zijl en van hetgeen verdachte en mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Houten, naar voren hebben gebracht

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging zit als bijlage achter dit vonnis.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
op 22 februari 2023 te [plaats] samen met iemand anders [slachtoffer] heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden door een koker tegen het hoofd van [slachtoffer] te duwen en die koker in de mond van [slachtoffer] te stoppen, terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de politierechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat geen sprake is van medeplegen. Zij heeft verwezen naar de uitwerking van de beelden in het dossier. Voor de juridische kwalificatie van dwang heeft zij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:229).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit de beelden niet blijkt dat verdachte de koker in de mond van mevrouw [slachtoffer] heeft geduwd, zodat mevrouw [slachtoffer] in dat opzicht ook niets tegen haar wil heeft moeten dulden. Voorts wist verdachte niet dat zij gefilmd werd, zodat ook niet gezegd kan worden dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat mevrouw [slachtoffer] dat moest dulden. En datzelfde geldt voor het verspreiden van het filmpje. Ook dat heeft verdachte niet gedaan. Er was sprake van een misplaatste grap, maar meer ook niet.
4.3
Het oordeel van de politierechter
De handelingen van verdachte zijn in het dossier op basis van twee filmpjes uitgewerkt. [1] Hieruit volgt dat verdachte een zwarte koker voor haar geslachtsdeel heeft gehouden, met haar linker wijsvinger op de neus van een bejaarde vrouw heeft getikt en de zwarte koker in de richting van de mond van de bejaarde vrouw heeft bewogen. Vervolgens beet de bejaarde vrouw in de koker. Uit de verklaring van verdachte volgt dat de bejaarde vrouw mevrouw [slachtoffer] betreft.
Uit bovengenoemde uitwerking volgt niet dat verdachte de koker in de mond van mevrouw [slachtoffer] heeft gestopt of geduwd, zoals ten laste is gelegd. Mogelijk dat gezegd zou kunnen worden dat mevrouw [slachtoffer] heeft moeten dulden dat zij op haar neus is getikt, maar dat is niet ten laste gelegd, zodat de politierechter zich niet hoeft te buigen over de vraag of dat een strafbare gedraging zou zijn.
Ten laste van verdachte blijft dan over dat zij de koker voor haar geslachtsdeel heeft gehouden en in de richting van de mond van mevrouw [slachtoffer] heeft bewogen. Naar het oordeel van de politierechter kan op grond hiervan niet worden gesteld dat verdachte door enige feitelijkheid mevrouw [slachtoffer] heeft gedwongen om de koker in haar mond te dulden. De conclusie kan dan geen andere zijn dan dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

13.BESLISSING

De politierechter:
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 22 februari 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een ander, te weten [slachtoffer] (een cliënt van de zorginstelling [zorginstelling] ), in ieder geval een persoon,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde,
wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of medeverdachte (al dan niet terwijl hij, verdachte, dit filmde),
een zwartkleurige koker, althans een (langwerpig) voorwerp, welke verdachte en/of medeverdachte voor zijn/haar/hun kruis/geslachtsdeel hield(en), tegen het hoofd van die [slachtoffer] geduwd en/of (vervolgens) dat voorwerp naar de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of (vervolgens) in de mond van die [slachtoffer] gestopt/geduwd, (al dan niet) terwijl verdachte en/of medeverdachte wist(en) dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden;

Voetnoten

1.Zie het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 11 mei 2023, BVH nummer 2023120406, doorgenummerde pagina’s 138 en 140.