ECLI:NL:RBMNE:2024:3286
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor dwang in strafzaak tegen verdachte na beoordeling van videobeelden
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, heeft de politierechter op 29 mei 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft een tenlastelegging van dwang, waarbij de verdachte op 22 februari 2023 in [plaats] samen met een ander zou hebben geprobeerd [slachtoffer] te dwingen iets te doen door een koker tegen haar hoofd te duwen en deze in haar mond te stoppen. De zitting vond plaats op 15 mei 2024, waar de officier van justitie, mr. L. van Zijl, de overtuiging uitsprak dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar zonder medeplegen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.C. Dorrestein, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de beelden niet aantonen dat de verdachte de koker in de mond van [slachtoffer] heeft geduwd en dat er sprake was van een misplaatste grap.
De politierechter heeft de beelden beoordeeld en geconcludeerd dat de handelingen van de verdachte niet bewezen konden worden. De beelden toonden aan dat de verdachte de koker voor haar geslachtsdeel hield en deze in de richting van de mond van de bejaarde vrouw bewoog, maar niet dat zij de koker daadwerkelijk in de mond van [slachtoffer] heeft gestopt. De politierechter oordeelde dat er geen sprake was van dwang, zoals ten laste gelegd, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. Q.A.A. Sanders.