8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Op 28 augustus 2023 heeft verdachte aangeefster, zijn buurvrouw, meerdere keren gestoken met een schroevendraaier. Daarbij heeft verdachte aangeefster negentien keer geraakt. Aangeefster had hierbij kunnen komen te overlijden. Dat het letsel uiteindelijk meeviel is een gelukkige omstandigheid die niet aan het handelen van verdachte is te danken.
Het is bekend dat slachtoffers en getuigen van een ernstig delict als het onderhavige lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) hebben. Aangeefster heeft ter terechtzitting verklaard dat het incident heeft geleid tot angstgevoelens en zorgen over de toekomst aangezien verdachte haar buurjongen is. Daarnaast brengt de geweldsuitbarsting van verdachte ook mee dat omwonenden zich minder veilig voelen. Zoals hiervoor in rubriek 7 is overwogen kan dit alles verdachte niet worden aangerekend. Het is nu de vraag binnen welk juridisch kader verdachte dient te worden behandeld.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
- het op zijn naam gestelde strafblad van 5 februari 2024;
- de reclasseringsrapportage van 30 november 2023, van Reclassering Nederland opgemaakt door A. Taument.
- een Pro Justitia dubbelrapportage betreffende een psychiatrisch onderzoek van 27 december 2023, opgemaakt door psychiater D.J. Vinkers, en betreffende een psychologisch onderzoek van 5 januari 2024, opgemaakt door GZ-psycholoog E.I.J. Peeters.
- een reclasseringsrapportage tbs-maatregel met voorwaarden van 12 april 2024, van Reclassering Nederland, opgemaakt door M. Dolmans.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit de rapporten van de psychiater en de psycholoog volgt dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis zoals hiervoor in rubriek 7 is omschreven.
De psychiater geeft aan dat uit de klinische inschatting blijkt dat verdachte een matig hoog risico heeft op recidive van een geweldsdelict als hij niet adequaat (met in ieder geval anti-psychotische medicatie) wordt behandeld. Dit risico is met name afhankelijk van psychotische klachten en de behandeling daarvan. Als verdachte effectief wordt behandeld, zoals nu het geval is, is het risico op recidive laag tot matig. Volgens de psychiater moet verdachte verder psychiatrisch worden behandeld en begeleid. Verdachte moet daartoe
worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, waarbij hij gecontroleerd moet worden
op het gebruik van anti-psychotische medicatie, een zinvolle daginvulling en abstinentie van
cannabisgebruik. Vervolgens kan dan worden onderzocht of hij begeleid of zelfstandig kan gaan wonen. Teruggaan naar zijn ouders en zijn geboortedorp zou goed moeten worden
overwogen en, voor zover aan de orde, het beste gefaseerd kunnen verlopen. De psychiater stelt dat een reguliere GGZ-behandeling in een gedwongen kader voldoende zou moeten zijn om verdachte de benodigde behandeling te bieden en daarmee het risico op recidive voldoende te verminderen. Geadviseerd wordt de mogelijkheden tot een zorgmachtiging via de schakelbepaling van artikel 2.3 Wet forensische zorg (Wfz) te laten onderzoeken. Deze zorgmachtiging zou (indien nodig) verlengd kunnen worden, indien zijn behandelaren dat geïndiceerd achten.
De psychiater acht een tbs-maatregel met dwangverpleging niet geïndiceerd, omdat het risico op recidive al voldoende verminderd is als verdachte adequaat (met in ieder geval
anti-psychotische medicatie) wordt behandeld. Als er geen zorgmachtiging wordt afgegeven dan adviseert de psychiater om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen, zodat
verdachte een (klinische) behandeling krijgt opgelegd.
De psycholoog is van mening dat het recidiverisico op gewelddadig gedrag als matig tot hoog (op de lange termijn) kan worden ingeschat als verdachte géén anti-psychotische medicatie gebruikt. Indien hij dat wel doet, wordt het risico op gewelddadig gedrag vooralsnog als laag tot matig ingeschat. Hierbij moet worden opgemerkt dat de huidige instelling op het antipsychoticum (ten tijde van het opstellen van het rapport) nog niet heeft geleid tot het volledig naar de achtergrond verdwijnen van de psychose. Het recidiverisico zal in de toekomst grotendeels afhangen van de mate waarin verdachte last heeft/houdt van psychotische symptomen. Met andere woorden: hoe ernstiger de psychose, hoe groter het recidiverisico. Het is daarom volgens de psycholoog van belang dat verdachte wordt opgenomen in een psychiatrische kliniek, om de (medicamenteuze) behandeling voort te zetten en hem psycho-educatie aan te bieden. Indien de psychose voldoende is verbleekt en verdachte ook toenemend probleem- en ziekte-inzicht toont, kan worden overgegaan naar een ambulante fase. De psycholoog stelt dat het daarbij niet vanzelfsprekend is dat verdachte weer bij zijn ouders gaat wonen. Verdachte moet namelijk juist terecht komen in een setting waar hij begeleiding krijgt bij zelfstandigheid op de verschillende levensgebieden. Naast begeleiding moet er behandeling zijn met aandacht voor het vergroten van copingvaardigheden, zelfredzaamheid en het versterken van de eigen identiteit. De psycholoog komt tot het advies om de mogelijkheid van een zorgmachtiging binnen de Wet verplichte GGZ (Wvggz) via de schakelbepaling van artikel 2.3 Wfz te onderzoeken. De hierboven beschreven behandeling kan binnen dit kader plaatsvinden en geeft voldoende bescherming tegen verder afglijden van verdachte, en dus ook indirect tegen oplopend risico op agressieve impulsdoorbraken. Indien een zorgmachtiging niet haalbaar is, dan zal een tbs-maatregel met voorwaarden volstaan.
De reclassering heeft in het rapport van april 2024, in tegenstelling tot de psychiater, de psycholoog en het eerdere reclasseringsrapport van november 2023, primair geadviseerd tot de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden. Een zorgmachtiging is volgens de reclassering onvoldoende, omdat er geen brug wordt geslagen tussen het ziektebeeld en het delictgedrag. De reclassering merkt op dat een zorgmachtiging niet bestemd is om recidivegevaar te beperken. Ook wordt er binnen de zorgmachtiging geen risicomanagement toegepast en ontbreekt er een gedegen crisisplan. Verdachte zal binnen een zorgmachtiging wél worden ingebed binnen de psychiatrische zorg, wat de kans op recidive kan gaan verlagen, maar het recidiverisico wordt mogelijk meer gereduceerd binnen een stringent kader als een tbs-maatregel met voorwaarden. Het recidiverisico op de lange termijn kan hierdoor worden beperkt en daarmee wordt de veiligheid van de maatschappij gewaarborgd. Binnen het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden kan bij urgente gevarenrisico’s adequater worden ingegrepen. Daarnaast kan verdachte profiteren van een voorspelbare begeleidingsomgeving waarbij ervanuit zijn problematiek gewerkt kan worden.
Overwegingen omtrent de tbs-maatregel
De rechtbank neemt het advies van de psychiater en de psycholoog over en zal geen tbs-maatregel met voorwaarden opleggen. De rechtbank weegt hierbij het volgende mee.
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie en de verdediging, de noodzaak van behandeling van verdachte, maar volgt de psycholoog en de psychiater in hun advies voor het opleggen van een zorgmachtiging. Uit het dubbelrapportage blijkt dat een reguliere GGZ-behandeling in een gedwongen kader voldoende zou moeten zijn en dat daarmee het risico op recidive voldoende kan worden verminderd. Deze behandeling biedt voldoende bescherming tegen verder afglijden van verdachte, en ook indirect tegen oplopend risico op agressieve impulsdoorbraken. Daarbij dient verdachte medicatie te gebruiken. In dat geval wordt het risico op gewelddadig gedrag als laag tot matig ingeschat. Ter zitting heeft de psychiater nader toegelicht dat verdachte goed behandeld kan worden in de reguliere psychiatrie. Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij zal meewerken aan een behandeling en zal voldoen aan alle voorwaarden die daarbij worden opgelegd. Verdachte laat ook gevoelens van spijt en schaamte zien. Er is een duidelijk en rechtstreeks verband tussen de psychotische stoornis en de geweldsuitbarsting van verdachte. Die stoornis is zoals aangegeven naar verwachting goed te behandelen met medicijnen en een reguliere GGZ-behandeling in een gedwongen kader. Naar het oordeel van de rechtbank wordt verdachte op deze manier voldoende ingebed in zorg, waardoor de risico’s voldoende worden ondervangen.
De stap naar het opleggen van de tbs-maatregel is voor de rechtbank, in het licht van de gegeven onderbouwing door de psychiater en psycholoog, te groot. Gelet op het voorgaande en het subsidiariteitsbeginsel is de rechtbank van oordeel dat een lichtere afdoening het meest passend is. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder behandeld is en – voordat hij een psychose raakte – nooit met justitie in aanraking is gekomen. In elk geval concludeert de rechtbank dat het opleggen van de tbs-maatregel onder deze omstandigheden te verstrekkend is, zodat de rechtbank niet zal overgaan tot oplegging ervan.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om van haar ambtshalve-bevoegdheid tot het verlenen van een zorgmachtiging gebruik te maken, omdat de rechtbank verplichte zorg aangewezen acht. De rechtbank verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging. De rechtbank verleent ambtshalve een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, Wfz voor de duur van zes maanden. Van die beslissing is een separate beschikking opgemaakt.
De rechtbank zal bovendien de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen, met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging behandeld kan worden bij [instelling] of een andere GGZ-instelling, nu aan verdachte geen vrijheidsbenemende straf of maatregel wordt opgelegd.