ECLI:NL:RBMNE:2024:3227

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/5521
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiseres, die zich op 2 november 2021 ziekmeldde terwijl zij een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, kreeg op 2 februari 2022 een ZW-uitkering toegekend. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 3 maart 2023, omdat eiseres in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. Eiseres was het hier niet mee eens en voerde aan dat zij verdergaand beperkt was dan het Uwv aannam en dat de geduide functies niet passend waren.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 21 maart 2024, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en haar dochter. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de zorgvuldigheid van het medische onderzoek en de rechtbank zag ook geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te achten.

De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres meer kon verdienen dan 65% van haar eerdere loon en dat de ZW-uitkering daarom terecht was beëindigd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in deze zaak. De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5521

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Kuiper),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank of het Uwv terecht de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) heeft ingetrokken per 3 maart 2023, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Eiseres is het hier niet mee eens en voert aan dat zij verdergaand beperkt is dan aangenomen. Verder is eiseres van mening dat de geduide functies niet passend zijn. Het Uwv is het niet met eiseres eens. Aan de hand van wat eiseres aanvoert, beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Op 2 november 2021 heeft eiseres zich ziekgemeld vanuit de situatie dat zij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft met het besluit van 2 februari 2022 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend vanaf 1 februari 2022.
1.2.
Naar aanleiding van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) heeft het Uwv met het besluit van 2 februari 2023 (het primaire besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd vanaf 3 maart 2023, omdat zij op 1 november 2022 in staat wordt geacht meer dan 65% van het maatmanloon te verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.3.
Met het besluit van 4 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en op 22 februari 2024 aanvullende gronden ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 21 maart 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar dochter. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordelingskader

2. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medische onderzoek
3. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de zorgvuldigheid van het medische onderzoek. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te achten, omdat het voldoet aan de eisen die aan de zorgvuldigheid worden gesteld.
De inhoudelijke medische beoordeling
4. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij niet verdergaand beperkt wordt geacht. Volgens eiseres zijn – gelet op de toelichting in het CBBS – beperkingen aangewezen ten aanzien van item 1.8.1 (geen afleiding door anderen) en item 1.8.3 (werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen), omdat sprake is van verminderde concentratie en verhoogde prikkelbaarheid. Zij verwijst hiervoor ook naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 juli 2022. [1] Verder dient een beperking te worden aangenomen ten aanzien van item 3.7 (trillingsbelasting) voor de nek en schouders vanwege haar spanningsklachten en het feit dat volgens de fysiotherapeut slechts een aanraking van het aangedane gebied sterke pijnprikkels opwekt. Tot slot voert eiseres aan dat een beperking ten aanzien van item 5.7 (boven schouderhoogte actief zijn) is aangewezen. Uit de informatie van de fysiotherapeut blijkt namelijk dat zij geheel niet boven schouderhoogte actief kan zijn en uit het spreekuur van 26 november 2021 volgt dat alle bewegingsuitslagen beperkt zijn.
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert in het rapport van 18 september 2023 dat met de aangenomen beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren voldoende rekening is gehouden met eiseres’ psychische klachten en de overgevoeligheid voor specifieke prikkels. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht toe dat op het spreekuur geen ernstige stoornissen in de cognitieve functies konden worden vastgesteld en dat uit de medische informatie dit ook niet blijkt, maar alleen als klacht door eiseres wordt benoemd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet wel aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen ten aanzien van werken op hoogtes in verband met paniekaanvallen die gepaard gaan met duizeligheid en ten aanzien van eigen gevoelens uiten, gelet op de bevindingen tijdens het spreekuur.
6. Verder licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat in de medische informatie van de fysiotherapeut de klachten van eiseres worden gerapporteerd, maar geen onderliggende medische afwijkingen worden beschreven voor haar lichamelijke klachten. Omdat er dus geen medische afwijkingen in het nek- en schoudergebied zijn geconstateerd, is er geen reden voor de aanname van specifieke beperkingen voor deze klachten. Om overbelasting te voorkomen, ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel aanleiding om de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen te handhaven. De frequentie bij tillen acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep te veel en past dit aan naar incidenteel tien kg.
7. Tot slot motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dit rapport dat bij eiseres geen sprake is van verminderde belastbaarheid op energetische of preventieve gronden en dat er ook geen sprake is van verminderde beschikbaarheid. De primaire verzekeringsarts heeft wel een beperkte duurbelastbaarheid aangenomen vanwege de te verwachten behandeling en de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijft hier ook bij.
8. Naar aanleiding van het beroep van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 27 februari 2024 op de beroepsgronden van eiseres gereageerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht toe dat geen aanleiding bestaat om een beperking aan te nemen ten aanzien van vasthouden van aandacht, omdat bij eiseres geen sprake is van een ernstige aandoening die hiervoor aanleiding geeft en omdat eiseres tijdens het spreekuurcontact heeft laten zien dat zij het gesprek begrijpt en adequaat reageert. Er is dan ook geen sprake van een ernstige concentratiestoornis waarvoor beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van afleiding door activiteiten van anderen of waardoor zij is aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen.
Ten aanzien van de prikkelgevoeligheid, motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat beperkingen per persoon worden bepaald en dat PTSS bij iedereen zich anders kan uiten. Er zijn geen vaststaande diagnose-beperkingen combinaties. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet ook geen medische redenen om een beperking aan te nemen ten aanzien van trillingsbelasting voor de nek- en schouders, omdat dat wordt overwogen in het geval van artrose in de nek of schouders of bij nekhernia. Hiervan is geen sprake en voor overgevoeligheid van de huid is geen onderliggende en geobjectiveerde medische aandoening vastgesteld. Over de beroepsgrond ten aanzien van boven schouderhoogte werken, rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen anatomische afwijkingen aan de schouder zijn die maken dat de bewegingen moeten worden beperkt. Het gaat om spanningsgerelateerde klachten. Bovenhandse bewegingen zijn wel mogelijk, maar beperkt in de duur vanwege de spanning in de spieren.
9. In het rapport van 4 maart 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op de informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd van het Trauma Centrum en is toegelicht dat de informatie de al bekende klachten en PTSS bevestigt. Uit de informatie komt geen andere ernstige psychopathologie naar voren dan op het spreekuur is vastgesteld. De medische informatie geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om de beperkingen te wijzigen.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de uitgebreid gemotiveerde medische beoordeling van de verzekeringsarts bewaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie kenbaar bij de beoordeling betrokken en voor de medisch objectiveerbare klachten beperkingen gesteld. Hetgeen eiseres zelf rapporteert is bij het stellen van beperkingen niet doorslaggevend. Verder is naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht waarom geen beperkingen worden aangenomen ten aanzien van de items 1.8.1, 1.8.3, 3.7 en 5.7. De verwijzing naar de uitspraak van de CRvB waarin wordt overwogen dat beperkingen zijn aangewezen voor visuele en geluidsprikkels bij PTSS gaat ook niet op, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar heeft toegelicht dat PTSS zich bij iedereen anders kan uiten en dat er geen vaststaande beperkingen zijn aangewezen voor diagnoses. De rechtbank begrijpt hieruit dat per persoon dient te worden gekeken naar welke beperkingen zijn aangewezen in het geval van PTSS en kan dit volgen. Het is namelijk ook de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen te stellen.
De arbeidskundige beoordeling
11. Eiseres voert over de functies administratief medewerker afhandelingen, productiemedewerker confectie, kleermaken en medewerker tuinbouw samengevat aan dat haar belastbaarheid wordt overschreden in de geduide functies ten aanzien van eigen gevoelens uiten, doordat zij op verschillende manieren in contact komt met collega’s en dit het werk niet ten goede zal doen. Over de functie productiemedewerker confectie voert eiseres verder aan dat haar belastbaarheid ten aanzien van boven schouderhoogte actief zijn wordt overschreden omdat in combinatie met de signalering op 4.7 zij meer dan 15 maal boven schouderhoogte actief dient te zijn. Bij de functie medewerker tuinbouw wordt volgens eiseres haar belastbaarheid overschreden ten aanzien van lichte voorwerpen tillen. De hogere frequentie (60 maal) wordt niet voldoende gecompenseerd door het lagere gewicht, omdat het hier gaat om gewichten tussen de drie en vijf kg en de compensatie zou moeten plaatsvinden met gewichten onder de twee kg. Daarnaast is volgens eiseres sprake van een dagelijkse belasting, omdat het gaat om een seizoen en dat betekent dat er tijdens dat seizoen wel sprake is van dagelijkse belasting en daarmee het gevaar van overbelasting.
12. In het Resultaat functiebeoordeling van 4 oktober 2023 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd dat de belastbaarheid ten aanzien van eigen gevoelens uiten niet wordt overschreden omdat het gaat om contact van zakelijke aard waarbij emoties niet hoeven te worden geuit. De functionarissen hoeven ook niet veel met elkaar te communiceren om de taak goed te kunnen volbrengen. Het zal zich dan ook niet voordoen dat eiseres anderen in verwarring zal brengen door een onduidelijke, onvoorspelbare of onconventionele wijze van gevoelsuiting en indien dat wel het geval zou zijn, zou dit niet leiden tot het beperken van de voortgang en of de kwaliteit van de werkzaamheden.
13. In het aanvullend rapport van 11 maart 2024 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep – na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep – verder gemotiveerd dat eiseres in staat is om te overleggen met collega’s en dat de beperking meer ziet op conflictsituaties waarbij zij emotioneel kan reageren. Dat eiseres emotioneel kan reageren, betekent niet dat zij in het geheel geen contact kan hebben met mensen. Er is immers ook geen beperking voor samenwerken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook aangegeven dat als het een keer voorkomt, dit niet betekent dat het gehele werkproces stagneert.
14. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 11 maart 2024 voor wat betreft de beperking voor boven schouderhoogte actief zijn bij de functie productiemedewerker confectie, kleermaken toegelicht dat het bij item 4.7 (reiken) niet gaat om reiken waarbij de werkzaamheden boven schouderhoogte worden verricht (item 5.7). Er is dus geen sprake van een overschrijding van de belastbaarheid. Met betrekking tot de functie medewerker tuinbouw heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in hetzelfde rapport toegelicht dat eiseres incidenteel meer gewicht kan tillen tot tien kg. Er heeft overleg plaatsgevonden met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en die heeft aangegeven dat deze iets hogere frequentie mogelijk is, omdat het te tillen gewicht onder vijf kg blijft. Het komt ook niet dagelijks voor waardoor het passend is.
15. Uitgaande van de juistheid van de FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies kunnen duiden en heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep navolgbaar gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er ook overleg heeft plaatsgevonden met de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de passendheid van de functies. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv de verdiencapaciteit van eiseres juist heeft vastgesteld.
16. Voor zover eiseres zich heeft gericht tegen de functie van inpakker, stelt de rechtbank vast dat deze functie als reservefunctie is geselecteerd. De functie maakt daarom geen deel uit van de arbeidskundige beoordeling (de berekening van eiseres’ mate van arbeidsongeschiktheid) die aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. In zoverre treft het betoog van eiseres dus geen doel. Dit heeft eiseres op de zitting ook erkend.

Conclusie en gevolgen

17. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat eiseres meer kan verdienen dan 65% van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het Uwv heeft de ZW-uitkering van eiseres daarom terecht met ingang van 3 maart 2023 beëindigd. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. De door eiseres gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht worden daarom niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.