ECLI:NL:RBMNE:2024:3211

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
10833644 / MC EXPL 23-7399 BW 31650
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over de geldigheid van een concurrentiebeding na wijziging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De kern van de zaak betreft de vraag of een concurrentiebeding nog geldig is na een wijziging van de arbeidsovereenkomst. [gedaagde] was van 1 november 2014 tot 1 oktober 2022 in dienst bij [eiseres] en had een concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst. Na een functiewijziging en loonsverhoging per 1 december 2018, stelde [eiseres] dat [gedaagde] het concurrentiebeding had overtreden door freelance werkzaamheden te verrichten voor een concurrerende onderneming. [gedaagde] betwistte de geldigheid van het concurrentiebeding, stellende dat het niet opnieuw was overeengekomen bij de wijziging van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding zijn geldigheid had verloren per 1 december 2018, omdat er geen afspraken waren gemaakt over het voortduren van het concurrentiebeding bij de wijziging van de arbeidsovereenkomst. De rechter stelde vast dat het concurrentiebeding niet stilzwijgend van kracht bleef en dat de wijziging van de arbeidsovereenkomst niet gepaard ging met een expliciete instemming van [gedaagde] met het concurrentiebeding. Hierdoor werden de vorderingen van [eiseres] afgewezen en werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10833644 / MC EXPL 23-7399 BW 31650 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigden: mrs. M.S.J. Top en A.M. Manse,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigden: mrs. K.A. Besters en D.J.A. Vesters.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
  • de dagvaarding van 5 december 2023 met 15 producties,
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met 3 producties,
  • de akte aanvullende producties 16 tot en met 21 van [eiseres] ,
  • de akte aanvullende producties 4 tot en met 6 van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 maart 2024. Namens [eiseres] zijn de heer [A] (CEO en CESO), de heer [B] (Interim Manager) en mevrouw [C] (HR-medewerker) verschenen, bijgestaan door mr. Top en mr. Manse. [gedaagde] is (in bijzijn van zijn partner) verschenen, bijgestaan door mr. Besters. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat met partijen besproken is op de zitting.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] is vanaf 1 november 2014 tot 1 oktober 2022 werkzaam geweest bij [eiseres] op basis van een arbeidsovereenkomst. Bij aanvang is de arbeidsovereenkomst aangegaan voor de duur van 12 maanden. In die overeenkomst staat dat [gedaagde] in dienst treedt in de functie van Coördinator Techniek & Marketing tegen een bruto maandloon van € 3.750,00. In artikel 1 lid 2 van de arbeidsovereenkomst staat dat de arbeidsovereenkomst na afloop van de 12 maanden stilzwijgend wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst van 1 november 2014 staan verder de volgende relevante artikelen:
Artikel 8 Concurrentiebeding
1. Het is Werknemer niet toegestaan binnen 1 jaar na beëindiging van deze
arbeidsovereenkomst waar ook ter wereld voor eigen rekening noch voor anderen in
enigerlei vorm werkzaam of betrokken te zijn bij een onderneming met activiteiten die
gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan die van Werkgever in een functie met hetzelfde
soort werkzaamheden als bij werkgever. Werknemer zal in het bijzonder geen enkel
contact onderhouden met relaties van Werkgever of betrokken zijn bij derden die van de
specifieke technische kennis, kennis over het relatiebestand of overige vertrouwelijke
informatie van Werkgever profijt zouden kunnen trekken in verband met producten of
diensten die concurreren met die van Werkgever.
2. Voor elke overtreding van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel verbeurt Werknemer
een direct opeisbare boete van € 25.000,- evenals een boete van € 500,- voor iedere dag
dat de overtreding voortduurt na de mededeling van ontdekking door Werkgever,
onverminderd het recht van Werkgever in plaats van de boete volledige schadevergoeding
te vorderen."
Artikel 10 Functiewijziging
Het bovenvermelde inzake taak, geheimhouding en nevenwerkzaamheden blijft van kracht
gedurende het dienstverband, ongeacht in welke functie en/of bij welke afdeling de werknemer in
de toekomst eventueel werkzaam zal zijn.”
2.3.
In een addendum, dat op 7 december 2018 door [gedaagde] en de heer [D] (directeur) van [eiseres] is ondertekend, staat:
“Hierbij bevestigen wij vanuit het management van [eiseres] B.V. dat er met jou de
volgende wijziging op de arbeidsovereenkomst dd 13 november 2014 is overeengekomen:
Artikel 5 Salaris
1. Het salaris bedraagt per 01 december 2018 € 6.500,- bruto per maand, exclusief
vakantietoeslag. De functie Chief Operational Officer "Coo" is niet ingedeeld in een
salarisgroep. De hoogte van liet salaris wordt jaarlijks en uitsluitend vastgesteld door de
directie. (…)”
2.4.
[gedaagde] heeft zijn arbeidsovereenkomst met [eiseres] op 12 september 2022 opgezegd tegen 1 oktober 2022.
2.5.
In de periode van 11 september 2023 tot en met 29 september 2023 heeft [gedaagde] op freelance basis werkzaamheden verricht voor [onderneming] B.V..
2.6.
[eiseres] vordert een bedrag van € 34.000,00 aan boetes van [gedaagde] , omdat [gedaagde] het concurrentiebeding zou hebben overtreden door binnen een jaar na uitdiensttreding concurrerende werkzaamheden te hebben verricht voor [onderneming] B.V.. Daarnaast maakt [eiseres] aanspraak op de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.7.
[gedaagde] vraagt de vorderingen van [eiseres] af te wijzen. [gedaagde] erkent dat hij van 11 september tot en met 29 september 2023 freelance werkzaamheden heeft verricht voor [onderneming] BV. De boetes moeten worden afgewezen, omdat per
1 december 2018 geen sprake is van een rechtsgeldig concurrentiebeding. Ten eerste omdat het concurrentiebeding niet opnieuw is overeengekomen bij de wijziging, hetgeen wel had gemoeten mede gelet op artikel 10 van de arbeidsovereenkomst. Ten tweede omdat het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
2.8.
Voor zover wel een rechtsgeldig concurrentiebeding zou zijn overeengekomen, vraagt [gedaagde] in voorwaardelijke reconventie:
1) het concurrentiebeding te vernietigen, omdat [gedaagde] onbillijk wordt benadeeld;
2) te bepalen dat het concurrentiebeding, indien deze niet vernietigbaar zou zijn, niet is overtreden;
3) te bepalen dat de contractuele boetes van € 500,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, niet opeisbaar zijn en niet opeisbaar kunnen worden;
4) te bepalen dat de contractuele boetes op grond van artikel 6:94 BW gematigd moeten worden, omdat de billijkheid dit eist.

3.De beoordeling

in conventie
3.1.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat tussen [eiseres] en [gedaagde] per
1 december 2018 geen concurrentiebeding meer van toepassing is en dat [gedaagde] dus geen boetes aan [eiseres] hoeft te betalen. Hierna volgt de uitleg.
Het concurrentiebeding is per 1 november 2014 rechtsgeldig aangegaan
3.2.
De eerste vraag is of tussen [eiseres] en [gedaagde] een rechtsgeldig concurrentiebeding is overeengekomen. Vast staat dat in de eerste arbeidsovereenkomst die per 1 november 2014 is aangegaan een concurrentiebeding is opgenomen, waarmee aan de schriftelijkheidseis is voldaan. Dat het concurrentiebeding is opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en geen motivering kent, is hier niet van belang, omdat vast staat dat dit beding vóór 1 januari 2015 is aangegaan en toen motivering nog niet vereist was.
Het concurrentiebeding is rechtsgeldig gebleven bij de stilzwijgende omzetting van de arbeidsovereenkomst
3.3.
Volgens vaste rechtspraak houdt een concurrentiebeding zijn geldigheid wanneer een bestaande arbeidsovereenkomst na verloop van tijd
stilzwijgendop
dezelfde of nagenoeg dezelfde arbeidsvoorwaardenwordt voortgezet. De arbeidsovereenkomst van
1 november 2014 is stilzwijgend verlengd en is gelet op artikel 1 lid 2 van de arbeidsovereenkomst omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd per 1 november 2015. Dat betekent dat het concurrentiebeding zijn geldigheid heeft behouden op het moment dat de arbeidsovereenkomst (stilzwijgend) werd omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Het addendum van 1 december 2018 wijzigt de arbeidsovereenkomst
3.4.
De discussie ziet echter op de situatie vanaf 1 december 2018. Partijen hebben toen met elkaar om tafel gezeten, waarna wijzigingen op de arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd in een addendum dat door beide partijen is ondertekend. Partijen verschillen van mening over de inhoud van dit addendum en, naar de kantonrechter begrijpt, ook over de vraag of op dat moment daadwerkelijk sprake is geweest van een wijziging van de arbeidsovereenkomst.
3.5.
[gedaagde] wijst op het door de directeur van [eiseres] en hemzelf ondertekende addendum van 7 december 2018 (zie citaat onder rechtsoverweging 2.3). Daarin staat dat per 1 december 2018 het maandloon van [gedaagde] wordt aangepast naar € 6.500,00 bruto en staat de functie van COO vermeld. [eiseres] heeft een addendum overgelegd dat ook dateert van 7 december 2018 en waarin de loonsverhoging staat vermeld, maar geen andere functie. Dat addendum is ondertekend door de heer [B] (Interim Manager) en door [gedaagde] . Tijdens de zitting heeft [eiseres] uitdrukkelijk betwist dat in de praktijk een functiewijziging naar COO heeft plaatsgevonden. Die functiewijziging zou slechts op papier zou zijn gezet vanwege de destijds bestaande persoonlijke band tussen [gedaagde] en de directeur van [eiseres] . Volgens [eiseres] is [gedaagde] altijd de werkzaamheden van Coördinator Techniek en Marketing blijven uitoefenen. Ook de loonsverhoging komt volgens [eiseres] voort uit de persoonlijke band tussen [gedaagde] en de directeur van [eiseres] en de wens van [gedaagde] om een huis te kopen. Kennelijk meent [eiseres] dat daarom ook geen wijziging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden.
3.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de arbeidsovereenkomst per 1 december wel degelijk gewijzigd. Dat blijkt uit het door [gedaagde] en de directeur van [eiseres] ondertekende addendum waarin de functie van COO en de loonsverhoging staat. Dat die wijziging ook in de praktijk is gebracht volgt uit de door [gedaagde] overgelegde stukken waaruit blijkt dat hij in elk geval taken deed die horen bij een COO en waarin [gedaagde] ook richting externen wordt aangeduid als COO. De enkele betwisting daarvan door [eiseres] is onvoldoende. Daarnaast is in het addendum in elk geval het loon verhoogd naar € 6.500,00 bruto per maand. Dat alleen is al voldoende om te spreken van een wijziging in de arbeidsovereenkomst.
Het eerder overeengekomen concurrentiebeding is per 1 december 2018 niet (stilzwijgend) van kracht gebleven
3.7.
Vast staat dus dat per 1 december 2018 een wijziging in de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden middels het addendum. De vraag is of op dat moment het concurrentiebeding zijn geldigheid heeft behouden.
3.8.
De kantonrechter stelt vast dat in het addendum niets vermeld staat over het van kracht blijven van de eerder overeengekomen arbeidsvoorwaarden en dat ook niet verwezen wordt naar het eerder overeengekomen concurrentiebeding. Ook in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst staat niet dat het concurrentiebeding bij wijziging van de functie van kracht blijft. Zoals door [gedaagde] terecht is aangevoerd blijft een eerder overeengekomen concurrentiebeding niet (stilzwijgend) van kracht op het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd.. Zoals uit vaste rechtspraak blijkt, moet het concurrentiebeding, gelet op het bezwarende karakter daarvan, bij iedere wijziging in een arbeidsovereenkomst die leidt tot de ondertekening van een nieuw document (a) als bijlage bij het nieuwe document worden gevoegd, onder verwijzing naar dit beding dan wel (b) moet de werknemer in dit nieuwe document uitdrukkelijk verklaren dat hij instemt met (het blijven gelden van) het concurrentie- en relatiebeding (zie onder meer Gerechtshof Den Haag, 4 juni 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1316).
Dat is niet gebeurd. In het addendum staan alleen de wijzigingen in de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst weergegeven.
3.9.
Het concurrentiebeding heeft dus zijn geldigheid verloren per 1 december 2018, omdat partijen per ingang van die datum middels het addendum een gewijzigde arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, zonder daarbij afspraken te maken over het concurrentiebeding. Aan de beoordeling van de vragen of het gaat om een ingrijpende functiewijziging, of het beding daardoor zwaarder is gaan drukken en of de werkzaamheden concurrerend zijn, komt de kantonrechter daarom niet meer toe. Dat betekent dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
Proceskosten
3.10.
Omdat [eiseres] in het ongelijk is gesteld, moet zij daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden tot vandaag begroot op € 1.221,00 en bestaan uit € 1.086,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 543,00) en € 135,00 aan nakosten. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in voorwaardelijke reconventie
3.11.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat tussen [eiseres] en [gedaagde] geen rechtsgeldig concurrentiebeding bestaat, komt de kantonrechter niet toe aan de voorwaardelijke reconventie.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot vandaag aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
veroordeelt [eiseres] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
in voorwaardelijke reconventie
4.5.
verstaat dat op de voorwaardelijke reconventie niet hoeft te worden beslist.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024