2.1[geïntimeerde] heeft op enig moment aangegeven in dienst te willen treden bij de R2Group. R2Group is een onderneming opgericht door twee voormalige leidinggevenden van [geïntimeerde] bij Computer Futures, die zich volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel bezighoudt met arbeidsbemiddeling.
3. Bij inleidende dagvaarding van 7 juni 2018 heeft [geïntimeerde] zich in kort geding tot de kantonrechter gewend en, voor zover hier van belang, gevorderd SThree te verbieden om hem op welke manier dan ook te belemmeren in dienst te treden bij de R2Group, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Bij het bestreden vonnis van 3 juli 2018 heeft de kantonrechter de gevraagde voorziening toegewezen en SThree veroordeeld in de kosten van de procedure.
4. SThree kan zich met die uitspraak niet verenigen en heeft in hoger beroep, onder aanvoering van drie grieven, vernietiging van genoemd vonnis gevorderd onder weigering van de door [geïntimeerde] gevraagde voorziening en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding. [geïntimeerde] heeft tegen die vordering gemotiveerd verweer gevoerd. Met betrekking tot de grieven en de daarbij ingestelde vordering, overweegt het hof het volgende.
5. Tussen partijen is niet in discussie dat de periode waarvoor het meergenoemde concurrentie- annex relatiebeding gelding had, te weten tot 12 maanden na de beëindiging van de arbeidsrelatie, inmiddels is verstreken. Het beding heeft zijn actualiteit verloren. Echter, omdat SThree betoogt in eerste aanleg ten onrechte in de proceskosten te zijn veroordeeld, heeft zij toch belang bij een oordeel in hoger beroep over de door [geïntimeerde] in eerste aanleg gevraagde voorlopige voorziening.
6. Zoals uit de stellingen van partijen ook naar voren komt, staat in deze procedure de vraag centraal of het concurrentie- en relatiebeding zoals uitgewerkt in art. 10 van de arbeidsovereenkomst van [dag] 2013, ten tijde van de beëindiging van de arbeidsrelatie van partijen nog gelding had en het [geïntimeerde] (bij wijze van voorlopige voorziening) op grond daarvan verboden kon worden bij R2Group (een concurrent van SThree) in dienst te treden.
7. Het hof beantwoordt de hierboven opgeworpen vraag voorshands ontkennend. Daartoe is het volgende redengevend. Allereerst geldt dat het concurrentie- en relatiebeding zoals hiervoor onder 6. bedoeld, in ieder geval zijn geldigheid heeft verloren per 1 augustus 2016, toen partijen een gewijzigde arbeidsovereenkomst zijn aangegaan waarbij de functie en het salaris van [geïntimeerde] zijn gewijzigd, zonder het concurrentie- en relatiebeding opnieuw expliciet overeen te komen. In die gewijzigde arbeidsovereenkomst ontbreekt (anders dan in de andere gewijzigde arbeidsovereenkomsten) de hiervoor onder 2.7 geciteerde zinsnede dat de overige arbeidsvoorwaarden zoals weergegeven in de originele arbeidsovereenkomst van kracht blijven en wordt ook de toepasselijkheid van een concurrentiebeding en/of een relatiebeding niet genoemd. Enkel de wijzigingen in de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst zijn weergegeven. Het vastleggen van enkel de wijzigingen in de arbeidsovereenkomst brengt niet met zich mee dat een eerder overeengekomen concurrentiebeding annex relatiebeding (stilzwijgend) van kracht blijft. Gelet op het bezwarende karakter van een concurrentie- annex relatiebeding, dient dit beding, naar het voorlopig oordeel van het hof, bij iedere wijziging in een arbeidsovereenkomst die leidt tot de ondertekening van een nieuw document (a) als bijlage bij het nieuwe document te worden gevoegd, onder verwijzing naar dit beding dan wel (b) dient de werknemer in dit nieuwe document uitdrukkelijk te verklaren dat hij instemt met (het blijven gelden van) het concurrentie- en relatiebeding. Daarvan is met betrekking tot de wijziging van 1 augustus 2016 niet gebleken.
8. Los van het vorenstaande heeft ook om een andere reden het in [maand] 2013 aangegane concurrentie- annex relatiebeding al voor het einde van het dienstverband van partijen zijn geldigheid verloren. De overige gewijzigde arbeidsovereenkomsten verwijzen weliswaar naar de bedoelde bedingen, maar anders dan aangegeven, is de tekst van de genoemde bedingen niet in de wijziging opgenomen en evenmin zijn aan de gewijzigde arbeidsovereenkomsten de bedingen aangehecht dan wel aan [geïntimeerde] ter hand gesteld. Uit de tekst van de gewijzigde arbeidsovereenkomsten blijkt voorts niet dat [geïntimeerde] met het blijven gelden van die bedingen uitdrukkelijk heeft ingestemd. Ook hier is naar het voorshands oordeel van het hof aan geen van beide hiervoor onder 7. aangeduide vereisten voldaan.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de conclusie dat grief 2, waar anders bepleit wordt, moet worden verworpen. Waar er van enig concurrentie- dan wel relatiebeding bij het einde van de arbeidsovereenkomst van partijen geen sprake meer was, behoeft grief 1 (betrekking hebbend op het al dan niet zwaarder zijn gaan drukken) geen bespreking meer. Hetzelfde geldt voor bezwaren die SThree in de aanloop naar de bespreking van de grieven bedoeld heeft te formuleren.
10. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft SThree nog aangevoerd dat [geïntimeerde] zelf de indruk had dat hij ten tijde van de opzegging van het dienstverband nog aan het concurrentie- annex relatiebeding gebonden was en dat dat op één lijn gesteld zou moeten worden met het voldaan zijn aan het schriftelijkheidsvereiste van art. 7:653, lid 1 BW. Het hof verwerp die stelling. Daargelaten dat hier sprake lijkt van een nieuwe grief, maakt het enkele idee bij een (niet juridisch geschoolde) werknemer gebonden te zijn aan dergelijke bedingen, niet dat deze daaraan reeds om die reden gehouden kan worden.
11. Het vorenstaande betekent dat art. 10 van de originele arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] er niet aan in de weg stond om bij R2Group in dienst te treden. De kantonrechter heeft de gevraagde voorziening terecht toegewezen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, de vordering van SThree zal worden afgewezen. SThree zal als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld worden in de kosten van de procedure; grief 3 treft evenmin doel.