ECLI:NL:RBMNE:2024:3189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/4508
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser, die als chauffeur werkte, had zich op 16 oktober 2020 ziek gemeld vanwege diverse lichamelijke en psychische klachten. Na de wachttijd heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde deze op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek, waarbij werd vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde de weigering in de beslissing op bezwaar van 1 augustus 2023.

Tijdens de zitting op 1 maart 2024 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn gezondheidsklachten en dat de geselecteerde functies niet passend waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser per 14 oktober 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen als zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd beoordeeld. Eiser heeft geen aanvullende medische informatie overgelegd die de medische beoordeling van het Uwv zou kunnen ondermijnen.

De rechtbank heeft ook de arbeidskundige beoordeling van het Uwv gevolgd, waarbij is vastgesteld dat eiser kan functioneren op het niveau van voltooid basisonderwijs, ondanks zijn claim dat hij dit niveau niet had bereikt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de functies die aan eiser zijn voorgelegd passend zijn, en dat de complexiteit van de werkzaamheden niet in de weg staat aan het routinematige karakter van de functies. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4508

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.J.N. Hendriksen-Rattan-Tewari),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. Eiser werkte als chauffeur in het leerlingenvervoer voor gemiddeld 15 tot 20 uur per week. Op 16 oktober 2020 heeft eiser zich ziek gemeld voor dit werk in verband met diverse lichamelijke en psychische klachten.
2. Na afloop van de wachttijd heeft eiser bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd. Met het besluit van 3 november 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv heeft daaraan ten grondslag gelegd dat uit medisch- en arbeidskundig onderzoek volgt dat eiser 14,41% en dus minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een WIA-uitkering.
3. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 1 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv de weigering van de WIA-uitkering in stand gelaten. Het Uwv heeft daaraan ten grondslag gelegd dat medisch onderzoek in de bezwaarfase niet tot een andere uitkomst leidt. Het arbeidskundig onderzoek in de bezwaarfase leidt tot wijzigingen in de voorbeeldfuncties die eiser nog zou kunnen uitoefenen. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiser wordt in de bezwaarfase vastgesteld op 16,3%. De weigering van de WIA-uitkering blijft daarmee in stand.
4. Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
5. Het beroep van eiser is behandeld op de zitting van 1 maart 2024. Eiser was bij de behandeling aanwezig, vergezeld door zijn zoon en bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

6. Eiser vindt dat hij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Volgens eiser heeft het Uwv bij de medische beoordeling ten onrechte geen rekening gehouden met de medische informatie die hij heeft ingebracht. Bovendien vindt eiser dat de geselecteerde functies niet passend zijn en zijn belastbaarheid overschrijden. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat eiser per 14 oktober 2022 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.
7. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat het Uwv op 11 januari 2024 een verweerschrift heeft ingediend met als bijlage een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 januari 2024 en een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 november 2023. De rechtbank en eiser beschikten bij aanvang van de zitting niet over dit verweerschrift met bijlagen. Eiser is – na een leespauze – in de gelegenheid gesteld om mondeling op het verweerschrift en de bijlagen te reageren. De rechtbank betrekt het verweerschrift van 11 januari 2024 en de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep daarom bij de beoordeling van deze zaak.

Beoordeling van het geschil

Toetsingskader van de rechtbank
8. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht beoordelen of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers gezondheidsklachten en de beperkingen die daaruit voortvloeien per 14 oktober 2022 leiden tot een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% zodat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.
9. Bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak van eiser stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten; en
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiser zich zelf voelt, zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
De medische beoordeling
10. Eiser voert aan dat de verzekeringsartsen van het Uwv bij de medische beoordeling onvoldoende rekening hebben gehouden met zijn psychische en lichamelijke klachten. Eiser lijdt aan een ernstige depressie. Ter onderbouwing heeft eiser in beroep gewezen op een brief van zijn psycholoog van 24 november 2021. Daarnaast is er volgens eiser onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen die ontstaan als gevolg van duizeligheid en zijn medicatiegebruik. In beroep heeft eiser onderbouwd dat hij Mirtazapine en Sertraline gebruikt wat invloed heeft op zijn rijvermogen en een sederend effect heeft. Eiser stelt tot slot dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn cognitieve en lichamelijke beperkingen.
11. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de medische beoordeling door het Uwv onjuist is en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische klachten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd toegelicht waarom er geen aanleiding is om meer beperkingen aan te nemen in verband met de psychische klachten van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 28 juli 2023 en in zijn aanvullend rapport van 27 november 2023 gereageerd op eisers stelling dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische klachten. Uit deze rapporten volgt dat in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 oktober 2022 rekening is gehouden met de psychische klachten van eiser doordat meerdere beperkingen zijn aangenomen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in de brief van de psycholoog van eiser geen aanleiding om verdergaande beperkingen voor eiser aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep betoogt dat uit de brief van de psycholoog volgt dat de depressie al gedeeltelijk in remissie was en dat eiser op de datum in geding in deze zaak, 14 oktober 2022, niet meer bij een psycholoog onder behandeling was. Als er sprake zou zijn geweest van ernstigere psychische klachten dan was een behandeling geïndiceerd geweest. De rechtbank kan deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Eiser heeft in beroep ook geen aanvullende medische informatie ingebracht waaruit volgt dat zijn psychische klachten op 14 oktober 2022 ernstiger waren en dat er daardoor aanvullende beperkingen in de FML noodzakelijk zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Over het medicijngebruik overweegt de rechtbank het volgende. In het rapport van de primaire verzekeringsarts van 5 oktober 2022 is al beschreven dat eiser Sertraline en Mirtazapine gebruikt. Bij het vaststellen van de FML heeft de primaire verzekeringsarts rekening gehouden met het medicijngebruik van eiser door onder andere een beperking aan te nemen voor het werken met verhoogd persoonlijk risico en het beroepsmatig besturen van voertuigen. In zijn rapport van 27 november 2023 schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat het medicijngebruik van eiser, en specifiek deze combinatie van medicijnen, niet leidt tot het aannemen van meer beperkingen in de FML bijvoorbeeld op het gebied van het vasthouden en verdelen van de aandacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daartoe beschreven dat het gebruik van de slaapmedicatie Mirtazapine in de avond, niet leidt tot sufheid overdag. Het gebruik van Sertraline heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep sowieso geen negatieve invloed op de rijvaardigheid. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de medische beoordeling dat rekening is gehouden met het medicatiegebruik van eiser. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben in hun medische rapporten duidelijk gemotiveerd toegelicht waarom er geen aanleiding is om voor het medicatiegebruik aanvullende beperkingen aan te nemen. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Eiser voert verder aan dat bij de medische beoordeling onvoldoende rekening is gehouden met zijn cognitieve klachten. Ter onderbouwing heeft eiseres gewezen op een onderdeel van het huisartsenjournaal waarin is beschreven dat eiser vergeetachtig wordt en kleine taken niet kan uitvoeren.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is in het huisartsenjournaal geen medische objectivering te vinden voor de door eiser ervaren cognitieve klachten. Het gedeelte van het huisartsenjournaal waar eiser naar verwijst beschrijft inderdaad dat eiser vergeetachtig wordt. Uit deze beschrijving kan echter niet worden afgeleid dat de huisarts deze klachten ook heeft vastgesteld. Het huisartsenjournaal is opgemaakt volgens de zogenaamde SOEP-structuur. De letters S, O, E, en P staan voor Subjectief (het verhaal van de patiënt, de anamnese), Objectief (de waarnemingen van de zorgverlener, onderzoeksresultaten), Evaluatie (de duiding van de klachten en symptomen, werkhypotheses, diagnoses) en Plan (wat er gaat gebeuren). De beschrijving van de cognitieve klachten staat in het huisartsenjournaal achter de letter S. Dat wil zeggen dat eiser bij de huisarts melding van deze klachten heeft gemaakt. Dat is echter onvoldoende voor de conclusie dat deze klachten ook medisch geobjectiveerd zijn. Gelet op het voorgaande geven de door eiser beschreven cognitieve klachten geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Eiser heeft over de medische beoordeling verder nog aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn lichamelijke beperkingen. Eiser wijst daarbij specifiek op het feit dat overbelasting bij artrose vermeden dient te worden.
16. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat in het medisch onderzoek onvoldoende rekening is gehouden met zijn lichamelijke beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 28 juli 2023 en 27 november 2023 inzichtelijk gemaakt dat hij bekend is met de diagnose van axiale artrose bij eiser. Dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter geen aanleiding om verdergaande lichamelijke beperkingen aan te nemen voor eiser. Daarbij is van belang dat uit de medische informatie die eiser heeft overgelegd volgt dat er geen aanwijzingen zijn voor artritis bij eiser en dat uit medische informatie van de reumatoloog blijkt dat er geen bewegingsbeperkingen zijn gevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk gemotiveerd dat de overgelegde medische informatie geen aanleiding is voor het aannemen van verdergaande beperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
17. Tegen het arbeidskundige deel van de schatting voert eiser aan dat hij niet voldoet aan het opleidingsniveau van de geselecteerde functies. Door het Uwv wordt aangenomen dat eiser basisonderwijs heeft afgerond, maar dat is niet juist. Eiser is opgegroeid op het platteland in Marokko, zonder basisscholen in de buurt.
18. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij de geselecteerde functies niet kan uitoefenen omdat hij niet voldoet aan het opleidingsniveau. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn aanvullend rapport van 9 januari 2024 inzichtelijk heeft gemotiveerd dat moet worden veronderstelt dat eiser kan functioneren op het niveau van voltooid basisonderwijs. In zijn rapport van 9 januari 2024 beschrijft de arbeidsdeskundige dat het opleidingsniveau van eiser is vastgesteld op niveau 2. Dit opleidingsniveau houdt in dat iemand kan lezen, schrijven en rekenen op eind basisschool niveau. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep beschrijft in zijn rapport dat niet is te achterhalen of eiser wel of geen basisonderwijs heeft gevolgd, maar dat kan worden verondersteld dat eiser op dit niveau kan functioneren vanwege zijn ruime werkervaring.
De rechtbank kan deze toelichting volgen zodat er bij de arbeidskundige beoordeling vanuit gegaan mocht worden dat eiser voldoet aan opleidingsniveau 2. De beroepsgrond slaagt niet.
19. Eiser heeft over de functie Medior soldering operator (SBC-code 11180 – Productiemedewerker industrie) aangevoerd dat deze functie niet passend is omdat hij niet beschikt over spreek- en luistervaardigheid in het Engels, terwijl dit wel vereist is.
20. De rechtbank volgt eiser daarin niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 1 augustus 2023 overtuigend toegelicht dat de Engelse spreek- en luistervaardigheid in dit geval niet in de weg staat aan de geschiktheid van de functie. Voor deze functie is vereist dat eiser een interne cursus van 3,5 tot 4 dagen volgt waarbij de uitleg (naar behoefte van de cursist) afwisselend in het Engels en in het Nederlands wordt gegeven. Voorafgaand aan de cursus hebben de cursisten al enige tijd meegelopen op de werkvloer en zijn zo bekend geraakt met het vakjargon. Het Engels dat voor deze functie nodig is beperkt zich ook tot vakjargon en Engelse terminologie over het werken met printplaten. De rechtbank kan deze toelichting volgen zodat de functie Medior soldering operator passend is voor eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
21. Eiser heeft tot slot nog aangevoerd dat de functie Machinaal metaalbewerker (SBC-code 11180 – Productiemedewerker industrie) niet geschikt is omdat uit de functieomschrijving blijkt dat er sprake is van taken met een hoge complexiteit. Volgens eiser heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet toegelicht waarom deze functie voor eiser passend is gelet op de beperking uit de FML dat eiser gebonden is aan eenvoudige en routinematige taken om afleiding door drukte of auditieve en visuele prikkels te voorkomen.
22. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat de arbeidsdeskundige de geschiktheid van deze functie onvoldoende heeft toegelicht. In het rapport van 1 augustus 2023 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat de geduide productiefuncties worden gekenmerkt door een grote mate van standaardisatie van de werkzaamheden. Dit betekent dat de medewerker precies van te voren weet wat hij moet doen, wanneer hij welke taak moet uitvoeren en hoe hij dat moet doen. Het routinematige karakter van de functies geeft een zekere focus zodat er weinig afleiding is. In het aanvullend rapport van 9 januari 2024 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog aangevuld dat het werken met printplaten met een hoge complexiteit niet betekent dat het routinematige karakter van de functie verloren gaat. De werkzaamheden zijn naar verhouding weliswaar complexer van aard, maar er wordt nog steeds gewerkt volgens een vast patroon of volgens een voorgeschreven werkvolgorde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hiermee deugdelijk gemotiveerd toegelicht dat de complexiteit van deze functie niet in de weg staat aan het routinematig karakter daarvan zodat deze functie voor eiser passend is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

23. Uit deze uitspraak volgt dat het Uwv op basis van de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen terecht heeft vastgesteld dat eiser per 14 oktober 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep is daarom ongegrond.
24. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.