ECLI:NL:RBMNE:2024:3166

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/3611 en UTR 24/3613
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk huisverbod en verzoek om opheffing door moeder van uithuisgeplaatste zoon

Op 17 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een tijdelijk huisverbod dat was opgelegd aan de meerderjarige zoon van eiseres. Het huisverbod, dat op 25 april 2024 inging, was verlengd door de burgemeester tot 23 mei 2024 vanwege de dreiging van gevaar voor eiseres en haar andere zoon. Eiseres verzocht om opheffing van het huisverbod, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had besloten het huisverbod te verlengen. De rechter concludeerde dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat er een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van eiseres en haar andere zoon bestond, gezien de verslavingsproblematiek en de gewelddadige uitbarstingen van de zoon. De voorzieningenrechter wees het beroep van eiseres ongegrond en verklaarde dat het huisverbod in stand blijft tot de eerder genoemde datum. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/3611 en UTR 24/3613

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[eiseres] , uit [woonplaats] , verzoekster/eiseres (hierna: eiseres)

en

De burgemeester van de gemeente Stichtse Vecht

(gemachtigde: mr. E. van der Zweep).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1.1.
Aan [zoon 1] , de meerderjarige zoon van eiseres, is een tijdelijk huisverbod opgelegd. Dit huisverbod is ingegaan op 25 april 2024 om 18:54 uur en duurde 10 dagen. Het huisverbod geldt voor de woning op het adres [adres] in [woonplaats] .
Bij besluit van 2 mei 2024 heeft de burgemeester dit huisverbod verlengd met 18 dagen tot 23 mei 2024 om 18:54 uur. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het beroep en het verzoek op 17 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de burgemeester.
1.3.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De burgemeester kan aan een persoon een huisverbod opleggen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of als op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. [1] Een tijdelijk huisverbod kan worden verlengd als de dreiging van het gevaar of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet. [2]
3. Artikel 2 van het Besluit tijdelijk huisverbod bepaalt dat de burgemeester bij de afweging of een huisverbod wordt opgelegd uitsluitend let op feiten en omstandigheden die in de bijlage bij het Besluit zijn opgenomen. De burgemeester laat zich verder adviseren door deskundigen die, voor hun oordeel of bij (mogelijk) huiselijk geweld een huisverbod moet worden opgelegd, een Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) invullen.
4. Het opleggen en verlengen van een huisverbod is een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van alle betrokkenen. De bevoegdheid om zo’n huisverbod op te leggen, is daarom beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, of ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Als dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid nodig is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden zo ernstig zijn dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod bestond. Als dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester om vervolgens van die bevoegdheid gebruik te maken verder door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [3]
5. Eiseres vraagt om opheffing van het huisverbod. Zij heeft aangifte gedaan tegen [zoon 1] omdat hij haar geschopt heeft. Het doel van de aangifte was dat hij hulp zou krijgen bij zijn verslavingsproblematiek. In plaats van hulp werd er een huisverbod opgelegd en wordt hij nu gedagvaard. Eiseres heeft dat helemaal niet gewild. In plaats van dat hij hulp krijgt, zwerft hij nu rond en weet niemand precies waar hij is. Eiseres verzoekt om onmiddellijke opschorting van het huisverbod en wil graag haar aangifte intrekken.
6. De voorzieningenrechter is het met de burgemeester eens dat er naar aanleiding van het incident op 23 april 2024 en de informatie uit het Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld een ernstig gevaar of op zijn minst een vermoeden daarvan was voor de veiligheid van eiseres en haar andere meerderjarige zoon, [zoon 2] . Uit de stukken volgt dat eiseres door [zoon 1] is geschopt. Dit incident staat niet op zichzelf. Uit de stukken blijkt dat
[zoon 1] al jaren verslaafd is aan (soft)drugs, dat hij woede-uitbarstingen heeft en dat hij daarbij zaken in huis vernielt en soms ook zijn broertje fysiek mishandelt. Verder blijkt uit de rapportage dat het conflict escaleert, in die zin dat de woede-uitbarstingen frequenter worden. Het gevaar bestaat niet enkel voor eiseres, maar ook voor [zoon 2] . Hij heeft verklaard dat hij lijdt onder de uitbarstingen van [zoon 1] en de dynamiek tussen hem en eiseres. [zoon 2] is fysiek mishandeld, slaapt slecht en op school gaat het niet goed. De burgemeester heeft - gelet op deze omstandigheden - terecht besloten dat een tijdelijk huisverbod nodig is om partijen een time-out te geven om verdere escalatie te voorkomen. Tegen dit huisverbod is geen beroep ingesteld.
7. De burgemeester heeft het huisverbod verlengd omdat de dreiging van het gevaar zich voortzette, in die zin dat het ten tijde van het verlengingsbesluit nog niet gelukt was om veiligheidsafspraken te maken met [zoon 1] . Er was ook nog geen mogelijkheid geweest om met hem te spreken over mogelijke hulpverlening. De verlenging van het huisverbod was volgens de burgemeester noodzakelijk om alsnog afspraken te maken en om
[zoon 1] de tijd te geven om na te denken of hij begeleiding wil om van zijn verslaving af te komen. De borging van de veiligheid van de achterblijvers woog volgens de burgemeester op dat moment zwaarder dan het terugkeren van [zoon 1] .
8. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester het huisverbod heeft mogen verlengen. Het voortduren van het gevaar volgt redelijkerwijs uit de omstandigheid dat
[zoon 1] op het moment van het verlengingsbesluit werd genomen nog geen hulp wilde aanvaarden. Op de zitting is duidelijk geworden dat er nu enige hulp op gang is gekomen, maar dat acht de voorzieningenrechter op zichzelf onvoldoende om het huisverbod nu op te heffen. Er is namelijk nog steeds geen veiligheidsplan opgesteld en er zijn nog geen nadere afspraken gemaakt met [zoon 1] . Dat de burgemeester een aanvullende periode heeft willen nemen om deze afspraken te maken, acht de voorzieningenrechter niet onredelijk.
9. De omstandigheid dat eiseres heeft aangegeven dat zij het huisverbod eigenlijk niet heeft gewild omdat zij slechts hulpverlening wilde voor [zoon 1] , doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet af aan het voortduren van het gevaar. Zoals hiervoor is overwogen is niet gebleken dat het gevaar is afgenomen. Daarnaast is het huisverbod niet alleen bedoeld ter bescherming van eiseres, maar ook ter bescherming van [zoon 2] .
10. Op de zitting heeft eiseres uitgelegd dat zij graag wil dat het locatie- en contactverbod van 90 dagen wordt opgeheven. De burgemeester heeft uitgelegd dat dit een maatregel is die door het Openbaar Ministerie is genomen in het kader van het strafrechtelijke traject tegen [zoon 1] . De voorzieningenrechter kan daar in deze procedure geen oordeel over geven, omdat deze zaak daar niet over gaat.

Conclusie en gevolgen

11. De conclusie is dat het opgelegde huisverbod in stand blijft tot 23 mei 2024 om 18:54 uur. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024 door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth).
2.Artikel 9, eerste lid, van de Wth.
3.De voorzieningenrechter wijst als voorbeeld van die vaste rechtspraak naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:309.