ECLI:NL:RBMNE:2024:3129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
C/16/568506 / FO RK 23-1595
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag wegens bedreigende situatie voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2024 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn minderjarige kind. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen, omdat hij niet in het belang van het kind handelt. De vader is zeer bedreigend, accepteert geen hulpverlening en is niet aanspreekbaar op zijn gedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2016, ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de instabiele en onveilige situatie waarin hij verkeert. De vader heeft herhaaldelijk bedreigingen geuit richting de moeder en heeft een contactverbod overtreden. De moeder en het kind verblijven op een geheime locatie vanwege de veiligheidsrisico's. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de vader beëindigd, waardoor de moeder alleen belast is met het gezag. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden gevolgd, ook als de vader in hoger beroep gaat. De rechtbank hoopt dat de vader zijn gedrag zal veranderen, zodat contact met het kind in de toekomst mogelijk kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/568506 / FO RK 23-1595
Beëindiging van het ouderlijk gezag
Beschikking van 23 april 2024
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, hierna: de Raad,
gevestigd in Utrecht,
over het kind:
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder], hierna: de moeder,
verblijvende op een bij de rechtbank onbekend adres,
advocaat mr. S. van Beers,
[vader], hierna: de vader
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A.W. Boer,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden Nederland, hierna: de GI,
gevestigd in Utrecht.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoek van de Raad, binnengekomen op 29 december 2023;
  • het rapport van de Raad van 11 januari 2024.
1.2.
Het verzoek is door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 26 maart 2024. Bij de zitting waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat, waarbij moeder via Teams aanwezig was;
  • de advocaat van de vader;
  • mevrouw [A] namens de Raad;
  • mevrouw [B] en mevrouw [C] namens de GI.
1.3.
De vader heeft wel een uitnodiging van de rechtbank gekregen, maar is niet naar de zitting gekomen.
1.4.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [minderjarige] in de gelegenheid te stellen om aan de kinderrechter te vertellen wat hij van de verzoeken vindt gelet op zijn jonge leeftijd.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De vader en de moeder zijn op [trouwdatum] 2015 met elkaar getrouwd in Zeist. De echtscheiding is uitgesproken in de beschikking van deze rechtbank van [echtscheidingsdatum] 2024. Door het huwelijk zijn de ouders gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .
2.2.
In de beschikking van 6 september 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 6 september 2024.
2.3.
Bij beschikking van 5 oktober 2023 is de vader voorlopig geschorst in zijn ouderlijke gezag over [minderjarige] , welke schorsing is bekrachtigd bij beschikking van 10 oktober 2023.
2.4.
[minderjarige] verblijft bij de moeder.
2.5.
De Raad vraagt de rechtbank nu om het gezag van de vader te beëindigen.
2.6.
De moeder is het eens met dit verzoek.
2.7.
De vader is het niet eens met dit verzoek.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad toewijzen en het gezag van de vader over [minderjarige] beëindigen. Dat betekent dat de moeder vanaf nu alleen is belast met het gezag over [minderjarige] . De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
Gezagsbeëindiging
3.2.
Volgens de wet kan de rechtbank het gezag van een ouder of van beide ouders beëindigen als het kind opgroeit op een manier waardoor hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De ‘aanvaardbare termijn’ is de periode waarbinnen voor dit kind duidelijk moet zijn waar het zal opgroeien. [1]
3.3.
Aan deze voorwaarden is voldaan. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] verkeert al vanaf zijn geboorte in een situatie die instabiel en onveilig is. Hij is getuige geweest van huiselijk geweld. Sinds de beëindiging van de relatie tussen de ouders in oktober 2022 zijn er verschillende incidenten geweest waarbij de vader
(doods-)bedreigingen heeft geuit richting de moeder. De vader is veroordeeld voor belaging en bedreiging van de moeder. Hij heeft een eerder opgelegd contactverbod met de moeder overtreden. De veiligheidsrisico’s voor de moeder zijn zo fors dat de moeder en [minderjarige] op een voor de vader geheime locatie moeten verblijven. Zij kunnen niet meer in hun eigen vertrouwde omgeving wonen, omdat hun veiligheid daar niet gegarandeerd kan worden. De vader blijft bedreigingen uiten richting de moeder, zowel tijdens zijn detentie als daarna. [minderjarige] voelt zich erg onveilig omdat hij en de moeder al meerdere keren hebben moeten verhuizen vanwege de ernst van de bedreigingen van de vader richting de moeder. Hierdoor is [minderjarige] een lange tijd niet naar school geweest en heeft hij zijn bekende omgeving achter zich moeten laten. [minderjarige] heeft last van nachtmerries, is angstig en heeft hulp nodig om alles te kunnen verwerken. Ook zal [minderjarige] last hebben van de stress die de moeder ervaart door de hele situatie. Voor de moeder kan de stress ervoor zorgen dat het voor haar moeilijker wordt om beschikbaar te zijn voor [minderjarige] . Dat is niet goed voor de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] krijgt nu behandeling voor PTSS en zal daarna speltherapie krijgen.
3.4.
De vader kan de verzorging en opvoeding van [minderjarige] niet dragen. De vader blijft doodsbedreigingen naar de moeder uiten en zinspeelt bij de hulpverlening op een mogelijk gezinsdrama. De vader wil niet samenwerken met de GI en bedreigt de GI en de hulpverlening. Zo heeft de vader op de dag voor de zitting nog bedreigingen geuit richting de GI en de hulpverlening, waarbij hij dreigt dat hij ook zonder gezag achter de verblijfplaats van [minderjarige] komt en dat hij de GI daarvoor zo nodig over de tafel zal trekken. De angst bestaat dat de vader zijn gezag zal misbruiken om op die manier achter de verblijfsplek van de moeder en [minderjarige] te komen. De vader lijkt niet in te zien wat de gevolgen zijn van zijn handelingen voor [minderjarige] . Dit zorgelijke gedrag van de vader draagt niet bij aan de verbetering van de situatie. De rechtbank is van oordeel dat de vader daarmee niet in het belang van [minderjarige] handelt. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de vader niet aan te spreken is op zijn gedrag en op geen enkele manier wenst mee te werken aan de ondertoezichtstelling. Daarmee maakt hij contactherstel tussen [minderjarige] en hem onmogelijk.
3.5.
Gelet op deze houding van de vader verwacht de rechtbank niet dat het de ouders lukt om binnen afzienbare tijd op een constructieve manier samen te werken en afspraken te maken over [minderjarige] . Door het gedrag van de vader moeten de moeder en [minderjarige] op een geheime plek wonen en leven zij continue in spanning. Van de moeder kan niet worden verwacht dat zij in deze omstandigheden voor gezagsbeslissingen met de vader moet overleggen. Praktisch gezien is dat niet mogelijk en er is geen enkel aanknopingspunt dat dit binnen afzienbare tijd wel mogelijk wordt. De vader is zeer bedreigend, accepteert geen hulpverlening, toont geen zelfinzicht en lijkt zich niet bewust van de gevolgen van zijn eigen handelen. De rechtbank ziet daarom geen andere mogelijkheid dan het gezag van de vader over [minderjarige] te beëindigen. Dit maakt dat de moeder vanaf nu alleen belast is met het gezag over [minderjarige] .
3.6.
Het voorgaande betekent niet dat de vader, op termijn, geen contact met [minderjarige] kan hebben. Om dit contactherstel op gang te brengen is het noodzakelijk dat de vader zich anders gaat opstellen. De vader zal daarvoor de samenwerking met de GI moeten opzoeken. De GI kan dan met de ouders bekijken op welke manier de omgang begeleid, weer opgebouwd kan worden. Dat is op dit moment nog niet aan de orde. Zolang de vader bedreigingen blijft uiten en niet in overleg wil met de GI, kan de begeleide omgang niet opgestart worden. De rechtbank hoopt dat de vader zich realiseert dat hij de sleutel is die tot verbetering van de situatie kan leiden. Alleen als de vader onmiddellijk stopt met zijn zeer gevaarlijke, bedreigende en kwetsende gedrag, kan hij een rol spelen in het leven van [minderjarige] . De moeder heeft ook aangegeven dat zij hoopt dat de vader hiertoe in staat is: zij vindt het belangrijk dat [minderjarige] contact heeft met zijn vader, als dit op een veilige en fijne manier kan.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.7.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van de vader over [minderjarige] ;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.W.V. van Duursen (voorzitter), mr. L.A.C. de Vaan, en mr. A.C. van Waning, kinderrechters, in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
AFSCHRIFT
Voor eensluidend afschrift.
De griffier van de rechtbank.
23 april 2024

Voetnoten

1.Artikel 1:266 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).