ECLI:NL:RBMNE:2024:3087

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
Utr 23/2375 en 23/2463
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WIA-uitkering en verzoek om kostenvergoeding door het Uwv

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering en het verzoek om kostenvergoeding. Eiseres, die zich in een situatie van arbeidsongeschiktheid bevindt, had eerder een percentage van 10,12% arbeidsongeschiktheid toegewezen gekregen, wat later is bijgesteld naar 14,83%. Dit percentage is echter nog steeds onder de 35%, waardoor eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank behandelt de beroepen van eiseres tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en concludeert dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen aanspraak kan maken op de uitkering.

De rechtbank stelt vast dat het Uwv rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres, waaronder haar angst voor besmetting en de noodzaak om op afstand van anderen te werken. Eiseres kan zelfstandig fietsen, wat betekent dat er geen vervoersbeperkingen hoeven te worden aangenomen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen van het Uwv de situatie van eiseres correct hebben ingeschat en dat de door hen geselecteerde functies passend zijn, ondanks de angst van eiseres voor besmetting. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsartsen de beoordeling hebben aangepast aan de veranderde omstandigheden en dat er geen medische onderbouwing is voor de stelling van eiseres dat zij niet in de nabijheid van anderen kan werken.

Wat betreft de kostenvergoeding oordeelt de rechtbank dat deze niet kan worden toegewezen, omdat het bezwaarschrift van eiseres ongegrond is verklaard en het besluit van het Uwv niet is herroepen. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat de afwijzing van de WIA-uitkering in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/2375 en 23/2463

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O. Labordus),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mw. S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering. Ook beoordeelt de rechtbank haar beroep tegen het niet vergoeden van de kosten die zij in verband met de behandeling van haar bezwaar heeft gemaakt.
1.1.
Het Uwv heeft in zijn besluit van 12 april 2022 eiseres voor 10,12% arbeidsongeschikt geacht. Met het bestreden besluit van 14 maart 2023 op het bezwaar van eiseres, heeft het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage bijgesteld naar 14,83%. Omdat dit minder is dan 35% maakt eiseres nog steeds geen aanspraak op een WIA-uitkering. Bij afzonderlijk besluit van 16 maart 2023 heeft het Uwv het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.
1.2
Voor de leesbaarheid worden in deze uitspraak beide beroepen tegen de bestreden besluiten verder in enkelvoud aangeduid.
1.3
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, haar echtgenoot [echtgenoot] en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht een WIA-uitkering aan eiseres heeft geweigerd en haar verzoek om een kostenvergoeding heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat wil zeggen dat eiseres geen gelijk krijgt en de bestreden besluiten van het UWV in stand blijven.
2.2
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De beroepsgronden
3. Het beroep van eiseres gaat over haar angst om een besmetting op te lopen. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zijn hiervoor weliswaar beperkingen opgenomen, maar ten onrechte is er bij de uitleg hiervan uitgegaan dat eiseres kan werken in de nabijheid van collega’s als een afstand wordt aangehouden van 1,5 meter. Eiseres kan in het geheel niet in de nabijheid van collega’s en klanten werken. Ook niet als een afstand van 1,5 meter in acht wordt genomen. Dit was ook het uitgangspunt bij de destijds opgestelde FML van de eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb). Vanwege deze beperking konden toen geen passende functies worden geduid. De huidige FML is op dit punt ongewijzigd. Om die reden moet er ook nu van worden uitgegaan dat eiseres in het geheel niet in het bijzijn van collega’s kan werken en er dus ook geen passende functies te duiden zijn. Bij alle functies die nu zijn geduid is sprake van werken in nabijheid van anderen. Ook als daarbij zou worden uitgegaan van een afstand van 1,5 meter, is die in de praktijk moeilijk te handhaven. Je kunt niet verwachten van collega’s dat ze nooit dichterbij komen. In dit verband had ook een vervoersbeperking in de FML gesteld moeten worden. Eiseres durft immers geen auto te rijden en kan geen gebruik maken van het openbaar vervoer, omdat daarin het contact met andere mensen niet is te vermijden.
Heeft het Uwv voldoende rekening gehouden met de beperking dat eiseres niet in nabijheid van anderen kan werken?
4. De rechtbank stelt vast dat het Uwv nadrukkelijk rekening heeft gehouden met de angst van eiseres om een besmetting op te lopen. Om deze reden zijn er immers beperkingen in de FML opgenomen. De rechtbank constateert wel dat de verzekeringsartsen ten opzichte van de EZWb de angst van eiseres op een besmetting anders hebben ingeschat. Waar er bij de EZWb nog van werd uitgegaan dat eiseres in het geheel niet in staat was om met anderen aanwezig te zijn op de werkplek, heeft de primaire verzekeringsarts bij de WIA-beoordeling vastgesteld dat eiseres wel contacten kan hebben met anderen mits deze op voldoende afstand blijven (150 cm). De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat hier in zijn rapportage ook op in en bevestigt dat eiseres geen fysiek contact kan hebben met anderen als de afstand niet groot genoeg is, liefst tenminste 1,5 meter. Tijdens de zitting is door de gemachtigde van het Uwv nader toegelicht dat er geen aanleiding meer bestaat om uit te gaan van de verdergaande beperking, zoals die destijds bij de EZWb is gesteld. Het beoordelingsmoment voor de WIA-uitkering (de zogenoemde datum in geding) ligt een jaar later dan de beoordeling destijds in het kader van de EZWb. De directe angst voor de besmetting met corona is in die tussentijd vervaagd en het accent is om die reden door de verzekeringsartsen verlegd van ‘
geen werk in nabijheid van collega’s’ naar ‘
werk op een afstand van tenminste 1,5 m afstand’. Deze andere benadering leidt voor eiseres tot het relevante gevolg dat met deze minder vergaande beperking wel passende functies zijn geselecteerd. De rechtbank kan de hiervoor door het Uwv gegeven onderbouwing volgen. Eiseres heeft hier geen medisch onderbouwde argumenten tegenovergesteld. Het bij het beroepsschrift gevoegde bericht van de behandelaar van PSYQ levert hiervoor ook geen aanknopingspunten. Over de in acht te nemen afstand heeft overleg plaatsgevonden tussen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt dat zij met het oog hierop de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies niet meer passend heeft geacht en drie nieuwe functies heeft geselecteerd. Bij die nieuwe functies is door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uitdrukkelijk verzekerd dat een afstand van 1,5 m tot collega’s te handhaven is. Hetgeen eiseres hierover heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Had een vervoersbeperking aangenomen moeten worden?
4.1
Voor het aannemen van beperkingen en het opnemen hiervan in een FML kan het Uwv volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] gebruik maken van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Het CBBS is in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Uit het CBBS volgt dat de verzekeringsarts een vervoersbeperking kan aannemen als een persoon voor vervoer is aangewezen op hulp van anderen. Geen beperking wordt aangenomen als iemand zelfstandig kan autorijden, fietsen of gebruik kan maken van het openbaar vervoer. Hoewel eiseres niet durft auto te rijden en geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, is er bij eiseres geen sprake van beperkingen voor het gebruik van de fiets. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd op grond waarvan het Uwv in dit geval had moeten afwijken van het CBBS. Zoals door het Uwv ter zitting is toegelicht, gaat het om de beoordeling of iemand in staat is zich te verplaatsen met een vervoersmiddel. De vraag of een werkplek zich op een afstand bevindt die in redelijkheid nog met de fiets kan worden afgelegd, doet hierbij niet ter zake. Dat moet de praktijk uitwijzen, waarbij in overleg met een werkgever ook een andere vervoersoplossing (zoals een taxiregeling) kan worden afgesproken. De rechtbank begrijpt dat dit vervelend is voor eiseres, maar in overeenstemming met het CBBS kon het Uwv er dus van uitgaan dat geen sprake is van een vervoersbeperking.
Had het Uwv de kosten moeten vergoeden voor het behandelen van het bezwaar van eiseres?
4.2
Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht komen de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van een bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, alleen voor vergoeding in aanmerking voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In dit geval is het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard en is het besluit tot afwijzing van haar WIA-uitkering niet herroepen. Het hiertegen ingestelde beroep is ongegrond. Dat brengt met zich dat de kosten voor de behandeling van het bezwaarschrift van eiseres niet alsnog voor vergoeding in aanmerking komen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van het Uwv, met de afwijzing van de WIA-uitkering, in stand blijft. Omdat het bestreden besluit in stand blijft, komt eiseres ook niet in aanmerking voor een vergoeding van de kosten die eiseres heeft moeten maken in verband met de behandeling van haar bezwaar. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. ing. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van de CRvB van 6 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS9343 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2005:AS9343) en van 7 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1407 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2017:1407)).