In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2024 uitspraak gedaan over de sluiting van de woning van verzoekster na een explosie. De burgemeester van Utrecht had op 24 april 2024 besloten de woning voor 30 dagen te sluiten, omdat de openbare orde ernstig verstoord was door de explosie. Verzoekster, die met haar drie minderjarige kinderen in de woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om terug te kunnen keren naar haar woning.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op 14 mei 2024 behandeld en geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 174a van de Gemeentewet, dat per 1 januari 2024 is verruimd. De rechter heeft vastgesteld dat de explosie als een ernstige vorm van geweld kan worden aangemerkt, wat de sluiting rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft ook de belangen van verzoekster afgewogen tegen de belangen van de burgemeester en de openbare orde. Hoewel de sluiting ingrijpend is voor verzoekster en haar kinderen, heeft de rechter geoordeeld dat de burgemeester de sluiting noodzakelijk mocht achten gezien de veiligheidsrisico's voor omwonenden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van de woning tot en met 23 mei 2024 in stand blijft. De rechter heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.