ECLI:NL:RBMNE:2024:3050

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/5175
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadeverzoek en de gevolgen van het wijzigingsplan voor horeca-exploitatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 16 mei 2024, staat de beslissing op een planschadeverzoek centraal. Eiseres, een B.V. die eigenaar is van een pand in Veenendaal, heeft een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade naar aanleiding van een wijzigingsplan dat de horecamogelijkheid in het pand heeft doen vervallen. Eiseres heeft het pand in 2012 gekocht, maar het heeft sindsdien leeggestaan. Pogingen om de horeca te herstarten zijn mislukt, onder andere door het niet verlenen van exploitatievergunningen door de burgemeester. Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2023 een tegemoetkoming in planschade van € 18.700,- toegekend, maar dit bedrag is in bezwaar gehandhaafd.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat zij schade heeft geleden door misgelopen inkomsten, omdat de exploitatie van het horecabedrijf niet is gestart. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de peildatum voor de schadevergoeding 21 januari 2016 is, de datum waarop het wijzigingsplan in werking trad. De rechtbank oordeelt dat er op die datum geen lopende bedrijfsvoering was en dat gemist voordeel in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank heeft geen bewijs gevonden voor de stelling van eiseres dat de gemeente de start van de bedrijfsvoering heeft getraineerd.

De rechtbank concludeert dat het college de tegemoetkoming in planschade terecht heeft afgewezen en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de tegemoetkoming in planschade ongewijzigd blijft. Eiseres moet de proceskosten niet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Gideonse)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal

(gemachtigde: H.K.C. van Nijnanten).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing op een planschadeverzoek van eiseres. Daaraan ging het volgende vooraf.
2. Eiseres is eigenaar van het pand aan de [adres 1] in [plaats] , waarin vroeger een horecabedrijf zat. Sinds eiseres het pand in 2012 kocht, heeft het leeg gestaan. Eiseres en haar huurders hebben wel pogingen gedaan om de horeca weer op te starten. Dat is niet gelukt, onder meer omdat de burgemeester om verschillende redenen steeds heeft geweigerd om de nodige exploitatievergunningen te verlenen. Ondertussen heeft het college gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan, waarmee de horecamogelijkheid kan komen te vervallen als een horecabedrijf ten minste 12 maanden geleden is geëindigd of als het pand ten minste zo lang heeft leeg gestaan. Dit ‘Wijzigingsplan [adres 2] ’ (hierna: het wijzigingsplan) is eind 2015 vastgesteld en is in deze planschadezaak het schadeveroorzakende besluit.
3. Eiseres heeft in 2021 een verzoek om tegemoetkoming in planschade gedaan. Met het besluit van 23 februari 2023 heeft het college een tegemoetkoming in planschade toegekend tot een bedrag van € 18.700,-. Met het besluit van 12 september 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college het toegekende bedrag aan planschade gehandhaafd en is alsnog een vergoeding toegekend voor de gemaakte deskundigenkosten.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 september 2023. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar directeur [directeur] en door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
5. Op de zitting is afgesproken dat het college nog stukken zou sturen waarover eiseres al wel, maar de rechtbank nog niet beschikte.

Beoordeling door de rechtbank

Nagezonden stukken
6. Na de zitting heeft het college zoals afgesproken de hierna te bespreken besluiten uit 2015 en 2016 over de door eiseres gevraagde horecaexploitatievergunning opgestuurd. Deze besluiten zijn besproken op de zitting en zijn door de rechtbank bij haar beoordeling betrokken.
7. Het college heeft daarbij ook andere stukken en een nadere reactie gestuurd. De rechtbank heeft in die stukken geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen, omdat dat volledig is geweest. Deze stukken zijn niet bij de beoordeling betrokken.
Toepasselijk recht
8. Op 1 januari 2024 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum het wijzigingsplan van kracht is geworden en het verzoek om schadevergoeding binnen vijf jaar na die datum is ingediend, is in deze zaak de Wro met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Schade door waardevermindering
9. De toegekende tegemoetkoming in planschade heeft betrekking op de waardevermindering van het pand die het gevolg is van het wijzigingsplan. Eiseres betwist de aan de besluitvorming ten grondslag gelegde taxatie van het pand. Zij voert aan dat de daarbij behorende garage niet voor een lager bedrag per m2 dan het pand zelf gewaardeerd had moeten worden. Daarbij verwijst zij naar een advies van een door haar in de bezwaarfase ingeschakelde deskundige en naar zijn reactie op de beslissing op bezwaar.
10. Eiseres heeft in bezwaar dezelfde grond in vrijwel dezelfde bewoordingen aangevoerd, waarbij zij heeft gewezen op hetzelfde advies van haar deskundige. In reactie daarop heeft het college de taxateur van zijn planschadeadviseur daarop laten adviseren. Aan de beslissing op bezwaar is vervolgens dat advies ten grondslag gelegd. In dat advies staat dat er geen aanleiding is om voor de garage dezelfde waarde per m2 te hanteren als voor de horecaruimte, omdat de garage op de peildatum niet als horecaruimte maar als opslag in gebruik was. De deskundige van eiseres heeft in reactie hierop slechts zijn eerdere advies herhaald.
11. De bestuursrechter kan een taxatie slechts terughoudend toetsen. Daarbij is van belang dat de waardering van onroerende zaken niet slechts door het toepassen van een taxatiemethode plaatsvindt, maar daarbij ook de kennis, ervaring en intuïtie van de desbetreffende deskundige een rol spelen. De rechtbank vindt dat het college zich in redelijkheid mocht baseren op de ingeschakelde taxateur en vindt de besluitvorming op het punt van de taxatie zorgvuldig en voldoende gemotiveerd. Eiseres heeft aan deze beroepsgrond geen nieuwe argumenten ten grondslag gelegd om daar anders tegenaan te kijken. De beroepsgrond slaagt niet.
Schade door misgelopen inkomsten van toekomstige bedrijfsvoering
12. Eiseres voert verder aan dat zij ook schade in de vorm van misgelopen inkomsten heeft geleden, omdat zij zonder het wijzigingsplan het pand had kunnen gebruiken voor een horecabedrijf. Eiseres had daar ook concrete plannen voor en het is, zo stelt zij, niet haar schuld dat het beoogde bedrijf nooit is opgestart. Het is de gemeente geweest die dat heeft tegengehouden. Bij het weigeren van de exploitatievergunningen zou de burgemeester al in het achterhoofd hebben gehad dat de gemeente de horecamogelijkheid helemaal wilde wegnemen op deze locatie.
13. De rechtbank overweegt het volgende. De peildatum in deze zaak is 21 januari 2016: de datum waarop het wijzigingsplan in werking is getreden. Het staat vast dat er op dat moment geen sprake was van een lopende bedrijfsvoering door eiseres. Als door het wegbestemmen van planologische mogelijkheden voordeel wordt gemist, komt dat in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking als de bedrijfsvoering nog niet is begonnen. Dat is de vaste rechtspraak over het in deze zaak geldende artikel 6.1 van de Wro. [1] Het college heeft dit uitgangspunt gevolgd en de rechtbank ziet geen aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken.
14. Van belang is dat de door eiseres geschetste tegenwerking van de kant van de gemeente niet uit de stukken naar voren komt. Daaruit blijkt namelijk dat eiseres zelf pas in januari 2015 een aanvraag om een exploitatievergunning voor horeca heeft gedaan, die vervolgens pas vanaf juli 2015 inhoudelijk kon worden beoordeeld, na aanvulling van de nodige documenten door eiseres. Ondertussen was de procedure van het wijzigingsplan gestart, dat op 24 november 2015 is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat de burgemeester de besluitvorming rondom de exploitatievergunning heeft getraineerd met het oog op het aankomende wijzigingsplan. De omstandigheid dat er een uit het bestemmingsplan volgende beleidsmatige wens was tot het verwijderen van de horecabestemming, is daarvoor onvoldoende.
15. Het is bovendien de keuze van eiseres geweest om tussen juli en december 2015 geen rechtsmiddelen in te zetten tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag om een exploitatievergunning. Vervolgens is de gevraagde exploitatievergunning door de burgemeester geweigerd op 15 december 2015. Eiseres heeft daartegen wel bezwaar gemaakt, maar heeft zich op dat moment niet tot de voorzieningenrechter gewend. Hierdoor heeft eiseres er niet actief voor gezorgd dat zij vóór de vaststelling van het wijzigingsplan met haar exploitatie kon starten.
16. Er is ook anderszins geen sprake van een bijzondere situatie waarin eiseres investeringen heeft gedaan of waarin het niet aan eiseres is te wijten dat de exploitatie nog niet was gestart. De rechtbank houdt daarom vast aan de hiervoor genoemde lijn uit de rechtspraak. Het college heeft de gevraagde tegemoetkoming in de inkomensschade van de toekomstige, beoogde bedrijfsvoering mogen afwijzen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bedrag aan tegemoetkoming in planschade ongewijzigd blijft. Het college hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2952, overweging 5.4.