ECLI:NL:RBMNE:2024:2934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
564420 HA ZA 23-654
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van arbodienstverlener en schadevergoeding bij onjuist advies bedrijfsarts

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] B.V. en twee gedaagden, te weten Achmea Schadeverzekeringen N.V. (handelend onder de naam Interpolis) en Zorg van de Zaak Netwerk B.V. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid van de arbodienstverlener en de schadevergoeding die [eiser] vordert naar aanleiding van een onjuist advies van de bedrijfsarts.

De bedrijfsarts had op 26 september 2018 geadviseerd om een zieke werknemer hersteld te melden, terwijl deze werknemer nog niet in staat was om haar eigen werkzaamheden te verrichten. Na de herstelmelding viel de werknemer opnieuw uit, wat leidde tot aanzienlijke (loon)schade voor [eiser]. [eiser] vorderde schadevergoeding van zowel Interpolis als Zorg van de Zaak Netwerk. De rechtbank oordeelde dat de bedrijfsarts tekortgeschoten was in zijn advies, maar dat Interpolis slechts een beperkt bedrag van € 108,42 aan schadevergoeding diende te betalen, omdat de schade in de overeenkomst was beperkt. Zorg van de Zaak Netwerk werd niet aansprakelijk gesteld, omdat deze partij niet de arbodienstverlening had verricht, maar enkel als financiële holding fungeerde.

De rechtbank concludeerde dat de aansprakelijkheid van Interpolis voortvloeide uit de overeenkomst voor verzuimbegeleiding en arbodienstverlening, en dat de schadevergoeding contractueel was beperkt. De rechtbank wees de overige vorderingen van [eiser] af, waaronder de vorderingen tegen Zorg van de Zaak Netwerk, en compenseerde de proceskosten tussen [eiser] en Zorg van de Zaak Netwerk. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van arbodienstverleners en de gevolgen van onjuist advies voor werkgevers.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/564420 / HA ZA 23-654
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. N. Stroil,
tegen

1.ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,

handelend onder de naam
INTERPOLIS
gevestigd in Apeldoorn,
gedaagde,
hierna te noemen: Interpolis,
advocaat: mr. H.E. Foudraine,

2.2. ZORG VAN DE ZAAK NETWERK B.V.,

gevestigd in Utrecht,
gedaagde,
hierna te noemen: Zorg van de Zaak Netwerk,
advocaat: mr. A.P.E. de Ruiter.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord van Interpolis;
- de conclusie van antwoord van Zorg van de Zaak Netwerk met producties;
- het e-mailbericht van 19 januari 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 15 april 2024 vond de mondelinge behandeling plaats, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Op de zitting zijn pleitaantekeningen voorgedragen door
[eiser] , Interpolis en Zorg van de Zaak Netwerk, die aan het dossier zijn toegevoegd.
1.3.
Op basis hiervan wordt deze uitspraak gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] had een overeenkomst met Interpolis voor verzuimbegeleiding en arbodienstverlening. De arbodienstverlening werd uitgevoerd door een bedrijfsarts van Zorg van de Zaak. Op advies van de bedrijfsarts meldde [eiser] haar zieke werknemer hersteld, waarna die toch weer uitviel en [eiser] (loon)schade leed. [eiser] stelt dat het advies van de bedrijfsarts onjuist was en eist schadevergoeding van Interpolis en Zorg van de Zaak Netwerk. Dat slaagt gedeeltelijk: de bedrijfsarts had geen herstelmelding moeten adviseren, maar Interpolis hoeft maar € 108,41 te vergoeden omdat de schade in de overeenkomst is beperkt. Zorg van de Zaak Netwerk speelt hierin geen rol: zij is slechts een financiële holding.
2.2.
In deze uitspraak wordt dit oordeel toegelicht. Eerst wordt besproken waarom het advies van de bedrijfsarts onjuist is (randnummer 3.1 e.v.), dan wordt uitgelegd waarom Zorg van de Zaak Netwerk geen rol speelt (randnummer 3.17 e.v.) en vervolgens komt aan bod waarom Interpolis aansprakelijk is en een deel van de schade moet vergoeden (randnummer 3.23 e.v.). Tot slot volgt de beslissing.

3.De beoordeling

De bedrijfsarts heeft onjuist geadviseerd over de herstelmelding
3.1.
[eiser] is een familiebedrijf in de evenementenbranche. Zij maakte in 2017 en 2018 op basis van een overeenkomst met Interpolis gebruik van de arbodienstverlening van Zorg van de Zaak, die werd uitgevoerd door bedrijfsarts [bedrijfsarts] . [eiser] verwijt de bedrijfsarts dat die is tekortgeschoten in de begeleiding van werknemer [werknemer] , door op 26 september 2018 te adviseren om de werknemer per 15 oktober 2018 volledig hersteld te melden. Dat verwijt slaagt: hierna wordt uitgelegd waarom.
3.2.
Werknemer [werknemer] werkte sinds 1996 voor [eiser] en vervulde 19 uur per week de functie van leidinggevende snackbarmedewerker, waarbij zij vaak in de avonduren werkte. Zij meldde zich op 22 december 2016 ziek vanwege ernstige psychische problematiek en kwam begin 2017 onder begeleiding te staan van bedrijfsarts [bedrijfsarts] .
3.3.
In januari 2018 was de bedrijfsarts duidelijk in zijn oordeel: werknemer [werknemer] zou haar eigen leidinggevende taken in de avonduren niet meer kunnen verrichten. Hij adviseerde [eiser] :
Zij heeft beperkingen in prikkels vooral, zij kan geen hectiek aan en heeft een functie nodig achter de schermen waarin routinematige werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd in regelmatige tijden zonder al te veel druk. Dit zijn blijvende beperkingen. Zij kan ook niet meer in de avond werken waardoor zij haar oude werk niet meer kan doen. Zij kan wel terugkeren in aangepast werk in eigen uren mits er werk is waarbij er rekening gehouden wordt met haar beperkingen. De beperkingen zijn in energie, concentratie, geheugen, prikkels, onregelmatigheid, avonduren werken. Vooral de onregelmatigheid en de prikkels, blijven als beperkingen aanwezig door de blijvende medische aandoening.
3.4.
De arbeidsdeskundige deelde dit oordeel: het eigen werk was niet passend en niet passend te maken. Er werd een tweesporenbeleid geadviseerd, waarbij werd gezocht naar passend werk bij een andere werkgever en gelijktijdig eenvoudige werkzaamheden bij [eiser] zouden worden verricht. Vanaf maart 2018 deed werknemer [werknemer] conform advies van de bedrijfsarts voor [eiser] twee uur per week eenvoudige voorbereidingswerkzaamheden in de keuken. Daar kwam in mei 2018 een einde aan vanwege een plotselinge toename van de psychische problematiek. Medio juni 2018 konden deze reintegratiewerkzaamheden na een zodanig advies van de bedrijfsarts worden hervat.
3.5.
Bij een vervolgconsult begin juli 2018 veranderde het advies van bedrijfsarts [bedrijfsarts] : er was herstel opgetreden en hij zag nu wél mogelijkheden voor het verrichten van eigen werk (‘
Zij is wel geschikt voor eigen werk in minder uren.’). Hij adviseerde om de werkzaamheden op te bouwen tot tweemaal twee uur per week.
3.6.
Het gewijzigde advies leidde tot vragen bij [eiser] , die niet begreep waarom herstel in eigen functie nu wél mogelijk was geworden. In reactie op vragen van [eiser] gaf bedrijfsarts [bedrijfsarts] aan dat werknemer [werknemer] het onverwachts weer goed maakte en dat de prognose daardoor was veranderd. Bij een vervolgconsult in augustus 2018 adviseerde de bedrijfsarts om de uren verder op te bouwen naar tweemaal vier uur per week.
3.7.
Op 26 september 2018 vond het laatste consult plaats, waarin bedrijfsarts [bedrijfsarts] de herstelmelding adviseerde:
De betrokkene gaat goed en werkt al weer 15 uur in de week. Zij gaat de komende weken opbouwen naar 19 uur in aangepast/ deels eigen werk. (…) De prognose is gunstig dus en zij is hersteld per 15-08-2018 in aangepast werk zoals het besproken is in het AD rapport.
Ik adviseer om per week met 2 uur op te bouwen tot aan 19 uur. Dan is zij dus werkzaam in 19 uur in de week van 08-10-2018 en dus uiteindelijk hersteld per 15-10-2018.
Ik zie haar dan ook niet meer terug op het spreekuur.
(…)
Een vervolgafspraak is niet nodig vanwege de 100% werkhervatting in het eigen werk op korte termijn.
3.8.
Op dat moment verrichtte werknemer [werknemer] geen eigen werkzaamheden: zij deed slechts eenvoudige voorbereidende taken in de keuken, zoals de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige begin 2018 hadden geadviseerd. Zij had op geen moment haar leidinggevende taken opgepakt en had ook niet meer in de avonduren gewerkt. Bedrijfsarts [bedrijfsarts] was zich er kennelijk van bewust dat de werknemer nog niet haar (volledige) eigen taken uitvoerde, omdat hij spreekt van ‘
aangepast/ deels eigen werk’.Tegelijkertijd verwachtte hij ‘
100% werkhervatting in het eigen werk op korte termijn’.
3.9.
Het advies voldoet niet aan hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam bedrijfsarts onder deze omstandigheden mag worden verwacht. Bij een werknemer die 21 maanden geleden is uitgevallen vanwege psychische problematiek en die sindsdien haar eigen leidinggevende taken niet heeft kunnen verrichten, niet in de avonduren heeft kunnen werken en die nog niet haar volledige aantal uren heeft behaald (15 van de 19 uur), kan redelijkerwijs niet zonder voorbehoud en zonder tussentijdse controle worden geconcludeerd dat binnen drie weken het eigen werk volledig kan worden hervat. Als op medische gronden al mocht worden verwacht dat zo spoedig herstel zou intreden, had het op de weg van de bedrijfsarts gelegen om de werknemer kort voor het herstelmoment opnieuw te beoordelen om te zien of zij daadwerkelijk in staat was om haar eigen werkzaamheden weer te verrichten. Dat heeft bedrijfsarts [bedrijfsarts] nagelaten.
3.10.
Toen [eiser] hierover maanden na de herstelmelding (in april 2019) zijn beklag deed, reageerde bedrijfsarts [bedrijfsarts] door aan te geven dat hij in de veronderstelling was dat was afgesproken dat werknemer [werknemer] zou re-integreren in aangepast werk:
De betrokkene was in oktober geschikt voor aangepast werk waarbij er rekening gehouden werd met de beperkingen voor minder uren. Ik heb vernomen destijds van de werkneemster dat u akkoord ging met minder uren in aangepast werk, om dat te zien als een aangepaste functie. Daarmee heb ik gesteld dat zij terug was met uw goedbevinden in een aangepaste functie in minder uren. Volgens het eerdere AD(arbeidsdeskundig, toevoeging rechtbank)
onderzoek zou er op dat moment sprake zijn van een geslaagde re-integratie in aangepast werk, waarop de herstelmelding volgde. Zij was hersteld voor de aangepaste functie in minder uren. Niet voor eigen werk. U bent daarmee akkoord gegaan destijds. Er is dan ook geen WIA aangevraagd vernam ik. Het ging toen (oktober 2018) heel goed met haar, waardoor ik genoodzaakt was mee te gaan met haar herstel en haar dus met uw goedkeuren hersteld te melden voor het aangepast werk waarbij er rekening gehouden wordt met haar beperkingen in minder uren.
3.11.
[eiser] betwist dat was afgesproken dat werknemer [werknemer] blijvend minder uren en aangepaste werkzaamheden zou verrichten. De rechtbank volgt [eiser] in die betwisting. Uit de rapportages van de bedrijfsarts blijkt namelijk niet dat die ervan uitging dat het aangepaste werk de nieuw bedongen functie was geworden. Integendeel: bedrijfsarts [bedrijfsarts] spreekt over ‘
100% werkhervatting in het eigen werk’en schreef dat werknemer [werknemer] ‘
in aangepast/ deels eigen werk’aan het re-integreren was. Daarbij heeft [eiser] in haar e-mail van 9 augustus 2018 aan de bedrijfsarts specifiek gevraagd of re-integratie in het eigen leidinggevende werk kon worden verwacht (‘
Kan zij opbouwen tot 100% herstel in eigen werk? Zij had voor haar ziekte een leidinggevende functie.’). Bedrijfsarts [bedrijfsarts] reageerde daar geruststellend op, door aan te geven dat het herstel was ingezet en dat daarom het eigen werk weer mogelijk was geworden. Als de bedrijfsarts meende dat was afgesproken dat werknemer [werknemer] haar eigen leidinggevende taken niet meer zou gaan verrichten, ligt in de rede dat hij daar in zijn antwoord op zou hebben gewezen.
3.12.
Dat maakt dat niet komt vast te staan dat bedrijfsarts [bedrijfsarts] zijn advies baseerde op een afspraak met [eiser] dat het aangepaste werk de nieuwe bedongen functie was geworden. Zonder die afspraak kon de bedrijfsarts redelijkerwijs niet tot het advies komen om werknemer [werknemer] binnen enkele weken volledig hersteld te melden, zoals onder randnummer 3.9 is toegelicht.
3.13.
Dat oordeel is in lijn met de conclusies van bedrijfsarts [bedrijfarts] , die door [eiser] als deskundige is geraadpleegd. Zij schrijft dat bedrijfsarts [bedrijfsarts] zich er bij [eiser] van had moeten vergewissen of werknemer [werknemer] haar werk in volle omvang deed, voordat zij volledig arbeidsgeschikt bevonden kan worden. Hoewel niet is gebleken dat een dergelijke plicht in algemene zin op bedrijfsartsen rust, had deze situatie - gelet op de lange duur van de arbeidsongeschikt en het nog niet verrichten van de eigen taken en uren - aanleiding moeten zijn om afstemming met de werkgever te zoeken voordat zonder voorbehoud volledige herstelmelding kon worden geadviseerd.
3.14.
Dat bedrijfsarts [bedrijfarts] ook oordeelt dat het voor bedrijfsarts [bedrijfsarts] niet voorzienbaar was dat werknemer [werknemer] kort na herstelmelding opnieuw zou uitvallen, doet hier niets aan af. Bedrijfsarts [bedrijfsarts] wordt immers niet aangerekend dat hij het toekomstig herstel niet goed heeft ingeschat: de conclusie is dat hij op 26 september 2018 geen volledige herstelmelding kon adviseren omdat de werknemer op dat moment nog niet haar eigen taken verrichtte.
3.15.
De slotsom is dus dat bedrijfsarts [bedrijfsarts] tekort is geschoten in zijn verplichting om [eiser] adequaat te adviseren over de herstelmelding van werknemer [werknemer] . Vanwege het slagen van dit verwijt worden de overige verwijten van [eiser] niet meer besproken.
3.16.
De vervolgvraag is of Zorg van de Zaak Netwerk en/of Interpolis voor de tekortkoming van de bedrijfsarts aansprakelijk zijn.
Zorg van de Zaak Netwerk is niet aansprakelijk: [eiser] bedoelde Zorg van de Zaak N.V.
3.17.
[eiser] eist een verklaring voor recht dat Zorg van de Zaak Netwerk aansprakelijk is voor de schade, met veroordeling tot vergoeding daarvan. Die vorderingen worden afgewezen, omdat [eiser] de verkeerde partij heeft gedagvaard.
3.18.
[eiser] heeft Zorg van de Zaak Netwerk gedagvaard omdat zij in de veronderstelling was dat die rechtspersoon de arbodienstverlening voor haar heeft verricht. Dat blijkt niet zo te zijn: Zorg van de Zaak Netwerk is een moedermaatschappij die enkel fungeert als financiële holding. De arbodienstverlening - waar de diensten van bedrijfsarts [bedrijfsarts] onderdeel van zijn - werd verricht door dochtermaatschappij Zorg van de Zaak N.V.
3.19.
[eiser] voert aan dat de naamsverwarring haar niet kan worden aangerekend, omdat onderaan het
Basiscontract arbodienstverleningdat op 8 juli 2022 is getekend de naam Zorg van de Zaak Netwerk staat. Dat kan haar niet baten, omdat direct daaronder staat beschreven dat Zorg van de Zaak een handelsnaam is van Zorg van de Zaak N.V. en daarbij ook haar nummer van de Kamer van Koophandel is vermeld. Op de vierde pagina van de overeenkomst staat nog uitdrukkelijk genoemd dat de contractspartij voor de arbodienstverlening Zorg van de Zaak N.V. is. [eiser] had dus kunnen weten dat de arbodienstverlening werd verricht door Zorg van de Zaak N.V., of had daarover bij twijfel navraag moeten doen.
3.20.
Tegelijkertijd heeft Zorg van de Zaak Netwerk wel aan de naamsverwarring bijgedragen. [eiser] heeft haar aansprakelijkstelling toegezonden aan het adres waar zowel Zorg van de Zaak Netwerk als Zorg van de Zaak N.V. is gevestigd, waarna er is gecorrespondeerd op het briefpapier van Zorg van de Zaak Netwerk. Daardoor kan bij [eiser] de indruk zijn gewekt dat Zorg van de Zaak Netwerk de aangewezen partij was. Het gebruik van briefpapier van een andere vennootschap is onvoldoende om te spreken van vereenzelviging van rechtspersonen. De vorderingen die zich richten tot Zorg van de Zaak Netwerk kunnen daarom niet worden toegewezen. Wel ziet de rechtbank hierin aanleiding om te bepalen dat de proceskosten van Zorg van de Zaak Netwerk niet voor rekening komen van [eiser] , maar dat zij haar eigen kosten moet dragen (compensatie).
3.21.
[eiser] heeft ter zitting het verzoek gedaan om de zaak aan te houden, zodat zij Zorg van de Zaak N.V. alsnog zou kunnen dagvaarden met het verzoek om die zaak gevoegd te behandelen met deze procedure. Dat zou betekenen dat de mondelinge behandeling niet het sluitstuk van de procedure is, maar dat na een nieuwe schriftelijke ronde opnieuw een mondelinge behandeling met alle partijen moet plaatsvinden. Dat leidt tot een onredelijke vertraging van de procedure en is daardoor in strijd met de goede procesorde. Om die reden wordt het verzoek afgewezen.
3.22.
Daarbij ziet de rechtbank aanleiding om op te merken dat zij (op basis van de in deze procedure beschikbare informatie) op dit moment geen aanleiding ziet om aan te nemen dat er een overeenkomst bestond tussen [eiser] en Zorg van de Zaak N.V. De arbodienstverlening van Zorg van de Zaak N.V. was namelijk onderdeel van de overeenkomst die [eiser] met Interpolis heeft gesloten, zoals hierna wordt besproken.
Interpolis was verantwoordelijk voor de arbodienstverlening en is aansprakelijk
3.23.
[eiser] eist een verklaring voor recht dat Interpolis aansprakelijk is voor de schade, met veroordeling van Interpolis tot vergoeding daarvan.
3.24.
Het staat vast dat [eiser] in 2014 een
WerkAttent Verzekeringheeft afgesloten bij Interpolis, die bestaat uit een verzekering voor loonkosten bij verzuim en het pakket
Verzuimmanagement Compleet. Met dat pakket heeft Interpolis zich tegenover [eiser] verplicht om zorg te dragen voor verzuimbegeleiding en arbodienstverlening. De arbodienstverlening (met advisering door de bedrijfsarts) is uitbesteed aan Zorg van de Zaak.
3.25.
[eiser] meent dat Interpolis door het onjuiste advies van de bedrijfsarts is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst. Interpolis weerspreekt dit: zij meent niet aansprakelijk te zijn voor tekortkomingen in de arbodienstverlening door Zorg van de Zaak. Volgens Interpolis is uitsluitend een verzekeringsovereenkomst gesloten en is er een afzonderlijke arbodienstverleningsovereenkomst tot stand gekomen met Zorg van de Zaak. Ook wijst ze erop dat uit jurisprudentie volgt dat een arbodienstverlener geen hulppersoon is van een loonkostenverzekeraar.
3.26.
Het verweer van Interpolis slaagt niet, omdat Interpolis zich tot meer heeft verplicht dan alleen het verzekeren van loonkosten bij verzuim. Onderdeel van het pakket
Verzuimmanagement Compleetis bijvoorbeeld ook verzuimbegeleiding, waarbij het verzuimbureau van Interpolis voor [eiser] fungeert als casemanager en aanspreekpunt. Ook de arbodienstverlening valt binnen het pakket, zoals blijkt uit de voorwaarden (pagina 14):
Met wie werkt het verzuimbureau samen?
Het verzuimbureau werkt samen met Zorg van de Zaak.
- Als het kan werkt het verzuimbureau samen met deze arbodienst.
- Als zij het nodig vinden, schakelen zij anderen in.
- Deze arbodienst voert het Basiscontract arbodienstverlening uit.
U heeft een Basiscontract arbodienstverlening. Dit is een onderdeel van uw Verzuimmanagement Compleet. (…)
Wie is verantwoordelijk voor uw Verzuimmanagement Compleet?
Wij blijven verantwoordelijk voor de kwaliteit van uw Verzuimmanagement Compleet.
- Ook als het verzuimbureau anderen inschakelt.
3.27.
Uit de tekst van de overeenkomst blijkt duidelijk dat de arbodienstverlening door Zorg van de Zaak onderdeel is van
Verzuimmanagement Compleeten dat Interpolis verantwoordelijk is voor de kwaliteit daarvan. Zelfs als zou blijken dat [eiser] ook een afzonderlijke overeenkomst heeft gesloten met Zorg van de Zaak, doet dit niet af aan de verplichtingen van Interpolis. Interpolis blijft op basis van haar voorwaarden verantwoordelijk voor de arbodienstverlening en kan dus worden aangesproken op een tekortkoming daarvan, zoals [eiser] in deze procedure doet.
[eiser] heeft schade geleden door het onjuiste advies van de bedrijfsarts
3.28.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of [eiser] schade heeft geleden door het onjuiste advies van bedrijfsarts [bedrijfsarts] .
3.29.
Nadat [eiser] werknemer [werknemer] op 15 oktober 2018 conform advies van de bedrijfsarts beter heeft gemeld, meldde [eiser] haar op 28 december 2018 opnieuw ziek. Tussen herstelmelding en nieuwe ziekmelding zijn meer dan 28 dagen verstreken, waardoor een nieuwe ziekteperiode van twee jaar aanving waarin [eiser] het loon en de kosten moest doorbetalen.
3.30.
Was er geen herstelmelding gedaan, dan was werknemer [werknemer] per 22 december 2018 ziek uit dienst gegaan en was de loondoorbetalingsverplichting van [eiser] geëindigd. De herstelmelding is een direct gevolg van het onjuiste advies van de bedrijfsarts en heeft ertoe geleid dat werknemer [werknemer] niet ziek uit dienst ging, maar dat een nieuwe ziekteperiode startte. Het causaal verband tussen het advies van de bedrijfsarts en de schade door twee jaar extra loonbetaling is daarmee gegeven.
3.31.
[eiser] vordert vergoeding van de salariskosten over 2019 en 2020, in totaal € 31.150,67. Interpolis heeft de hoogte van dit bedrag niet betwist en de omvang komt ook niet onredelijk voor. Het bedrag kwalificeert dus als schade.
3.32.
Daarnaast vordert [eiser] de kosten van de ziekengeldverzekering (€ 296,47), kosten voor Zorg van de Zaak (€ 119,10), kosten van de salarisadministratie (€ 162,50) en een vergoeding voor de tijd die medewerkers van [eiser] hieraan hebben besteed (€ 12.300,00). Die schade is niet onderbouwd en ook is niet duidelijk waarom deze kosten het gevolg zijn van de onjuiste advisering door de bedrijfsarts. Deze schadeposten worden daarom afgewezen.
Interpolis heeft haar verplichting tot schadevergoeding beperkt
3.33.
Interpolis verweert zich met een beroep op de bepalingen in de overeenkomst die haar verplichting tot vergoeding van de schade beperken. Zij voert aan dat zij alleen verplicht is schade te vergoeden die haar eigen schuld is, die tijdig bij haar is gemeld en dat de schade in de overeenkomst is beperkt tot het bedrag dat [eiser] voor de diensten betaalt. Dat laatste beroep slaagt.
3.34.
In de overeenkomst tussen [eiser] en Interpolis staat (pagina 15):
Wat als er schade ontstaat door een fout van uw Verzuimmanagement Compleet?
Wij zijn aansprakelijk voor deze schade.
- Als de fout onze schuld is.
- Als u de fout aan ons doorgeeft en ons de kans geeft de fout te herstellen.
- Binnen 14 dagen nadat u de fout ontdekt of had kunnen ontdekken.
Wij betalen een schadevergoeding.
- Dit is maximaal het bedrag dat u per jaar betaalt voor de diensten.
3.35.
Interpolis meent dat uit de eerste zin volgt dat zij niet aansprakelijk is voor fouten van anderen (zoals arbodienstverlener Zorg van de Zaak) omdat zij daar geen schuld aan heeft. Die uitleg overtuigt niet, omdat dit strijdig zou zijn met de toezegging dat Interpolis ook verantwoordelijk blijft voor de kwaliteit als anderen worden ingeschakeld (zie randnummers 3.26 & 3.27). De bepaling over de verantwoordelijkheidsverdeling bij het betrekken van andere partijen in de uitoefening van de verplichtingen van Interpolis is specifieker dan de algemene bepaling dat Interpolis alleen aansprakelijk is voor fouten waar zij schuld aan heeft. Om die reden gaat de eerstgenoemde bepaling voor en slaagt dit beroep van Interpolis niet.
3.36.
Daarnaast voert Interpolis aan dat [eiser] niet tijdig (binnen 14 dagen) melding heeft gemaakt van de fout, om haar de gelegenheid te bieden om die te herstellen. Ook dat gaat niet op. Hoewel [eiser] inderdaad niet binnen 14 dagen na het advies van 26 september 2018 contact heeft gezocht met Interpolis, kan haar dit in de onderlinge verhouding met Interpolis niet worden aangerekend. Interpolis was uit hoofde van de overeenkomst immers verantwoordelijk voor het proces van verzuimbegeleiding en trad op als casemanager, waardoor zij ook kennis nam van de adviezen van de bedrijfsarts. In die hoedanigheid had zij zelf kunnen opmerken dat het laatste advies van de bedrijfsarts innerlijk tegenstrijdig was en niet strookte met de eerdere adviezen en de gemaakte afspraken. Om die reden komt haar geen beroep toe op schending van de (contractuele) klachtplicht.
3.37.
Ook voert Interpolis aan dat de schadevergoeding in de overeenkomst beperkt is tot het bedrag dat [eiser] per jaar betaalt voor haar diensten. Dat is € 108,42. [eiser] voert hiertegen aan dat zij bij de totstandkoming van de overeenkomst niet de wil heeft gehad om de schadeplichtigheid van Interpolis dusdanig te beperken. Dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, gelet op de duidelijke tekst van de overeenkomst waar [eiser] zich aan heeft gecommitteerd.
3.38.
Daarnaast verzoekt [eiser] om de clausule die de schadevergoeding beperkt buiten toepassing te verklaren omdat de gevolgen daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. [eiser] wijst erop dat toepassing hiervan zou leiden tot een beperking van de vergoeding tot circa 0,25 procent van de daadwerkelijke schade.
3.39.
Het uitgangspunt is dat partijen vrij zijn om aansprakelijkheid en schade in een overeenkomst te beperken. Bij overeenkomsten met consumenten of kleine ondernemers (tot 50 werknemers) wordt deze vrijheid beperkt doordat een dergelijke bepaling kan worden vernietigd als deze onredelijk bezwarend is. [eiser] is geen kleine ondernemer: zij heeft 60 vaste werknemers in dienst plus 130 werknemers op uitzendbasis.
3.40.
Ook tussen professionele partijen kan een beperking van de schadeplichtigheid vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid buiten toepassing blijven, maar de lat daarvoor ligt hoog. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de rechter terughoudend dient te zijn in het buiten toepassing verklaren van dergelijke clausules op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). [1] Slechts in uitzonderlijke omstandigheden, zoals wanneer de schade is ontstaan door opzet of bewuste roekeloosheid [2] , kan de contractuele beperking van de schadeplichtigheid door de rechter buiten toepassing worden verklaard. Dergelijke omstandigheden zijn hier door [eiser] niet gesteld en de rechtbank ziet die omstandigheden hier ook niet.
3.41.
Dat de vergoeding zich niet verhoudt tot de daadwerkelijke schade is onvoldoende om te oordelen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] aan de clausule gebonden blijft: bij het sluiten van de overeenkomst moet voor haar voorzienbaar zijn geweest dat onjuiste advisering door verzuimbureau of arbodienst zou kunnen leiden tot schade die het bedrag dat voor de diensten van Interpolis wordt betaald (ver) overschrijdt, zoals is gebeurd, maar toch heeft [eiser] daarmee ingestemd.
3.42.
De conclusie is dus dat het beroep van [eiser] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid faalt. De clausule houdt stand en dat betekent dat Interpolis (slechts) € 108,42 aan schade moet vergoeden.
Het beroep van Interpolis op eigen schuld en het eigen risico slaagt niet
3.43.
Interpolis doet daarnaast nog een beroep op eigen schuld aan de zijde van [eiser] . Zij voert daartoe aan dat [eiser] heeft nagelaten om een WIA-aanvraag te doen. Die stelling slaagt niet: gebleken is dat [eiser] wel degelijk een WIA-aanvraag heeft gedaan, maar dat Interpolis daarna de herstelmelding heeft doorgegeven aan het UWV waardoor de aanvraag is geëindigd. [eiser] is daar niet bij betrokken en het eindigen van de aanvraag kan haar dan ook niet worden aangerekend.
3.44.
Ook voert Interpolis aan dat [eiser] op 15 oktober 2018 op basis van het advies van de bedrijfsarts geen herstelmelding had moeten doen, maar had moeten protesteren bij Interpolis of de bedrijfsarts of een deskundigenoordeel bij het UWV had moeten aanvragen. Hoewel er inderdaad aanleiding bestaat om aan te nemen dat een (klein) deel van de verantwoordelijkheid bij [eiser] zelf ligt, leidt dit niet tot een beperking van de door Interpolis te betalen schadevergoeding omdat het te betalen schadebedrag daarmee in elk geval niet lager zou uitvallen dan het maximale bedrag van € 108,42.
3.45.
Uiterst subsidiair werpt Interpolis het verweer op dat de door [eiser] geleden verzuimschade lager is dan het eigen risico dat zij onder de loonkostenverzekering heeft. Die stelling is niet relevant, omdat [eiser] geen uitkering onder de verzekering vordert maar schadevergoeding op basis van de contractuele overeenkomst voor arbodienstverlening.
Interpolis moet € 108,42 betalen plus incassokosten en proceskosten
3.46.
De conclusie is dat de bedrijfsarts is tekortgeschoten en dat Interpolis daarvoor aansprakelijk is, maar dat de schade contractueel is beperkt tot het bedrag van € 108,42. Dat bedrag moet Interpolis dus aan [eiser] betalen. [eiser] vordert hierover wettelijke rente vanaf 31 augustus 2020 en die vordering wordt toegewezen, omdat voldoende aannemelijk is dat de schade op dat moment was geleden en dus opeisbaar was.
3.47.
[eiser] eist daarnaast vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Uit de processtukken blijkt dat er voorafgaand aan de procedure inderdaad de nodige werkzaamheden zijn verricht. Gelet op de hoogte van de toegewezen schadevergoeding en het
Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokostenheeft [eiser] recht op een vergoeding van € 40,00. Dat bedrag wordt dus toegewezen.
3.48.
Verder eist [eiser] een verklaring voor recht dat Interpolis aansprakelijk is voor de schade. Die wordt afgewezen, omdat Interpolis niet voor de gehele schade aansprakelijk is.
Daarbij is ook niet gebleken dat [eiser] een afzonderlijk belang heeft bij een verklaring voor recht.
3.49.
Interpolis heeft in deze procedure grotendeels ongelijk gekregen: zij heeft immers ontkend aansprakelijk te zijn maar die aansprakelijkheid is toch gevestigd. Interpolis moet daarom een vergoeding betalen voor de kosten die [eiser] heeft moeten maken voor de procedure tegen haar. Die proceskosten worden begroot op:
- kosten dagvaarding
112,15
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
Totaal
5.555,15
3.50.
Interpolis moet binnen 14 dagen nadat [eiser] daar schriftelijk om heeft verzocht aan de veroordelingen voldoen. Doet zij dat niet en laat [eiser] dit vonnis daarna betekenen, dan moet Interpolis € 92,00 extra betalen plus de kosten van betekening.
3.51.
De door [eiser] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen nadat Interpolis door [eiser] is aangeschreven.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt Interpolis om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 108,42 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 31 augustus 2020, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt Interpolis om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.3.
veroordeelt Interpolis in de proceskosten van € 5.555,15 aan de zijde van [eiser] , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Interpolis niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt Interpolis tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen [eiser] en Zorg van de Zaak Netwerk, zodat Zorg van de Zaak Netwerk de eigen kosten draagt en [eiser] de eigen kosten draagt voor het dagvaarden van Zorg van de Zaak Netwerk,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af, waaronder de vorderingen die zich richten tot Zorg van de Zaak Netwerk.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Könning en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:153.
2.Hoge Raad 18 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6913.