ECLI:NL:RBMNE:2024:288

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
16-061475-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontuchtige handelingen met een minderjarige en de beoordeling van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 13-jarig meisje. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 16 november 2020 in Mijdrecht ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het slachtoffer. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer niet meer konden worden getoetst vanwege haar overlijden, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de bewezenverklaring niet uitsluitend berustte op de verklaringen van het slachtoffer, maar ook ondersteund werd door DNA-onderzoek en de verklaring van de verdachte zelf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de psychische gevolgen die dit voor haar heeft gehad. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet eerder voor een zedenmisdrijf was veroordeeld, maar dat er wel zorgen waren over zijn omgang met minderjarigen. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht en deelname aan ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/061475-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 16 november 2020 te Mijdrecht met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Na de aangifte in november 2020 heeft de zaak lange tijd stilgelegen. Verdachte is pas op 15 maart 2023 gehoord, een groot deel van de processen-verbaal zijn jaren na het tenlastegelegde feit opgemaakt en het slachtoffer is inmiddels overleden. Daarom moet getwijfeld worden aan de betrouwbaarheid van de processen-verbaal en is de verdediging niet meer in staat om die, mede vanwege het overlijden van het slachtoffer, deugdelijk te toetsen. Dat maakt dat ernstig inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming tekort is gedaan aan de belangen van verdachte en diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is. Niet-ontvankelijkheid wordt alleen in uitzonderlijke gevallen uitgesproken. De belangen van verdachte zijn niet bewust geschonden. Het late oppakken van het opsporingsonderzoek en instellen van de vervolging komt door capaciteitsgebrek bij de politie en het openbaar ministerie.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt de stelling van de verdediging dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is. De door de raadsman aangedragen omstandigheden hebben – in de kern – te maken met de betrouwbaarheid van het bewijs en de mogelijkheden voor de verdediging (en rechtbank) om die betrouwbaarheid te toetsen. Dat is een kwestie die bij de waardering van het bewijs thuishoort, en niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie (vgl. HR 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1009 als het gaat om overschrijding van de redelijke termijn). Nu de zaak lange tijd heeft stilgelegen vanwege capaciteitsproblemen bij de politie, zoals de officier van justitie op zitting heeft toegelicht, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte dat van een eerlijke behandeling van zijn zaak geen sprake meer kan zijn.
Conclusie
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, nu vaststaat dat verdachte seks heeft gehad met het slachtoffer toen zij dertien jaar oud was. Voor de bewezenverklaring is uitsluitend de (objectieve) leeftijd van het slachtoffer van belang, niet of verdachte hiervan op de hoogte was.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De verklaringen van het slachtoffer moeten volgens de raadsman worden uitgesloten van het bewijs omdat deze onbetrouwbaar zijn en geen steun vindt in objectieve bronnen. Daarnaast kunnen deze belastende verklaringen door het overlijden van het slachtoffer niet meer worden getoetst. Het gebruik hiervan voor het bewijs is in strijd met het recht op een eerlijk proces.
De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de desbetreffende dag [de rechtbank begrijpt: 16 november 2020] haalde ik [slachtoffer] op. Eenmaal aangekomen bij mij thuis hebben wij seks gehad.
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, genummerd PL0900-2020373977-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Informatief gesprek met: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007.
Samengevat verklaarde [slachtoffer] dat de jongen haar heeft opgehaald met zijn auto. In zijn huis zijn toen 'dingen' gebeurd. Desgevraagd verklaarde [slachtoffer] dat de man haar zou hebben 'gevingerd' en 'gebeft.' De man zou tevens met zijn piemel in haar vagina zijn geweest en zijn klaargekomen. [2]
Proces-verbaal van bevindingen gesprek na aantreffen, genummerd PL0900-2020373977-20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de woning aan de [adres] te [plaats] trof ik [slachtoffer] aan samen met [verdachte] . Ik hoorde [slachtoffer] aan mij verklaren dat:
- zij door [verdachte] bij haar woning was opgehaald;
- [verdachte] direct naar zijn woning reed;
- [verdachte] de broek en onderbroek van [slachtoffer] uittrok;
- [verdachte] twee keer met zijn vinger de vagina van [slachtoffer] binnendrong;
- [verdachte] met zijn tong over de vagina van [slachtoffer] heen likte;
- [verdachte] spuugde op de vagina van [slachtoffer] . [3]
Een proces-verbaal van aanvraag benoeming deskundige, genummerd PL0900-2020373977-18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In het AMC van ziekenhuis te Amsterdam is een forensisch medisch onderzoek aan en in het lichaam van het slachtoffer ingesteld. Hierbij zijn biologische sporen veiliggesteld. Aan de volgende stukken van overtuiging dient onderzoek te worden verricht:
SIN: ZAAD2369NL [4]
Plaats veiligstellen: Van slachtoffer [slachtoffer]
Datum afname DNA: 18 november 2020 [5]
Geschriften, te weten twee deskundigenrapportages Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensics Institute (MFI) van 23 december 2022, genummerd TMFI2022.8478, en van 7 april 2023, genummerd TMFI2022.8478-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor vancelmateriaal
buitenste
schaamlippen
spermafractie
ZAAD2369NL#01
DNA-profiel van een man. De frequentie van het
DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [6]
[verdachte] [7]
binnenste
schaamlippen
fractie overige cellen
ZAAD2369NL#02
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. [8] Een berekening van de bewijswaarde van deze mogelijke match is vooralsnog niet uitgevoerd. [9]
Slachtoffer [slachtoffer]
(DNA-hoofdprofiel)
[verdachte] [10]
binnenste
schaamlippen
spermafractie
ZAAD2369NL#02
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [11]
[verdachte] [12]
voorhuid clitoris
spermafractie
ZAAD2369NL#03
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [13]
[verdachte] [14]
voorhof
spermafractie
ZAAD2369NL#04
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [15]
[verdachte] [16]
diep vaginaal
spermafractie
ZAAD2369NL#05
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [17]
[verdachte] [18]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Het gebruik van de verklaringen van het slachtoffer voor het bewijs
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verklaringen van [slachtoffer] zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze niet meer kunnen worden getoetst. De verdediging heeft weliswaar geen adequate en effectieve ondervragingsgelegenheid gehad omdat het slachtoffer is komen te overlijden, maar dat gegeven maakt nog niet dat haar verklaring daarmee niet tot het bewijs gebezigd kan worden. Onder verwijzing naar de Keskin-jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad [19] bestaat die mogelijkheid niettemin wanneer die de betwiste en niet door de verdediging getoetste verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. In dat verband stelt de rechtbank voorop dat de bewezenverklaring niet
‘solely’of ‘
to a decisive extent’ berust op wat het slachtoffer aan de politie heeft verteld. De verklaringen van het slachtoffer worden immers ondersteund door de uitkomsten van het DNA-onderzoek én door hetgeen verdachte zelf op zitting heeft verklaard, namelijk dat hij seks met het slachtoffer heeft gehad. Het voornaamste punt dat verdachte betwist, en waarvoor geen steun in andere bewijsmiddelen bestaat, is dat de seks onvrijwillig is geweest en dat verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was. Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat deze onderdelen van de verklaring van het slachtoffer voor de bewezenverklaring irrelevant zijn. Verdachte is immers artikel 245 Wetboek van Strafrecht tenlastegelegd. Daarvoor geldt dat de leeftijd van het slachtoffer is geobjectiveerd (verdachte hoeft niet te weten dat het slachtoffer onder de 16 is) en dat er geen sprake van dwang hoeft te zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat het gebruik van de verklaringen binnen deze kaders in overeenstemming met het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van ‘
the overall fairness of the trial’ is.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar zouden zijn. Deze verklaringen zijn in de kern consistent met elkaar en vinden – als gezegd – steun in de andere gebezigde bewijsmiddelen. Dat het slachtoffer in het eerste gesprek met de politie niet gelijk heeft verklaard dat verdachte haar had gepenetreerd, doet naar oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van haar latere verklaring. Zeker nu dit deel van haar verklaring door verdachte niet wordt ontkend en wordt bevestigd door het DNA-onderzoek. Bij het slachtoffer is sperma diep vaginaal aangetroffen. Uit de bemonstering hiervan is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-profiel. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van dit celmateriaal.
De verklaringen van het slachtoffer zijn naar oordeel van de rechtbank betrouwbaar en kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
Bewezenverklaring van het tenlastegelegde
Op basis van de verklaringen van het slachtoffer, het DNA-onderzoek en de verklaring van verdachte op zitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 november 2020 in zijn woning in [woonplaats] alle tenlastegelegde ontuchtige handelingen heeft verricht. Verdachte was destijds 28 jaar oud en het slachtoffer was 13 jaar oud.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 november 2020 te Mijdrecht , gemeente De Ronde Venen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte:
- met die [slachtoffer] gezoend en
- een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn tong op/in de vagina van die [slachtoffer] geduwd /gebracht en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- op de vagina van die [slachtoffer] gespuugd.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting een beroep op afwezigheid van alle schuld gedaan. Verdachte zou verontschuldigbaar hebben gedwaald ten aanzien van de leeftijd van het slachtoffer. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft gecheckt en bevonden dat het slachtoffer 18 jaar oud was. Ook door haar gedrag en uiterlijk zou zij ouder op verdachte zijn overgekomen dan zij daadwerkelijk was.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het leeftijdscriterium in de wet en in de jurisprudentie is geobjectiveerd. Het feit dat het slachtoffer minderjarig was komt hoe dan ook voor rekening de dader. Voor zover hij niet wist hoe oud het slachtoffer was, had hij dat beter moeten onderzoeken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van het verweer dient voorop te worden gesteld dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, blijkens de wetsgeschiedenis, strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen geacht moeten worden niet, dan wel onvoldoende, in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken. Deze bescherming strekt zich dan ook uit tot eventuele door minderjarigen zelf geïnitieerde gedragingen. De leeftijd van de minderjarige vormt in dit wetsartikel, juist vanwege deze bescherming, een geobjectiveerd bestanddeel en opzet of schuld is daaromtrent dus niet vereist. Een beroep op de afwezigheid van alle schuld ten aanzien van de leeftijd van het slachtoffer blijft evenwel mogelijk, maar heeft, nu bij de beoordeling daarvan gekeken dient te worden naar de aard en strekking van deze specifieke strafbepaling, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen een kans van slagen.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van voornoemde uitzonderlijke situatie waarin het beroep op afwezigheid van alle schuld kan slagen. Zij overweegt daartoe dat het op de weg van verdachte had gelegen om in verregaande mate onderzoek te verrichten naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer, nu hij ervoor heeft gekozen om seks te hebben met een meisje dat hij niet of nauwelijks kende en waarvan hij wist dat zij aanzienlijk jonger was dan hijzelf.
Verdachte heeft in dat kader pas ter zitting verklaard dat het slachtoffer haar meerderjarigheid met een foto van een schoolpas (voorafgaand aan het ophalen telefonisch verstuurd) en na het instappen in zijn auto met het tonen van een rijbewijs zou hebben aangetoond. Verdachte was ter zitting echter niet bereid om nadere vragen over deze verklaring te beantwoorden. Evenmin heeft hij deze stelling verder onderbouwd. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk.
Nu er geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevraagd onder meer rekening te houden met het feit dat door het trage optreden van de politie en het openbaar ministerie er veel tijd voorbij is gegaan. Verdachte heeft zijn leven op de rit met een stabiele relatie en vast werk. Verdachte zou door het slachtoffer zijn verleid en heeft een blanco strafblad. De verdediging verzoekt de rechtbank om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar een (forse) taakstraf eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft als 28-jarig man seks gehad met een 13-jarig meisje. Het leeftijdsverschil is heel groot en kan verdachte ook niet zijn ontgaan. Hij heeft zijn eigen seksuele behoefte voorop gesteld en is daarbij voorbij gegaan aan de psychische gevolgen die dit voor zijn slachtoffer zou kunnen hebben en ook daadwerkelijk heeft gehad. Het slachtoffer bevond zich met haar 13 jaar aan de onderkant van de in wet strafbaar gestelde bandbreedte.
Het slachtoffer was een zeer kwetsbaar meisje met een laag zelfbeeld en psychische problematiek. Ondanks intensieve hulp is zij steeds verder weggegleden en heeft zij uiteindelijk een einde aan haar leven gemaakt. Bij haar overlijden hebben naast een reeks andere factoren ook haar negatieve ervaringen met jongens en mannen een rol gespeeld. Hoewel verdachte niet strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor het overlijden van het slachtoffer, was hij wel één van die mannen.
Ter zitting heeft verdachte weinig inzicht gegeven in zijn drijfveren. Hij heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende laten zien dat hij de ernst van zijn handelen inziet, laat staan dat het hem spijt. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 december 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een zedenmisdrijf is veroordeeld. Het strafblad weegt de rechtbank daarom niet ten nadele of ten voordele van verdachte mee.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het advies van de reclassering van 26 oktober 2023. De reclassering schat het risico op recidive van zedendelictgedrag op matig-hoog. De reclassering heeft bij deze inschatting meegewogen dat uit informatie van de wijkagent blijkt dat verdachte in 2019 tweemaal kort achter elkaar bij de politie in beeld was omdat er minderjarige meisjes (zestien jaar) in zijn huis werden aangetroffen. De reclassering vindt het opvallend dat verdachte een mogelijke hang of drang heeft (gehad) naar omgang met minderjarigen en dat verdachte hierin geen problemen ziet. De reclassering adviseert om bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en meewerken aan ambulante behandeling.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het niet eens is met de conclusies van de reclassering. Verdachte heeft een vaste baan, is schuldenvrij en heeft een stabiele relatie. Verdachte is wel bereid om zich te houden aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
De straf
Een celstraf van 36 maanden zoals geëist door de officier van justitie acht de rechtbank niet proportioneel, gelet op de straffen die voor vergelijkbare strafbare feiten worden opgelegd. De rechtbank houdt, ook al is er geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, rekening met het feit dat het erg lang heeft geduurd voordat verdachte door politie is verhoord en hij op dat moment zijn leven inmiddels goed op orde had. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Het verzoek van de verdediging om een voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een taakstraf op te leggen, acht de rechtbank ook niet passend. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de conclusies van de reclassering aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Het baart de rechtbank zorgen dat, zoals blijkt uit het reclasseringsadvies, bij verdachte sprake is van enige emotionele identificatie met minderjarigen. Om het matige tot hoge recidiverisico op zedengedrag te kunnen inperken zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
Alles in aanmerking genomen acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden passend, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en het meewerken aan ambulante behandeling verbinden.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten twee stuks ondergoed, verbeurd verklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder rubriek 5 bewezen verklaard feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of ander is ten laste gelegd niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdacht tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene niet heeft nageleefd;
stelt daarbij een proeftijd van
2(
twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
- zich binnen vijf werkdagen na de start proeftijd bij Reclassering Nederland, op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt mee aan diagnostiek en de eventueel hieruit voortvloeiende behandeling vanuit De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De eventuele behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- 1 STK Ondergoed (PL0900-2020373977-G2768704);
- 1 STK Ondergoed (PL0900-2020373977-G2768709).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf en mr. S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 november 2020 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte:
- met die [slachtoffer] gezoend en/of
- een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn tong op/in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- op de vagina van die [slachtoffer] gespuugd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 april 2023, genummerd PL0900-2020373977, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 116. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 7.
3.Pagina 5.
4.Pagina 29
5.Pagina 30.
6.Pagina 112.
7.Pagina 112; pagina 115.
8.Pagina 112.
9.Pagina 113.
10.Pagina 112; pagina 115.
11.Pagina 112.
12.Pagina 112; pagina 115.
13.Pagina 112.
14.Pagina 112; pagina 115.
15.Pagina 112.
16.Pagina 112; pagina 115.
17.Pagina 112.
18.Pagina 112; pagina 115.
19.Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015; Hoge Raad 22 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:959.