Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ;
Rechtbank Midden-Nederland
Op 10 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling familierecht, een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging aan een betrokkene, geboren in 1980. Dit verzoek werd ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden in het gebouw van GGZ Centraal, waar de betrokkene en zijn advocaat, mr. O. Bolluyt, aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychotische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De advocaat van de betrokkene heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, omdat de betrokkene veel last heeft van bijwerkingen van de medicatie en zich niet herkent in de stoornis. De verpleegkundige van het Forensisch Factteam heeft echter verklaard dat het goed gaat met de betrokkene en dat hij depotmedicatie ontvangt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de zorgmachtiging noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg toegewezen, waarbij onderscheid is gemaakt tussen ambulante zorg en opname. De machtiging is verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 10 april 2025, en de rechtbank heeft bepaald dat de ambulante zorg eerst moet worden toegepast voordat er overgegaan kan worden tot opname.