ECLI:NL:RBMNE:2024:2780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/2800 en 24/2823
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tijdelijk huisverbod en beoordeling van de burgemeester

Op 16 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een tijdelijk huisverbod dat aan eiser was opgelegd. De burgemeester had op 4 april 2024 besloten het huisverbod te verlengen met 18 dagen, omdat er een gevaar voor de veiligheid van de echtgenote en kinderen zou bestaan. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigde van de burgemeester en leden van het dorpsteam aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had geconcludeerd dat het gevaar voor de veiligheid van de echtgenote en kinderen nog steeds aanwezig was. Dit werd onderbouwd door het Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld en het zorgadvies. Eiser had een andere visie op de situatie, maar de rechter vond voldoende bewijs voor de dreiging van verbaal geweld en de onvoldoende op gang gekomen hulpverlening. Eiser had ook aangevoerd dat er geen hoor en wederhoor had plaatsgevonden, maar de voorzieningenrechter stelde vast dat hij zijn mening had kunnen geven en dat er meerdere gesprekken met de hulpverlening waren geweest.

De voorzieningenrechter benadrukte het belang van de veiligheid van de kinderen en oordeelde dat het huisverbod in stand moest blijven tot er een veiligheidsplan was afgesproken of voldoende zorgverlening was geregeld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekende dat het huisverbod tot 24 april 2024 in stand blijft. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/2800 en UTR 24/2823
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 april 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.E. Centen-Mölgaard),
en

de burgemeester van de gemeente [plaats] ,

(gemachtigde: R.W. Bekker).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[echtgenote], uit [woonplaats] (de echtgenote).

Inleiding

Aan eiser is een tijdelijk huisverbod opgelegd. Bij besluit van 4 april 2024 heeft de burgemeester dit huisverbod verlengd met 18 dagen. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek en het beroep van eiser tegen de verlenging van het tijdelijke huisverbod dat aan hem is opgelegd. De verlenging is ingegaan op 6 april 2024 om 20.36 uur en duurt tot 24 april 2024 om 20.36 uur. Het huisverbod geldt voor de woning op het adres [adres] in [woonplaats] .
De voorzieningenrechter heeft het beroep en het verzoek op 16 april 2024 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigde van de burgemeester en [A] en [B] van het dorpsteam van de gemeente.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De burgemeester kan aan een persoon een huisverbod opleggen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of als op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. [1] Een tijdelijk huisverbod kan worden verlengd als de dreiging van het gevaar of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet. [2]
2. Artikel 2 van het Besluit tijdelijk huisverbod bepaalt dat de burgemeester bij de afweging of een huisverbod wordt opgelegd uitsluitend let op feiten en omstandigheden die in de bijlage bij het Besluit zijn opgenomen. De burgemeester laat zich verder adviseren door deskundigen die, voor hun oordeel of bij (mogelijk) huiselijk geweld een huisverbod moet worden opgelegd, een Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) invullen.
3. Het opleggen en verlengen van een huisverbod is een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van alle betrokkenen. De bevoegdheid om zo’n huisverbod op te leggen, is daarom beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, of ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Als dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid nodig is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden zo ernstig zijn dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod bestond. Als dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester om vervolgens van die bevoegdheid gebruik te maken verder door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [3]
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester heeft kunnen vinden dat het gevaar voor de veiligheid van de echtgenote en kinderen nog voortduurde en dat de hulpverlening onvoldoende op gang is gekomen. Het huisverbod is opgelegd, omdat sprake was van ernstig verbaal geweld, waar ook de kinderen getuigen van waren. Dit blijkt voldoende uit het Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld en het zorgadvies. Eiser heeft hier een andere visie op, maar voor de voorzieningenrechter is voldoende duidelijk geworden dat de dreiging met verbaal geweld er was en nog steeds is. Daarnaast is de hulpverlening onvoldoende op gang gekomen. Er is een veiligheidsplan in concept opgesteld, maar eiser is het daar niet op alle punten mee eens en heeft dit niet ondertekend. Ook het overleg hierover dat tussen partijen tijdens een schorsing van de zitting heeft plaatsgevonden, heeft er niet toe geleid dat er afspraken zijn gemaakt.
5. Eiser heeft nog aangevoerd dat geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden, maar uit het dossier blijkt dat eiser om een reactie is gevraagd en dat hij zijn mening heeft kunnen geven over de verlenging van het huisverbod. Er hebben ook meerdere gesprekken plaatsgevonden met de hulpverlening. Dat eiser zich niet gehoord voelt, zoals hij ook heeft gesteld, is vervelend, maar dat betekent niet dat er geen wederhoor heeft plaatsgevonden. Ook op de zitting heeft hij nu zijn kant van het verhaal naar voren kunnen brengen. Namens de burgemeester is toegezegd dat er in de toekomst nog duidelijker verslag zal worden gedaan van gesprekken en gemaakte afspraken. De voorzieningenrechter onderschrijft het belang daarvan.
6. De vraag is daarnaast vooral hoe de belangen van de kinderen in dit geval het beste gediend zijn. Voor de voorzieningenrechter is dat heel zwaarwegend. Ervan uitgaande dat nog steeds sprake is van dreigend verbaal geweld, dan zijn de belangen van de kinderen op dit moment het meeste gediend met voortzetting van het huisverbod totdat er een veiligheidsplan is afgesproken of er in ieder geval voldoende in zorgverlening is voorzien. Op de zitting is gebleken dat eiser onder begeleiding contact heeft met zijn kinderen en dat dit goed gaat. Dat is positief en het is nu aan eiser om in gesprek te blijven over hoe dit verder opgebouwd kan worden. Eiser heeft nog opgemerkt dat hij zich niet serieus genomen voelt door [A] , maar dat is niet iets waar de voorzieningenrechter iets aan kan veranderen.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het huisverbod in stand blijft tot 24 april 2024 om 20.36 uur. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024 door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth).
2.Artikel 9, eerste lid, van de Wth.
3.De voorzieningenrechter wijst als voorbeeld van die vaste rechtspraak naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:309.