ECLI:NL:RBMNE:2024:2732

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
16.706437.16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en valsheid in geschrift door verdachte en zijn ondernemingen

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 oktober 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn ondernemingen, [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en [onderneming 3] B.V., zich schuldig hebben gemaakt aan het verhullen van de herkomst van aanzienlijke geldbedragen, die in totaal meer dan 2,3 miljoen euro bedroegen. De verdachte heeft deze bedragen voorhanden gehad, omgezet en gebruikt, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte als feitelijk leidinggevende verantwoordelijk was voor de valsheid in geschrift die plaatsvond binnen zijn onderneming, waarbij facturen werden opgemaakt voor diensten die niet waren geleverd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.706437.16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak (ex artikel 279 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)) gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2024 (inhoudelijke behandeling) en 23 april 2024 (sluiting onderzoek). Op 31 januari 2022 heeft een regiezitting plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E.M. van der Burg. De raadsman van verdachte, mr. L.J.B.G. van Kleef, advocaat te Amsterdam, is verschenen ter terechtzitting van 25 maart 2024 en heeft ten tijde van de inhoudelijke behandeling kenbaar gemaakt niet langer gemachtigd te zijn om namens verdachte de verdediging te voeren.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van
1 januari 2013 tot en met 18 oktober 2016 in Woerden en De Meern, door
  • A.1) de werkelijke aard en herkomst van geldbedragen, ontvangen als betaling op uitgestuurde facturen, te verhullen;
  • A.2) te verhullen wie de rechthebbende is van verschillende aangetroffen contante geldbedragen en/of de vindplaats daarvan te verbergen en/of te verhullen;
B) verschillende (contante) geldbedragen, een motorfiets, een bruiloft op [locatie] , meubels en andere contante aankopen voorhanden te hebben, te verwerven, om te zetten, over te dragen en/of daar gebruik van te maken;
en/of
het in vereniging feitelijk leidinggeven aan het voorgaande middels [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en [onderneming 3] B.V.
Impliciet subsidiair en meer subsidiair is dit ten laste gelegd als opzetwitwassen respectievelijk schuldwitwassen.
Feit 2:
zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen medeplegen van valsheid in geschrift van facturen afkomstig van [onderneming 1] B.V. in de periode van 27 oktober 2014 tot en met 23 september 2016 te Woerden en De Meern,
en/of
het in vereniging feitelijk leidinggeven aan het voorgaande middels [onderneming 1] B.V..

3.3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
InleidingOp 25 mei 2016 werd door de Financial Intelligence Unit (FIU) een proces-verbaal opgemaakt naar aanleiding van een aantal ongebruikelijke transacties. Eén van deze transacties had betrekking op de aankoop van een woning in [woonplaats] , gelegen aan de [adres] , op 1 maart 2016 voor een bedrag van € 1.000.000,-. De koopovereenkomst was eerst gesloten met verdachte in persoon, maar middels een aanvulling daarop is de woning uiteindelijk aangekocht door [onderneming 4] Limited, een door verdachte in Dubai opgerichte vennootschap. Verdachte was blijkens de leveringsakte zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd bestuurder van de vennootschap en heeft de (aanvulling op) de koopovereenkomst namens de vennootschap ondertekend. De aankoop werd gedaan zonder financieringsvoorbehoud en de betaling kwam vanuit Dubai. Uit informatie van het kadaster bleek dat [onderneming 4] Limited ruim een maand later, op 13 april 2016, nog een tweede woning had aangeschaft in [woonplaats] voor een bedrag van € 420.000,-. Ook bij de levering van die woning was verdachte aanwezig als bestuurder van de vennootschap en ook die woning is door de vennootschap betaald vanuit Dubai.
Omdat verdachte de laatste jaren geen aangifte had gedaan bij de Belastingdienst was de herkomst van dit geld niet direct verklaarbaar. In een eerdere verklaring bij de politie in 2014 had verdachte aangegeven per maand € 2.500,- salaris aan zichzelf uit te keren, maar binnen zijn holding ( [onderneming 1] B.V.) veel meer te verdienen. Bij de notaris had verdachte bij de aankoop van de woningen echter aangegeven dat hij een bepaalde troon met forse winst had verkocht en dat dat de verklaring was voor de beschikbaarheid van de bedragen voor de aankoop van de woning in [woonplaats] . Dat gaf echter evenmin direct een verklaring voor de legale herkomst van het geld, aangezien uit de daarbij overlegde documenten alleen een aankoopwaarde voor de troon van (slechts) € 35.000,- bleek. Ook bleek TCI informatie beschikbaar uit 2013, waarin genoemd werd dat verdachte met anderen internationale drugstransporten zou organiseren. Daarnaast bleek uit onderzoek dat verdachte in een verder verleden veroordeeld is voor een Opiumwetfeit (2005) en vermogensdelicten (2004 en 2005).
Tegen deze achtergrond hebben op 18 en 19 oktober 2016 doorzoekingen plaatsgevonden in de woning aan de [adres] in [woonplaats] , op welke adres verdachte heeft gewoond, en op de twee bedrijfslocaties ( [adres] en [adres] in [vestigingsplaats] ) van de vennootschappen waarvan verdachte (indirect) enig aandeelhouder is. Op alle locaties werden grote contante geldbedragen aangetroffen. Naast de contante geldbedragen is ook de boekhouding van verdachte en zijn bedrijven in beslag genomen en onderzocht.
De onderzoeksresultaten hebben geleid tot de verdenking van het medeplegen van gewoontewitwassen van substantiële contante geldbedragen en voorwerpen (feit 1) en valsheid in geschrift (feit 2) door verdachte.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het medeplegen en het onder A2 ten laste gelegde aangaande het aangetroffen contante geld op de bedrijfslocaties van verdachte. Ten aanzien van dit geld kan wel het voorhanden hebben en verwerven bewezen worden, zoals ten laste is gelegd onder B.
Ook acht de officier van justitie het wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte als feitelijk leidinggevende van [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en [onderneming 3] B.V. het contant aangetroffen geld op de bedrijfslocaties en de contante inbreng in zijn bedrijven heeft witgewassen door dit voorhanden te hebben.
Voor het contante geld dat in de woning van verdachte aan de [straat] is aangetroffen, verzoekt de officier van justitie om vrijspraak van het feitelijk leidinggeven aan het witwassen, nu op basis van het dossier geen relatie valt te leggen tussen dit geld en zijn bedrijven. De officier acht ook hier het medeplegen niet wettig en overtuigend te bewijzen.
Gezien de duur en de omvang van het witwassen kan volgens de officier van justitie ook bewezen worden dat daarvan een gewoonte is gemaakt.
Ten slotte acht de officier van justitie de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrift wettig en overtuigend te bewijzen, zowel voor verdachte zelf als in zijn hoedanigheid van feitelijk leidinggever. De officier van justitie verzoekt ook hier om vrijspraak van het medeplegen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte is niet gehoord over de verdenkingen, omdat hij onvindbaar is. De advocaat van verdachte was ten tijde van de inhoudelijke behandeling niet langer gemachtigd om namens verdachte het woord te voeren. Namens verdachte zijn geen verweren gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
De gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft, voor de leesbaarheid van dit vonnis, de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden uitgewerkt en opgenomen in bijlage II. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht. De rechtbank komt, op grond van de bewijsmiddelen, grotendeels tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde en zal hierna uitleggen op welke onderdelen zij tot een bewezenverklaring komt en waarom.
4.4.2
Feit 1 – witwassen: bewijsoverwegingen
4.4.2.1. Conclusies over redengevende feiten en omstandigheden
Bedrijven verdachteVerdachte is vanaf 26 november 2012 enig aandeelhouder van [onderneming 1] B.V. [onderneming 1] B.V. is vanaf 12 september 2014 enig aandeelhouder van [onderneming 2] B.V. en vanaf 3 november 2013 van [onderneming 3] B.V.
De boekhouding van de vennootschappen werd verzorgd door de heer [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), eigenaar van [vennootschap 1] B.V. [medeverdachte 1] is via zijn vennootschappen [vennootschap 2] B.V. en [vennootschap 3] B.V. vanaf 13 mei 2015 bestuurder (algemeen directeur) geworden van [onderneming 1] B.V. Volgens [medeverdachte 1] deed hij geen werkzaamheden in de holding van verdachte en werd hij slechts ‘op papier’ bestuurder omdat verdachte naar het buitenland vertrok. De enige werkneemster in dienst van [onderneming 1] B.V. is de zus van verdachte, [medeverdachte 2] .
Contant geld bedrijfslocaties en woning verdachte
Op 18 en 19 oktober 2016 hebben naar aanleiding van de witwasverdenking tegen verdachte doorzoekingen plaatsgevonden. Op de bedrijfslocaties [adres] en [adres] in [vestigingsplaats] is in totaal een contant geldbedrag van € 1.482.840,- aangetroffen, waaronder 298 biljetten van € 500,-. Beide panden werden gehuurd door vennootschappen waarvan verdachte enig aandeelhouder is.
Op nummer [adres] (vestigingsadres van [onderneming 2] B.V., [onderneming 1] B.V. en [onderneming 3] B.V.) is een geldbedrag van € 1.308.830,- in een kluis aangetroffen. Gezien de documenten en goederen van verdachte, die in de kluis naast het geld werden aangetroffen en de verklaring van de zus van verdachte dat alleen verdachte toegang had tot die kluis en de bedrijfsadministratie van verdachtes ondernemingen deze contante som geld niet verklaart, wordt dit aangetroffen geld aan verdachte toegerekend. Op nummer [adres] (dat werd gehuurd door [onderneming 1] B.V.) is, naast een bedrag van
€ 48.000,- dat aan mw. [A] toebehoorde, een bedrag van € 126.110,- aangetroffen. Dit contante geld is aangetroffen in een kluis, waartoe volgens de verklaring van de zus van verdachte alleen zij en verdachte toegang hadden. Nu uit de verklaring van de zus bovendien volgt dat zij behoudens de € 48.000 geen wetenschap had van de aanwezigheid van contant geld in de kluis en ook dit contante bedrag niet wordt verklaard uit de bedrijfsadministratie, wordt ook het aangetroffen bedrag van € 126.110,- aan verdachte toegerekend.
In de woning aan de [straat] is eveneens een aanzienlijke hoeveelheid contant geld aangetroffen, te weten € 362.566,95 en 1230 Bosnische Mark. Het grootste deel daarvan, te weten € 360.000,-, werd aangetroffen in een koffer in een kast van een slaapkamer. Een bedrag van € 1.520,- werd in een blik in een keukenkast gevonden en een bedrag van
€ 620,- zat in een tas in een nachtkastje van een slaapkamer. De overige bedragen (€ 170,-,
€ 205,95 en € 50,-) werden aangetroffen in een spaarpot op de kast van de kinderkamer en in twee portemonnees op het aanrecht in de keuken. Ook de Bosnische Marken (toen met een waarde van ongeveer € 632,-) lagen op het aanrecht in de keuken. Nu de woning door het bedrijf van verdachte is gekocht, de vrouw van verdachte en zijn kind vanaf 22 april 2016 op dit adres stonden ingeschreven, verdachte bij de aankoop van de woning kenbaar heeft gemaakt dat dit zijn woonadres zou worden en tijdens de doorzoekingen op 18 oktober 2016 persoonlijke spullen van verdachte in de woning zijn aangetroffen, worden ook de aangetroffen contante bedragen op dit adres aan verdachte toegerekend.
Facturen Payrolling bedrijven
Tevens is op 18 oktober 2016 van de boekhouder van de vennootschappen van verdachte, [vennootschap 1] , de boekhouding gevorderd. In deze boekhouding zijn facturen aangetroffen, afkomstig van [onderneming 1] B.V. uit de periode van 17 oktober 2014 tot en met 23 september 2016, gericht aan de bedrijven [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. voor een totaalbedrag van € 256.520,-. De bedragen zijn betaald aan [onderneming 1] B.V. In de boekhouding werd een overeenkomst tussen de payrolling bedrijven en [onderneming 1] B.V. aangetroffen.
Contante inbreng bedrijven
Door het administratiekantoor is de administratie van de bedrijven van verdachte verwerkt in zogenaamde grootboekmutaties. Hieruit volgt dat de totale contante inbreng in de bedrijven [onderneming 1] B.V. en [onderneming 2] B.V. € 160.511,- bedraagt in de periode maart 2013 tot en met september 2016. Gelet op de omstandigheid dat verdachte enig aandeelhouder was, de formele bestuurder ( [medeverdachte 1] via zijn vennootschap) geen rol speelde in de bedrijven en de zus van verdachte alleen de administratie bijhield, moet aangenomen worden dat verdachte deze contante bedragen heeft ingebracht.
Contante uitgaven – BMW Motor
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [straat] op 18 oktober 2016 is een BMW motor met kentekenbewijs aangetroffen en in beslag genomen. De motor stond sinds 19 september 2014 op naam van [onderneming 1] B.V. en is op 18 september 2014 door verdachte gekocht bij [bedrijf 3] voor een bedrag van ruim € 26.000,-, waarvan € 14.000,- contant is betaald. De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande van uit dat de motor aan verdachte toebehoort.
Contante uitgaven – bruiloft [locatie]
Bij de doorzoeking werd een overeenkomst aangetroffen tussen [onderneming 5] en verdachte en zijn partner [B] genaamd “ [naam 1] ” aangaande het organiseren van hun bruiloft op [locatie] . Uit de bij dit bedrijf gevorderde gegevens is gebleken dat in dit kader in de periode van 17 juni 2015 tot en met 21 juni 2016 in totaal ruim € 35.000,- is betaald, waarvan € 23.559,- contant. Dit contante geldbedrag lijkt op twee momenten te zijn overhandigd door de partner van verdachte, [B] . De rechtbank overweegt dat nu uit het dossier volgt dat zij slechts zeer beperkte en uitsluitend girale inkomsten had, dit kennelijk niet haar geld betrof. Gezien het uitgavepatroon van verdachte dat verder in het dossier zichtbaar is, gaat de rechtbank er dan ook van uit dat ook dit geld door verdachte is ingebracht. Daarbij is in aanmerking genomen dat de contante uitgaven bedoeld waren voor de bruiloft van verdachte en zijn partner en daarmee ook ten bate van verdachte kwamen.
Contante uitgaven – meubels [bedrijf 4]
Ook werden tijdens de doorzoeking drie facturen aangetroffen van een meubelbedrijf op naam van verdachte. Verdachte bleek daar in de eerste zes maanden van 2016 voor een totaalbedrag van € 19.466,99,- aan meubels te hebben gekocht. Alle facturen zijn contant voldaan.
Contante uitgaven – overig
Tot slot zijn in de woning van verdachte verschillende bonnen van contante uitgaven aangetroffen over de periode juli 2013 tot en met oktober 2016. Het gaat om een totaalbedrag van € 42.323.46. Het grootste deel van deze contante aankopen is gedaan op naam van verdachte. Deze bedragen worden dan ook aan verdachte toegerekend. Voor zover de bonnen op naam van zijn partner stonden, overweegt de rechtbank dat ook dit kennelijk contant geld van verdachte betrof, in lijn met hetgeen hiervoor is overwogen.
4.4.2.2. Legale inkomsten privé en uit bedrijf
In het kader van het onderzoek is onderzocht wat de legale inkomsten van verdachte en zijn partner [B] zijn geweest. Op basis van de historische inschrijvingen in de GBA wonen verdachte en [B] in ieder geval al vanaf [2013] samen. Daarnaast hebben ze samen een kind dat geboren is op [2015] en zijn ze voor de wet getrouwd op [2016] . De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat sprake is van een gezamenlijke huishouding tussen verdachte en zijn partner. Uit geleverde informatie van de Belastingdienst blijkt dat verdachte vanuit [onderneming 1] B.V. salaris ontving, gemiddeld over de jaren waarover de onderzoeksperiode zich uitstrekt ongeveer € 43.500,- bruto per jaar. Zijn partner verdiende in die jaren gemiddeld ongeveer € 25.000,- bruto per jaar. Verdachte en zijn partner hebben van deze inkomsten geen belastingaangifte gedaan.
In het kader van het onderzoek is ook gekeken of uit de boekhouding van de bedrijven van verdachte een legale geldstroom kan volgen. Het kasboek van [onderneming 2] B.V. loopt van 2 september 2014 tot 30 september 2016. Het beginsaldo van € 55.000,- was een overboeking vanuit [onderneming 1] . Het eindsaldo was € 18.841,78. Het kasboek van [onderneming 1] loopt van 1 augustus 2014 tot 27 mei 2016. Het beginsaldo was € 100.000,- en het eindsaldo € 253,32. Het kasboek van [onderneming 3] loopt van 3 januari 2015 tot 7 januari 2015. Het beginsaldo was € 10.000,- en het eindsaldo € 6.173,71.
De winst van de vennootschappen van verdachte die uit de informatie van de Belastingdienst blijkt, was negatief (2013 en 2014) ofwel moet – gelet op de kosten die in mindering komen op de opgegeven omzet – gering zijn geweest. Zo bedroeg de omzet van [onderneming 1] B.V. (na een tot verlies leidende omzet van de vennootschap in 2013 en 2014 van € 36.000,- respectievelijk € 48.000,-) in 2015 slechts € 241.000,-, terwijl de vennootschap over het eerste kwartaal van 2016 een negatieve omzet van € 1.000,- had.
Uit het onderzoek naar de informatie van de Belastingdienst en de uitgeleverde informatie van [vennootschap 1] en van diverse ING bankrekeningen volgt dat er geen andere legale bron van inkomsten is geweest voor verdachte en zijn partner [B] over de periode 1 januari 2013 tot 18 oktober 2016.
Veroordeling feit 1 (A.1 eerste gedachtestreepje en B)
4.4.2.3. Beoordelingskader witwassen (zes-stappenplan)
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat vast komt te staan dat de desbetreffende geldbedragen en voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval onvoldoende bewijs is om een rechtstreeks verband te leggen tussen de bij de doorzoekingen contante geldbedragen en voorwerpen en een concreet aan te duiden misdrijf. Er is dus geen direct bewijs voor één of meerdere brondelicten.
Een bewezenverklaring van witwassen kan echter alsnog volgen indien de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat het niet anders kan zijn dan dat de contante geldbedragen en voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is aan het Openbaar Ministerie om bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Indien de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen en voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de (legale) herkomst van deze voorwerpen. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Indien de verklaring van verdachte aan die vereisten voldoet, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Uit dat onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Indien verdachte geen verklaring heeft afgelegd, mag de rechtbank die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Tot slot dient de rechtbank vast te stellen dat verdachte opzet had op het witwassen, waarvoor voorwaardelijk opzet voldoende is.
4.4.2.4. Vermoeden van witwassen
Geldbedragen
Op basis van de hierboven genoemde redengevende feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat het legale inkomen van verdachte en zijn partner in de tenlastegelegde periode geen verklaring biedt voor de verschillende grote contante geldbedragen die in de woning en bedrijfspanden zijn aangetroffen. De contante geldbedragen kunnen evenmin worden verklaard uit de beschikbare financiële gegevens van de vennootschappen van verdachte. Dit rechtvaardigt een vermoeden van witwassen. Het vermoeden van witwassen wordt versterkt doordat op alle drie de doorzochte locaties (de woning waar verdachte verbleef en de kantoorlocaties van zijn vennootschappen) grote bedragen in contant geld zijn aangetroffen. Ook zijn biljetten van 500 euro aangetroffen, coupures die doorgaans alleen in het criminele circuit worden gebruikt. Het zonder bescherming voorhanden hebben van zulke grote hoeveelheden contant geld (in totaal verspreid over de locaties bijna 1,8 miljoen euro) is ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s die dat meebrengt. Opvallend in deze zaak is verder dat het geld op plaatsen, zoals een koffer, werd aangetroffen die normaliter niet worden gebruikt om contant geld op te bergen. Tevens speelt bij het bestaan van een witwasvermoeden mee dat het geld is aangetroffen op locaties waar ook (andere) goederen zijn aangetroffen die aan criminele activiteiten kunnen worden gelinkt, te weten een vacumeermachine, pgp-telefoons en een zogeheten ‘jammer’. Ook blijkt uit het dossier dat één van de vennootschappen van verdachte, [onderneming 2] B.V., naast de kluizen die in de bedrijfspanden zijn gevonden met het contante geld, ook een kluis heeft gekocht die in opdracht van verdachte is afgeleverd op een adres in Rotterdam in augustus 2016. In deze kluis werden kort daarna, in oktober 2016, wapens, munitie en explosieven aangetroffen. Daar komt nog bij dat uit TCI informatie uit 2013 volgt dat verdachte samen met anderen internationale drugstransporten zou organiseren. Ook is verdachte in een verder verleden veroordeeld voor een Opiumwetfeit (2005) en twee vermogensdelicten (2004 en 2005).
Bovenstaande omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen, te weten het voorhanden hebben en verwerven van de aangetroffen geldbedragen van € 362.565,95, 1.230 Bosnische Mark, € 1.308.830,- en € 126.110,-. Gelet op dit witwasvermoeden, mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de genoemde geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Facturen
Payrolling bedrijven (A.1 gedachtestreepje 1)
In de periode van 17 oktober 2014 tot en met 23 september 2016 hebben de bedrijven [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. een totaalbedrag van € 256.520,- overgemaakt aan het bedrijf [onderneming 1] B.V. De betalingen van deze facturen werden ontvangen op de bankrekening van [onderneming 1] B.V. met als omschrijvingen “ [omschrijving] ” en “ [omschrijving] ”. In de aangetroffen overeenkomst tussen de payrollbedrijven en [onderneming 1] B.V. staat dat het bedrijf van verdachte [omschrijving] zal verrichten en leads zal aanbrengen, tegen vergoeding van € 8.000,- per maand exclusief BTW. In juni en augustus 2016 is € 20.000,- extra gefactureerd en betaald voor het aanbrengen van ‘extra leads’.
De zus van verdachte en tevens (enig) werknemer van [onderneming 1] , [medeverdachte 2] voornoemd, heeft tegenover de politie verklaard dat zij sinds september 2014 werkzaam is bij het bedrijf [onderneming 1] B.V. Zij factureerde en haar broer deed de werkzaamheden. Zij weet niet wat de ‘ [omschrijving] ’ waren waarvoor ze de facturen heeft opgemaakt en ook niet waaruit de werkzaamheden bestonden.
[getuige 1] , bestuurder en (mede-)eigenaar van de twee voornoemde payrollbedrijven, heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard wat de normale werkwijze van zijn bedrijven is ten aanzien van het aanbrengen van nieuwe klanten (leads) door anderen en het toekennen van een vergoeding daarvoor aan de aanbrengers. Hij heeft verklaard dat de vergoeding in het begin in cadeauvorm werd uitbetaald en later werd uitgerekend op basis van een percentage van de omzet die werd aangebracht. Er werd dan bekeken wat was ontvangen van de klant en de aanbrenger van de leads stuurde op basis daarvan een factuur naar hen. Later is dit volgens [getuige 1] veranderd in een percentage van 1 tot 1,5% van de jaaromzet van de klant. Ten aanzien van de overeenkomst tussen zijn payrollbedrijven en [onderneming 1] B.V. heeft [getuige 1] verklaard dat [onderneming 1] B.V. (verdachte) 14 klanten/bedrijven heeft aangebracht en daarvoor maandelijks een standaard bedrag aan provisie heeft ontvangen, zoals opgenomen in de overeenkomst. Nader onderzoek naar deze leads heeft uitgewezen dat er drie contactpersonen zijn bij deze 14 bedrijven die door verdachte als leads zouden zijn aangebracht, onder wie [getuige 10] en [C] , die kunnen verklaren over de wijze waarop die 14 bedrijven in contact zijn gekomen met de payrollbedrijven. [getuige 10] heeft verklaard dat 7 van de 14 bedrijven juist via hem – en dus niet via verdachte of een van diens vennootschappen – klant zijn geworden bij de payrollbedrijven. De naam [verdachte] zegt hem niets. [C] heeft verklaard dat hij een rol heeft gehad bij 6 van de 14 bedrijven en dat hij tijdens een beurs een visitekaartje zou hebben gekregen van iemand met een moeilijke naam, die leek op [naam 2] of [naam 2] . Dat zou verdachte volgens hem kunnen zijn geweest. Op deze manier heeft hij contact gezocht met [getuige 1] en is een aantal ondernemingen bij [getuige 1] klant geworden vanaf april 2014. Hij gaf aan [getuige 1] al wel langer te kennen dan het moment op de beurs waar hij het kaartje had gekregen.
De rechtbank stelt vast dat op basis van al het voorgaande niet duidelijk is geworden waarom het bedrag van € 256.520,- aan het bedrijf van verdachte, [onderneming 1] B.V., is betaald. De aangetroffen overeenkomst tussen de payrollbedrijven en [onderneming 1] B.V. bevreemdt, nu deze niet overeenkomt met de normale werkwijze van de payrollbedrijven, waar kennelijk een bepaald percentage van de (aangebrachte) jaaromzet wordt gefactureerd en geen vast maandtarief voor het aanbrengen van leads, zonder dat afspraken worden gemaakt over het aantal aan te brengen leads of een einddatum. Ook blijkt uit het voorgaande niet dat verdachte daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht voor de payrollbedrijven, al dan niet in de vorm van het aanbrengen van leads. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte zo’n grote vergoeding heeft ontvangen voor het eventuele kortstondige contact dat hij met [C] zou hebben gehad, te meer nu [C] ook heeft verklaard [getuige 1] al langer te kennen en de meerwaarde van verdachte als eventueel tussenpersoon dus nihil is. Bovendien nam [C] volgens zijn verklaring al vanaf april 2014 payrolldiensten af, terwijl het contract tussen verdachte en de payrollbedrijven aanzienlijk later aanvangt, namelijk in oktober 2014. Er is dus ook geen relatie te leggen tussen de betalingen aan [onderneming 1] B.V. en deze leads waarbij [C] betrokken is. Naast de reguliere betalingen van € 8.000,- per maand aan [onderneming 1] B.V. ziet de rechtbank bovendien ook geen bedrijfseconomische verklaring voor de twee extra betalingen van € 20.000,- in juni en augustus 2016 voor het aanbrengen van ‘extra leads’ naast de reeds aanzienlijke vergoeding van € 8.000,- per maand. Uit de administratie van de vennootschap zelf volgt überhaupt niet dat leads zijn aangebracht, laat staan ‘extra’ leads.
Bovenstaande omstandigheden rechtvaardigen, naar het oordeel van de rechtbank, een vermoeden van witwassen, te weten het verhullen van de werkelijke aard en herkomst van het geldbedrag van € 256.520,-. Het is daarom aan de verdachte om een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring af te leggen ten aanzien van deze geldstromen uit facturen opgemaakt door [onderneming 1] B.V.
Contante inbreng bedrijven en contante betalingen
Uit het dossier blijkt dat het administratiekantoor de administratie van de bedrijven van verdachte verwerkt heeft in zogenaamde grootboekmutaties. Hieruit volgt dat, nadat de contante opnames van in totaal € 2.900,- in mindering zijn gebracht, de totale contante inbreng van verdachte in de periode van 31 maart 2013 tot en met 31 december 2015 in zijn bedrijven [onderneming 1] B.V. en [onderneming 2] B.V. ziet op een bedrag
€ 160.511,-. Dit bedrag is exclusief de eerste contante inleg van € 100.000,- in [onderneming 1] B.V. De rechtbank kan uit het dossier niet opmaken waar die € 100.000,- vandaan is gekomen. Verdachte was al voordat de kasboeken beginnen enig aandeelhouder van [onderneming 1] B.V., maar de bedragen die door dat bedrijf gefactureerd zijn, zijn allemaal giraal betaald. Aangezien verdachte privé geen aangifte heeft gedaan, kan de rechtbank ook niet vaststellen dat verdachte daarvoor legale inkomsten of spaarsaldo heeft gehad. Ten gunste van verdachte is dit niet als contante uitgave meegerekend, terwijl de rechtbank het wel aannemelijk acht dat dit door hem is ingelegd, nu hij enig aandeelhouder van het bedrijf is en uit de bedrijfsadministratie niet is gebleken van een andere herkomst van het bedrag.
De rechtbank stelt ook vast dat verdachte contante uitgaven heeft gedaan ten aanzien van een motor (€ 14.000,-), een bruiloft op [locatie] (€ 23.559,-), meubels van [bedrijf 4] (€ 19.466,99,-) en alle overige contante aankopen waarvan bonnen bij verdachte zijn aangetroffen (€ 42.323.46,-). Al deze contante geldstromen zijn evenmin te verklaren door legale inkomsten. De rechtbank verwijst hiertoe naar hetgeen reeds onder ‘Geldbedragen’ is uiteengezet. De vermoedens van witwassen die daar zijn genoemd zijn ook hier aan de orde. De rechtbank acht op basis van al het voorgaande het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd, te weten het voorhanden hebben en omzetten van € 160.511,- contante inbreng in zijn bedrijf naar giraal geld. De rechtbank acht verder op basis van al het voorgaande het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd, te weten het voorhanden hebben, het omzetten en/of het gebruik maken van de € 14.000,- en de € 19.466,99,-, het gebruik maken van de € 23.559,- en het voorhanden hebben en/of het omzetten en/of het gebruik maken van de € 42.323.46,- . Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
4.4.2.5. Geen verklaring verdachte en onderzochte mogelijke herkomst
Gelet op de zojuist weergeven conclusies van de rechtbank dat sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de (legale) herkomst van het geld worden verlangd. Er zijn verschillende pogingen ondernomen om verdachte te horen over de verdenkingen en hem een verklaring te laten afleggen. Verdachte is ook door het Openbaar Ministerie via zijn (destijds nog gemachtigde) raadsman uitgenodigd om een verklaring op schrift af te leggen. Verdachte heeft hier echter geen gebruik van gemaakt en heeft dus geen enkele verklaring afgelegd over de herkomst van de geldbedragen en voorwerpen.
Ondanks het uitblijven van een verklaring van verdachte heeft het Openbaar Ministerie nader onderzoek gedaan naar eventuele mogelijke verklaringen voor de uitgaven van verdachte.
Troon en geldleningsovereenkomst
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de rechtbank zich de vraag gesteld of de transacties rondom de troon en de (in een van de kluizen van de bedrijven van verdachte aangetroffen) geldleningsovereenkomst met [D] die uit het dossier naar voren komen, maken dat anders naar het witwasvermoeden moet worden gekeken. Anders gezegd; kunnen deze bevindingen een verklaring zijn voor de grote stromen (contant) geld? De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft tegenover de notaris aangevoerd dat hij geld heeft verdiend met de aan- en verkoop van een troon, gemaakt van jade en marmer. Het Openbaar Ministerie heeft onderzoek gedaan naar de transacties rondom deze troon. De rechtbank vindt deze transactie echter niet relevant voor het tenlastegelegde. Als het al zo is dat verdachte de troon heeft verkocht voor een grote som geld, zoals hij heeft verklaard tegenover de notaris, heeft hij dit geld naar eigen zeggen aangewend voor de aankoop van de woning aan de [straat] . Die woning en het geld waarmee het is betaald, staan niet als witwasvoorwerp op de tenlastelegging. Daarmee is het eventueel verdiende geld met de troon niet relevant voor de huidige verdenking van witwassen. Ten overvloede merkt de rechtbank hierover nog op dat verdachte, gelet op de factuur die hij aan de notaris ter beschikking heeft gesteld (pagina 27), € 35.000,- heeft betaald voor de troon in december 2015. Uit getuigenverklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] blijkt dat de troon in de jaren ervoor is verkocht voor bedragen rond € 3.000,- en € 42.500,- en € 40.000,-. Het relaas van verdachte aan de notaris dat hij met de verkoop van de troon een zodanige klapper heeft gemaakt dat hij de woning aan de [straat] (koopsom € 1.000.000,-) kon aankopen, is op geen enkele manier ondersteund door schriftelijke stukken en is niet in lijn met de kennelijke waarde van de troon zoals die is gebleken uit het onderzoek dat is verricht. De rechtbank concludeert dan ook dat de aankoop van de woning aan de [straat] niet kan worden verklaard uit de verkoop van de troon.
Ook is door het Openbaar Ministerie uitgebreid onderzoek gedaan naar verschillende leningen die door verdachte zouden zijn aangegaan, welke wellicht de aanwezigheid van contante bedragen en (contante) uitgaven van verdachte kunnen verklaren. Zo is tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand aan de [adres] in [vestigingsplaats] een geldleenovereenkomst van € 1.000.000,- aangetroffen. Verdachte is deze lening volgens de schriftelijke overeenkomst aangegaan met de heer [D] in de periode 2010-2012. Ook zou uit vervolgonderzoek kunnen worden afgeleid dat verdachte nog een bedrag van
€ 1.000.000,- heeft geleend van de dochter van [D] , mevrouw [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ). [getuige 5] heeft over de lening verklaard dat zij verdachte het geld in 2010 heeft uitgeleend en dat hij haar in totaal € 300.000,- rente contant heeft betaald. Het bedrag zelf is volgens haar nog niet terugbetaald. Verdachte heeft volgens haar het geld gebruikt voor een investering in woningbouw in Nederland of Dubai. Nu het een (mogelijke) lening betreft die ruim voor de aanvang van de onderzoeksperiode (2013-2016) zou zijn aangegaan, deze ten behoeve van een investering in de woningbouw zou zijn verkregen, verdachte deze niet heeft opgegeven bij de Belastingdienst en verdachte geen verklaring heeft afgelegd dat deze leningen geheel of gedeeltelijk ten grondslag zouden liggen aan de aankoop van de woningen of van de andere goederen, biedt ook dit naar het oordeel van de rechtbank geen verklaring voor het bezit van grote contante bedragen en de grote contante uitgaven van verdachte. Bovendien acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte al in 2010 een lening zou zijn aangegaan tegen een hoge rente, om het geleende bedrag vervolgens pas jaren later (vanaf 2013) aan te wenden voor verschillende contante betalingen. Ten aanzien van het bedrag dat verdachte volgens de overeenkomst van de heer [D] heeft geleend, kan uit het dossier bovendien worden opgemaakt dat dit bedrag is terugbetaald door verdachte. Nu dit eveneens gaat om een lening die ruim voor aanvang van de ten laste gelegde periode is verstrekt, komt de rechtbank ook ten aanzien van die lening tot de conclusie dat dit geen verklaring kan zijn voor de aangetroffen contante geldbedragen en contante uitgaven.
Ook overigens zijn geen documenten aangetroffen bij verdachte die uitleg bieden voor de discrepantie tussen zijn inkomen en hoge contante geldbedragen en uitgaven.
Slotsom witwassen
Gelet op het ontbreken van een verklaring van verdachte over de (legale) herkomst van het geld, kan het niet anders zijn dan dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren en dat verdachte dit wist.
Uit de aard van de handelingen blijkt bovendien dat verdachte het oogmerk heeft gehad om de herkomst en werkelijke aard van het criminele vermogen te verhullen: verdachte heeft de gelden en voorwerpen voorhanden gehad, omgezet en er van gebruik gemaakt.
Op deze manier zijn de van misdrijf afkomstige gelden, waarvan de criminele oorsprong is verhuld, in het economische verkeer gebracht. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het witwassen van een totaalbedrag van € 2.313.886,40,-.
Gewoonte
Gezien de duur en de omvang van de witgewassen voorwerpen acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.4.3.
Partiële vrijspraken feit 1 (A1 tweede gedachtestreepje, A2 en medeplegen)
Het onder A1 – tweede gedachtestreepje – ten laste gelegde
Uit het dossier blijkt dat vier facturen, gedateerd 23 september 2015, zijn verzonden vanuit [onderneming 1] B.V. aan het Belgische bedrijf [bedrijf 5] voor een totaalbedrag van € 50.000,-, Deze facturen zouden betrekking hebben op commissie voor klanten die aangeleverd waren, waar [bedrijf 5] op haar beurt Wagyu vlees aan kon verkopen. De eigenaren van [bedrijf 5] , de broers [broers] , zijn gehoord over het betalen van de facturen aan [onderneming 1] B.V. Eén van hen ( [getuige 6] ) heeft verklaard niets over deze facturen te weten omdat zijn broer zich daarmee bezig houdt. Uit de verklaring van de ander ( [getuige 7] ) volgt dat hij nooit zaken heeft gedaan met verdachte en ook dat hij verdachte niet kent. Hij heeft echter wel verklaard dat hij in de veronderstelling was dat dit geld betrof dat een voormalige partner van [bedrijf 5] , de heer [E] , nog van hen tegoed had en dat hij daarom de facturen heeft betaald. De heer [E] is in dit onderzoek niet gehoord, nu hij is overleden.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, kan de rechtbank gelet op het voorgaande niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [onderneming 1] B.V. geld in rekening heeft gebracht en heeft ontvangen terwijl daarvoor geen diensten zijn verleend aan [bedrijf 5] . Niet valt uit te sluiten immers dat [onderneming 1] B.V. een vordering had op [E] , die [E] vanwege daadwerkelijk verrichte werkzaamheden via [bedrijf 5] heeft laten uitbetalen. Nu de rechtbank ten aanzien van deze geldstroom niet tot een vermoeden van witwassen komt, zal verdachte worden vrijgesproken voor dit deel van de tenlastelegging.
Het onder A2 ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het onder A2 ten laste gelegde, te weten het verhullen dan wel verbergen van de vindplaats of de rechthebbende van het contante geld (€ 1.308.830,- en € 126.110,-) dat op de bedrijfslocaties van verdachte ( [adres] en [adres] in [vestigingsplaats] ) is aangetroffen. Het enkele feit dat het geld daar in een kluis was opgeborgen, is onvoldoende om vast te stellen dat de vindplaats verborgen was. Ook het feit dat het op een bedrijfslocatie is aangetroffen is onvoldoende om vast te stellen dat verhuld is wie de rechthebbende van dat geld is. Ten aanzien van dit geld acht de rechtbank wel bewezen het voorhanden hebben en verwerven, zoals onder B is ten laste gelegd en hiervoor reeds is overwogen.
Medeplegen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de witwashandelingen in nauwe en bewuste samenwerking met iemand anders heeft verricht. Hij zal dan ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onderdeel medeplegen.
4.4.4
Feitelijk leiddinggeven feit 1: bewijsoverwegingen
Ook wordt verdachte verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het gewoontewitwassen door [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en [onderneming 3] B.V., waarbij dat witwassen bestond uit het verhullen van de werkelijke aard en herkomst en het verwerven, voorhanden hebben en gebruik maken van het contant aangetroffen geld en de contante inbreng in de bedrijven. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De betalingen van de payrollingbedrijven (in totaal € 256.520,-) hebben plaatsgevonden aan [onderneming 1] B.V., de contante geldbedragen van € 160.511,- zijn ingebracht in de drie voornoemde vennootschappen en tot slot is € 1.308.830,- respectievelijk € 126.110,- contant geld aangetroffen in de bedrijfspanden waarin de vennootschappen waren gevestigd. Deze witwasgedragingen, zoals die hierna worden bewezenverklaard, hebben daarmee in de sfeer van de rechtspersonen plaatsgevonden en kunnen aan de vennootschappen worden toegerekend (vgl. HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938).
Dat verdachte hierbij als feitelijk leidinggevende kan worden beschouwd acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte in de betreffende periode (indirect) enig aandeelhouder en de feitelijke bestuurder van de vennootschappen was. De enige andere bij de vennootschappen werkzame persoon, de zus van verdachte, verrichtte haar werkzaamheden op aanwijzing van verdachte. De persoon die op papier bestuurder was van de vennootschappen – [medeverdachte 1] via zijn vennootschap – heeft verklaard dat hij geen bemoeienis had met de bedrijfsvoering. Dit betekent dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de witwasgedragingen van de betreffende vennootschappen, zodat ook dit feit kan worden bewezen.
Gewoontewitwassen
Gelet op de lange periode waarin de rechtspersonen zich schuldig hebben gemaakt aan het witwassen van geldbedragen en de omvang van die bedragen, vindt de rechtbank de strafverzwarende omstandigheid van het maken van een gewoonte van witwassen bewezen.
Partiële vrijspraken
De rechtbank zal ook verdachte als feitelijk leidinggever vrijspreken ten aanzien van een deel van het tenlastegelegde geldbedrag van € 50.000,-, dat ziet op de facturen [bedrijf 5] B.V.
Tevens kan ook hier niet bewezen worden dat van het contante geld op de bedrijfslocaties de werkelijke aard en herkomst is verhuld of verborgen.
Ook ten aanzien van het contant geld dat in de woning aan de [straat] is aangetroffen, dient vrijspraak te volgen voor zover dit ziet op het feitelijk leidinggeven aan deze gedraging, nu op basis van het dossier geen relatie valt te leggen tussen dat geld en de vennootschappen van verdachte.
En ten slotte kan ook hier het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen worden, nu niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
Conclusie
Dat maakt dat de rechtbank concludeert dat [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en [onderneming 3] B.V. zich schuldig hebben gemaakt aan gewoontewitwassen door de werkelijke aard en herkomst te verhullen van het geldbedrag van € 256.520,-, het aangetroffen contante geld op de bedrijfslocaties voorhanden te hebben en de contante inbreng in zijn bedrijven voorhanden te hebben, aan welke gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.
4.4.5.
Feit 2 – valsheid in geschrift: bewijsoverwegingen
Onder feit 2 is ten laste gelegd dat verdachte zelf, samen met een ander(en) en/of als opdrachtgever c.q. feitelijk leidinggever van [onderneming 1] B.V., valsheid in geschrift heeft gepleegd. Het gaat hierbij om de facturen van [onderneming 1] B.V. aan [bedrijf 5] B.V., [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V.
In lid 1 van artikel 225 Wetboek van Strafrecht (Sr) is het valselijk opmaken en vervalsen van een geschrift met bewijsbestemming strafbaar gesteld. Voor een bewezenverklaring onder het eerste lid is vereist dat de dader (voorwaardelijk) opzet heeft op het vervalsen / valselijk opmaken. Daarnaast moet sprake zijn van een oogmerk tot misleiding. Dit oogmerk betreft een doelbewustheid, maar heeft alleen betrekking op het gebruiken of het doen gebruiken van het valse/vervalste geschrift als echt en onvervalst. Oogmerk van misleiding betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn.
Veroordeling en gedeeltelijke vrijspraak
Voor een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit dient allereerst te worden vastgesteld dat de op de facturen beschreven werkzaamheden/diensten niet hebben plaatsgevonden. Immers vloeit daar logischerwijs uit voort dat de facturen die zijn opgemaakt vals dan wel valselijk zijn.
Vrijspraak - Facturen [bedrijf 5] B.V.
Onder feit 1 heeft de rechtbank reeds heeft overwogen dat niet buiten redelijke twijfel vastgesteld kan worden dat er door [onderneming 1] B.V. geld is gefactureerd en ontvangen terwijl daar tegenover geen diensten zijn geleverd aan [bedrijf 5] B.V. Om die reden kan de rechtbank evenmin vaststellen dat de opgemaakte facturen gericht aan [bedrijf 5] vals zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook (in iedere hoedanigheid) vrijspreken voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
[bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V
Onder feit 1 heeft de rechtbank ten aanzien van de vanuit [onderneming 1] B.V. verzonden facturen aan de payrollbedrijven [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V reeds overwogen dat door [onderneming 1] B.V. geen diensten/werkzaamheden zijn verricht voor de gefactureerde vergoedingen. Nu hiervoor wel facturen zijn opgemaakt en deze aan de administratie zijn toegevoegd, als ware het een onderbouwing voor de omzet van [onderneming 1] B.V., is hier naar het oordeel van de rechtbank sprake van valsheid in geschrift.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zelf de valsheid in geschrift heeft gepleegd, dan wel samen met een ander en/of als opdrachtgever c.q. feitelijk leidinggever van [onderneming 1] B.V. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vrijspraak - verdachte als (mede)pleger
Verdachte is de feitelijk bestuurder en enig aandeelhouder van [onderneming 1] B.V. [medeverdachte 2] , de zus van verdachte, is de enige werkneemster die in dienst was bij [onderneming 1] B.V. Zij heeft verklaard dat zij in opdracht van verdachte de facturen heeft opgemaakt. Gelet op deze verklaring kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte zelf de valse facturen heeft opgemaakt. De rechtbank is voorts van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat [medeverdachte 2] of het boekhouderkantoor als medeplegers kunnen worden gezien. Uit het dossier blijkt immers niet dat zij op de hoogte waren van de valsheid. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van (het medeplegen van) valsheid in geschrift.
Feitelijk leidinggever
Dit ligt anders ten aanzien van het verwijt dat verdachte zich als feitelijk leidinggever van [onderneming 1] B.V. schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De valsheid in geschrift heeft plaatsgevonden in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van [onderneming 1] B.V. en de gedragingen zijn daaraan dienstig geweest.
Aldus kunnen die gedragingen aan [onderneming 1] B.V. worden toegerekend. Dat verdachte hierbij als feitelijk leidinggevende kan worden beschouwd acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte de (feitelijk) bestuurder en enig aandeelhouder is van [onderneming 1] B.V. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zijn zus, werkneemster van de vennootschap, de opdracht heeft gegeven tot het opmaken van de valse facturen van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. Hiermee heeft hij door een actieve bijdrage leiding gegeven aan die gedragingen.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de gedragingen van de rechtspersoon en de rechtbank komt dan ook tot een veroordeling voor dit deel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 oktober 2016 te Woerden en
De Meern en/of (elders) in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij telkens
A.1) van onderstaande voorwerpen de herkomst verhuld, te weten:
- geldbedragen van in totaal Euro 256.520,- (facturen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V., vindplaats dossier pagina's 281, 470, 551)
en
B) onderstaande voorwerpen voorhanden gehad en/of omgezet en/of van onderstaande voorwerpen gebruik gemaakt, te weten:
- geldbedragen van in totaal Euro 362.565,95,- en 1.230 Bosnische Mark (woning [adres] te [woonplaats] , vindplaats dossier pagina's 279, 2574) en
- geldbedragen van in totaal Euro 1.308.830,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 279, 2576, 2582) en
- geldbedragen van in totaal Euro 126.110,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 280, 2593) en
- geldbedragen van in totaal Euro 160.511,- (contante inbreng [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en/of [onderneming 3] B.V., vindplaats dossier pagina's 286, 303) en
- Euro 14.000,- (BMW motorfiets met kenteken [kenteken] ), vindplaats dossier pagina 2163) en
- Euro 23.559,- (bruiloft [locatie] ), vindplaats dossier pagina 2207) en
- Euro 19.466,99 (aankopen [bedrijf 4] , diverse meubels), vindplaats dossier pagina 2133) en
- contante aankopen voor een totaalbedrag van Euro 42.323,46,- (vindplaats dossier pagina's 912-913),
terwijl verdachte telkens wist dat dat voorwerp/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/ waren uit enig misdrijf
en
[onderneming 1] B.V. en/of [onderneming 2] B.V. en/of [onderneming 3] B.V. in de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 oktober 2016 te Woerden en/of De Meern en/of (elders) in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben [onderneming 1] B.V. en/of [onderneming 2] B.V. en/of [onderneming 3] B.V., telkens
A.1) van onderstaande voorwerpen de herkomst verhuld, te weten:
- geldbedragen van in totaal Euro 256.520,- (facturen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V., vindplaats dossier pagina's 281, 470, 551) en
B) onderstaande voorwerpen voorhanden gehad en/of van onderstaande voorwerpen gebruik gemaakt, te weten:
- geldbedragen van in totaal Euro 1.308.830,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 279, 2576, 2582) en
- geldbedragen van in totaal Euro 126.110,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 280, 2593) en
- geldbedragen van in totaal Euro 160.511,- (contante inbreng [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en/of [onderneming 3] B.V., vindplaats dossier pagina's 286, 303)
terwijl [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en [onderneming 3] B.V
.wisten dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk (mede) afkomstig was/waren van uit enig misdrijf,
zulks terwijl hij aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 2
[onderneming 1] B.V. in de periode van 27 oktober 2014 tot en met 23 september 2016 te Woerden en/of De Meern en/of (elders) in Nederland, meermalen, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
meerdere geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- facturen, afkomstig van [onderneming 1] B.V. en gericht aan [bedrijf 1] B.V. met de omschrijvingen ' [omschrijving] ' en ' [omschrijving] ' met een totaalbedrag van Euro 123.420,-
(factuurnummers 2014001, 2014003, 2014005, 2015001, 2015003, 2015006, 2015006, 20150012, 20150014, 20150015, 20150017, 2015022, 2015028, 2015029, 2015032, 2016001, 2016003, 2016006, 2016008, 2016010, 2016013, 2016014, 2016016, 2016019, 2016022, vindplaats dossier pagina's: 0491, 0493, 0495, 0497, 0499, 502, 504, 508, 510, 511, 513, 518, 524, 525, 528, 529, 531, 534, 536, 538, 541, 542, 544, 547, 550) en
- facturen, afkomstig van [onderneming 1] B.V. en gericht aan [bedrijf 2] B.V. met de omschrijvingen ' [omschrijving] ' en ' [omschrijving] ' met een totaalbedrag van Euro 133.100,- (factuurnummers: 2014002, 2014004, 2014006, 2015002, 2015004, 2015007, 2015007, 2015011, 2015013, 2015016, 2015018, 2015021, 2015027, 2015028, 2015031, 2016002, 2016004, 2016007, 2016009, 2016011, 2016012, 2016015, 2016017, 2016018, 2016020, 2016021, vindplaats dossier pagina's: 492, 494, 496, 498, 500, 503, 505, 507, 509, 512, 514, 517, 523, 526, 527, 530, 532, 535, 537, 539, 540, 543, 545, 546, 548, 549)
valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij telkens in strijd met de waarheid op die facturen vermeld dat door [onderneming 1] B.V. werkzaamheden en/of diensten zouden zijn verricht (het aanleveren van afnemers en/of klanten en/of het verrichten van [omschrijving] ), terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of die diensten telkens niet zijn verricht,
zulks terwijl hij, verdachte, aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het cumulatief bewezen verklaarde onder feit 1 deels (wat betreft de payrolling-facturen, de in [adres] en [adres] aangetroffen contante bedragen en de contante inbreng in de ondernemingen) sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. Het bewezenverklaarde levert volgends de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
de (gedeeltelijke) eendaadse samenloop van
gewoontewitwassen, meermalen gepleegd;
en
gewoontewitwassen, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2
valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek van het voorarrest. Vermoedelijk heeft verdachte in voorarrest gezeten in Dubai, maar over de lengte daarvan ontbreekt informatie. De officier van justitie vordert het voorarrest (in het voordeel van verdachte) vast te stellen op drie maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zichzelf, en in zijn hoedanigheid als feitelijk leidinggever van zijn ondernemingen, schuldig gemaakt aan het witwassen van criminele gelden van een bedrag van ruim 2,3 miljoen euro. Hiervan heeft hij een gewoonte gemaakt doordat het witwassen over een periode van bijna 4 jaar heeft plaatsgevonden.
Witwassen is een ernstig feit dat in niet te onderschatten mate bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Verdachte heeft met zijn handelen het criminele vermogen buiten het zicht van de Nederlandse autoriteiten en opsporingsdiensten proberen te houden. Op die manier kon hij het criminele vermogen ongestraft bezitten en hiervan profiteren. Gelet op het lange opsporingsonderzoek dat heeft plaatsgevonden totdat voornoemde gang van zaken aan het licht is gekomen, heeft verdachte dat doel ook daadwerkelijk (voor lange tijd) bereikt. Door het criminele geld een schijnbaar legale herkomst te geven en in het economische verkeer te brengen heeft verdachte ervoor gezorgd dat misdaad loont – één van de grootste drijfveren voor het plegen van strafbare feiten – én de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast wordt.
Verdachte heeft zich daarnaast als feitelijk leidinggever van [onderneming 1] B.V. schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift, door de enige werkneemster van het bedrijf de opdracht te geven facturen op te maken voor diensten die niet door zijn bedrijf werden geleverd. Door de gepleegde valsheid in geschrift heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van officiële documenten, en in dit geval in een boekhouding van een onderneming, moet kunnen worden gesteld.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 5 maart 2024. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verdachte is sinds mei 2015 ingeschreven in Spanje en daarna is er geen adres meer van hem bekend. Er is een uitleveringsverzoek naar de Verenigde Arabische Emiraten verstuurd, maar tot op heden is daar geen reactie op gekomen. Verder zijn de rechtbank geen bijzondere persoonlijke omstandigheden gebleken waarmee de rechtbank bij de strafoplegging rekening moet houden.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank constateert dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De rechtbank stelt in deze zaak de redelijke termijn vast op drie jaar. Dit houdt verband met de omvang en de complexiteit van de zaak, waaronder de noodzaak om in het buitenland onderzoek te doen naar de verdenking in combinatie met de omstandigheid dat verdachte onvindbaar is gebleken en -ondanks diverse uitnodigingen via zijn raadsman- niet is ingegaan op uitnodigingen om een verklaring af te leggen.
De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht op grond waarvan bij betrokkene de redelijke verwachting is gewekt dat hij strafrechtelijk zal worden vervolgd. De rechtbank ziet in de concrete omstandigheden van deze zaak aanleiding te bepalen dat de termijn een aanvang heeft genomen op het moment dat de eerste doorzoekingen hebben plaatsgevonden, te weten op 18 oktober 2016. Vastgesteld kan worden dat op het moment dat in deze zaak vonnis wordt gewezen, 30 april 2024, de vervolging van verdachte 7,5 jaar in beslag heeft genomen. Daarmee is dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met 4,5 jaar.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De rechtbank is van oordeel dat de forse overschrijding in deze zaak rechtvaardigt dat de op te leggen gevangenisstraf met acht maanden zal worden verminderd. Dit is een vermindering van ongeveer 20% zoals later in dit vonnis zal worden uitgelegd.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraudedelicten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hoewel bij witwassen niet (direct) kan worden gesproken van een benadelingsbedrag zoals bij fraudedelicten, ziet de rechtbank aanleiding die oriëntatiepunten wel als uitgangspunt te nemen. Witwassen wordt immers, net als fraudedelicten, ernstiger en strafwaardiger naarmate de bedragen waar het om gaat hoger worden. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor fraude met een benadelingsbedrag vanaf
€ 1.000.000,- uit van een gevangenisstraf van 24 maanden of meer.
In dit geval is er sprake van een witgewassen bedrag van ongeveer € 2,3 miljoen. Voor een deel van dat bedrag (circa € 1,7 miljoen) is sprake van eendaadse samenloop: bewezen is verklaard zowel het gewoontewitwassen door verdachte zelf als het gewoontewitwassen door zijn ondernemingen, waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven. Ten aanzien van die geldbedragen volgt slechts strafoplegging voor het gewoontewitwassen door verdachte zelf. De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf in het bijzonder de aard en de ernst van het feit, de jarenlange pleegperiode en de rol van verdachte mee in haar oordeel. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat, ook gelet op straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken, met geen andere straf kan worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden is. De rechtbank vermindert deze straf echter met 8 maanden wegens de overschrijding van de redelijke termijn. Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte oplegt een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest.
Naast een gevangenisstraf als hoofdstraf legt de rechtbank aan verdachte de bijkomende straf van verbeurdverklaring van het in beslag genomen voertuig en geld op. Deze zal nader worden besproken in dit vonnis bij de bespreking van het beslag.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (de beslaglijst d.d. 6 maart 2024, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht), de zwaailamp (4), de vacumeermachine (17a) en de jammer (161) dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Ten aanzien van de contante geldbedragen die zijn in beslag genomen (nummers 8 -11a, 14-17, 18-24 en 163) heeft zij verbeurdverklaring gevorderd, nu vastgesteld kan worden dat deze van misdrijf afkomstig zijn. Dit betreft een totaalbedrag van € 1.797.505,95 en 1230 Bosnische Mark (omgerekend € 628,30,-,).
Ten slotte heeft ze verbeurdverklaring gevorderd van de het inbeslaggenomen voertuig, te weten een motorfiets met groene kaart (6 en 7).
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
9.3
Oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer:
  • de zwaailamp (4), goednummer 1815486;
  • de vacumeermachine (17a), goednummer 1823958;
  • de jammer (161), MNG-300.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende inbeslaggenomen voorwerpen verbeurdverklaren. Met betrekking tot en met behulp van deze voorwerpen is het bewezen verklaarde begaan, dan wel zijn deze voorwerpen uit de baten van strafbare feiten verkregen:
  • motorfiets (6) € 19.500,-, goednummer 1814522;
  • groene kaart (7) goednummer 1918291
  • geld (8) € 880.110,-, goednummer 1814671;
  • geld (9) € 360.000,-, goednummer 1814476;
  • geld (10) € 125.060,-, goednummer 1815423;
  • geld (11) € 1.050,-, goednummer 1815486;
  • geld (11a) € 1.000,-, goednummer 1815486
  • geld (14) € 170,-, goednummer 1814477;
  • geld (15) € 620,-, goednummer 1814480;
  • geld (16) € 51.600,-, goednummer 1814659;
  • geld (17) € 207.140,- goednummer (staat niet op beslaglijst);
  • geld 18) € 55.030,-, goednummer 1814666;
  • geld (19) € 40350,-, goednummer 1814675;
  • geld (20) € 45.000,-, goednummer 1814677;
  • geld (21) € 29.600,-, goednummer 1814663;
  • geld (22) € 50,-, goednummer 1814482;
  • geld (23) € 1.520,-, goednummer 1814474;
  • geld (24) € 205,95,-, goednummer 1815417;
  • geld (163) 1.230 Bosnische Mark (omgerekend € 628,30,-), goednummer (staat niet op beslaglijst).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 51, 55, 57, 225, 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 40 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • motorfiets (6) € 19.500,-, goednummer 1814522;
  • groene kaart (7) goednummer 1918291
  • geld (8) € 880.110,-, goednummer 1814671;
  • geld (9) € 360.000,-, goednummer 1814476;
  • geld (10) € 125.060,-, goednummer 1815423;
  • geld (11) € 1.050,-, goednummer 1815486;
  • geld (11a) € 1.000,-, goednummer 1815486
  • geld (14) € 170,-, goednummer 1814477;
  • geld (15) € 620,-, goednummer 1814480;
  • geld (16) € 51.600,-, goednummer 1814659;
  • geld (17) € 207.140,- goednummer (staat niet op beslaglijst);
  • geld 18) € 55.030,-, goednummer 1814666;
  • geld (19) € 40.350,-, goednummer 1814675;
  • geld (20) € 45.000,-, goednummer 1814677;
  • geld (21) € 29.600,-, goednummer 1814663;
  • geld (22) € 50,-, goednummer 1814482;
  • geld (23) € 1.520,-, goednummer 1814474;
  • geld (24) € 205,95,-, goednummer 1815417;
  • geld (163) 1.230 Bosnische Mark,(omgerekend € 628,30,-), goednummer (staat niet op beslaglijst).
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • de zwaailamp (4), goednummer 1815486;
  • de vacumeermachine (17a), goednummer 1823958;
  • de jammer (161), MNG-300.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. C.A.J. van Yperen en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 april 2024.
Mr. H.A. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 oktober 2016 te Woerden en/of De Meern en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), (telkens)
A.1) van onderstaande voorwerpen de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld,te weten:
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 256.520,- (facturen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V., vindplaats dossier pagina's 281, 470, 551) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 50.000,- (facturen [bedrijf 5] , vindplaats dossier pagina's 282, 470, 616)
en/of
A.2) van onderstaande voorwerpen de vindplaats verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van onderstaande voorwerpen is of wie onderstaande voorwerpen voorhanden heeft, te weten:
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 1.308.830,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 279, 2576, 2582) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 126.110,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 280, 2593)
en/of
B) onderstaande voorwerp(en) voorhanden gehad, verworven, omgezet en/of overgedragen en/of van onderstaande voorwerp(en) gebruik gemaakt, te weten:
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 362.565,95,- en 1.230 Bosnische Mark (woning [adres] te Woerden, vindplaats dossier pagina's 279, 2574) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 1.308.830,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 279, 2576, 2582) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 126.110,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 280, 2593) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 160.511,- (contante inbreng [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en/of [onderneming 3] B.V., vindplaats dossier pagina's 286, 303) en/of
- BMW motorfiets met kenteken [kenteken] (contante betaling Euro 14.000,-, vindplaats dossier pagina 2163) en/of
- bruiloft [locatie] (contante betalingen van in totaal Euro 23.559,-, vindplaats dossier pagina 2207) en/of
- diverse meubels met een totale waarde van Euro 19.466,99 (aankopen [bedrijf 4] , vindplaats dossier pagina 2133) en/of
- één of meer contante aankopen voor een totaalbedrag van Euro 42.323,46,- (vindplaats dossier pagina's 912-913)
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk (mede) afkomstig was/waren van uit enig misdrijf
en/of
[onderneming 1] B.V. en/of [onderneming 2] B.V. en/of [onderneming 3] B.V. in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 oktober 2016 te Woerden en/of De Meern en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben [onderneming 1] B.V. en/of [onderneming 2] B.V. en/of [onderneming 3] B.V., (telkens)
A.1) van onderstaande voorwerpen de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld, te weten:
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 256.520,- (facturen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V., vindplaats dossier pagina's 281, 470, 551) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 50.000,- (facturen [bedrijf 5] , vindplaats dossier pagina's 282, 470, 616)
en/of
A.2) van onderstaande voorwerpen de vindplaats verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van onderstaande voorwerpen is of wie onderstaande voorwerpen voorhanden heeft, te weten:
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 1.308.830,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 279, 2576, 2582) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 126.110,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 280, 2593)
en/of
B) onderstaande voorwerp(en) voorhanden gehad, verworven, omgezet en/of overgedragen en/of van onderstaande voorwerp(en) gebruik gemaakt, te weten:
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 362.565,95,- en 1.230 Bosnische Mark (woning [adres] te [woonplaats] , vindplaats dossier pagina's 279, 2574) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 1.308.830,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 279, 2576, 2582) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 126.110,- (adres [adres] te [vestigingsplaats] , vindplaats dossier pagina's 280, 2593) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 160.511,- (contante inbreng [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en/of [onderneming 3] B.V., vindplaats dossier pagina's 286, 303)
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk (mede) afkomstig was/waren van uit enig misdrijf,
zulks terwijl hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art. 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 51 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2014 tot en met 23 september 2016 te Woerden en/of De Meern en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
een of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een of meer factu(u)r(en), blijkens de opdruk afkomstig van [onderneming 1] B.V. en gericht aan [bedrijf 5] met de omschrijving(en) ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' met een totaalbedrag van Euro 50.000,- (factuurnummers 2015023, 2015024, 2015025, 2015026, vindplaats dossier pagina's: 1619, 1620, 1621, 1622)
en/of
- een of meer factu(u)r(en), blijkens de opdruk afkomstig van [onderneming 1] B.V. en gericht aan [bedrijf 1] B.V. met de omschrijving(en) ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' met een totaalbedrag van Euro 123.420,- (factuurnummers 2014001, 2014003, 2014005, 2015001, 2015003, 2015006, 2015006, 20150012, 20150014, 20150015, 20150017, 2015022, 2015028, 2015029, 2015032, 2016001, 2016003, 2016006, 2016008, 2016010, 2016013, 2016014, 2016016, 2016019, 2016022, vindplaats dossier pagina's: 0491, 0493, 0495, 0497, 0499, 502, 504, 508, 510, 511, 513, 518, 524, 525, 528, 529, 531, 534, 536, 538, 541, 542, 544, 547, 550)
en/of
- een of meer factu(u)r(en), blijkens de opdruk afkomstig van [onderneming 1] B.V. en gericht aan [bedrijf 2] B.V. met de omschrijving(en) ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' met een totaalbedrag van Euro 133.100,-(factuurnummers: 2014002, 2014004, 2014006, 2015002, 2015004, 2015007, 2015007, 2015011, 2015013, 2015016, 2015018, 2015021, 2015027, 2015028, 2015031, 2016002, 2016004, 2016007, 2016009, 2016011, 2016012, 2016015, 2016017, 2016018, 2016020, 2016021, vindplaats dossier pagina's: 492, 494, 496, 498, 500, 503, 505, 507, 509, 512, 514, 517, 523, 526, 527, 530, 532, 535, 537, 539, 540, 543, 545, 546, 548, 549)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid op die factu(u)r(en) vermeld dat door [onderneming 1] B.V. werkzaamheden en/of diensten zouden zijn verricht (het aanleveren van afnemers en/of klanten en/of het verrichten van [omschrijving] ), terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of die diensten (telkens) niet zijn verrichten
en/of
[onderneming 1] B.V. in of omstreeks de periode van 27 oktober 2014 tot en met 23 september 2016 te Woerden en/of De Meern en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een of meer factu(u)r(en), blijkens de opdruk afkomstig van [onderneming 1] B.V. en gericht aan [bedrijf 5] met de omschrijving(en) ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' met een totaalbedrag van Euro 50.000,- (factuurnummers 2015023, 2015024, 2015025, 2015026, vindplaats dossier pagina's: 1619, 1620, 1621, 1622) en/of
- een of meer factu(u)r(en), blijkens de opdruk afkomstig van [onderneming 1] B.V. en gericht aan [bedrijf 1] B.V. met de omschrijving(en) ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' met een totaalbedrag van Euro 123.420,-
(factuurnummers 2014001, 2014003, 2014005, 2015001, 2015003, 2015006, 2015006, 20150012, 20150014, 20150015, 20150017, 2015022, 2015028, 2015029, 2015032, 2016001, 2016003, 2016006, 2016008, 2016010, 2016013, 2016014, 2016016, 2016019, 2016022, vindplaats dossier pagina's: 0491, 0493, 0495, 0497, 0499, 502, 504, 508, 510, 511, 513, 518, 524, 525, 528, 529, 531, 534, 536, 538, 541, 542, 544, 547, 550) en/of
- een of meer factu(u)r(en), blijkens de opdruk afkomstig van [onderneming 1] B.V. en gericht aan [bedrijf 2] B.V. met de omschrijving(en) ' [omschrijving] ' en/of ' [omschrijving] ' met een totaalbedrag van Euro 133.100,- (factuurnummers: 2014002, 2014004, 2014006, 2015002, 2015004, 2015007, 2015007, 2015011, 2015013, 2015016, 2015018, 2015021, 2015027, 2015028, 2015031, 2016002, 2016004, 2016007, 2016009, 2016011, 2016012, 2016015, 2016017, 2016018, 2016020, 2016021, vindplaats dossier pagina's: 492, 494, 496, 498, 500, 503, 505, 507, 509, 512, 514, 517, 523, 526, 527, 530, 532, 535, 537, 539, 540, 543, 545, 546, 548, 549)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid op die factu(u)r(en) vermeld dat door [onderneming 1] B.V. werkzaamheden en/of diensten zouden zijn verricht (het aanleveren van afnemers en/of klanten en/of het verrichten van [omschrijving] ), terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of die diensten (telkens) niet zijn verricht,
zulks terwijl hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 51 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Bijlage II: de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2 [1]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle twee de feiten, maar op slechts één feit.
Een geschrift, zijnde een uittreksel van de KvK d.d. 1 februari 2022 betreffende [onderneming 1] B.V., ongenummerd
Enig aandeelhouder sedert 26-11-2012 : [verdachte]
Bestuurder sedert 13-05-2015 : [vennootschap 3] B.V.
Bezoekadres : [adres] , [vestigingsplaats]
Bewaarder boeken en bescheiden : [vennootschap 1] B.V.
Een geschrift, zijnde een uittreksel van de KvK d.d. 1 februari 2022 betreffende [onderneming 2] B.V., ongenummerd
Enig aandeelhouder en bestuurder sedert 12-09-2014: [onderneming 1] B.V.
Bezoekadres [adres] , [vestigingsplaats]
Bewaarder boeken en bescheiden : [vennootschap 1] B.V.
Een geschrift, zijnde een uittreksel van de KvK d.d. 1 februari 2022 betreffende [onderneming 3] B.V., ongenummerd
Enig aandeelhouder en bestuurder sedert 03-11-2014: [onderneming 1] B.V.
Bezoekadres [adres] , [vestigingsplaats]
Bewaarder boeken en bescheiden : [vennootschap 1] B.V.
Een geschrift, zijnde een akte van levering [adres] te [woonplaats] d.d. 1 maart 2015:
De heer [verdachte] wonende te [woonplaats] , [adres] ,
(toekomstig adres: [woonplaats] , [adres] ), geboren te [geboorteplaats]
op [1978] ,
ten deze handelend in hoedanigheid van zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd
bestuurder van de statutair te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, gevestigde
rechtspersoon naar Engels recht: [onderneming 4] Limited, ingeschreven in het
handelsregister van Jafza Jebel Ali Free Zone
hierna genoemd: koper. [2]
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming AH058, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] op 20 oktober 2016:
De doorzoeking werd door de rechter-commissaris geopend op 18 oktober 2016 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
  • 1 motor (BMW R1200);
  • een contant geldbedrag van in totaal € 362.566,- en 1.230 Bosnische mark.
Een proces-verbaal van uitleg zoekcodes/aantreffen goederen AH059, inclusief fotobijlagen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] op 19 oktober 2016:Dit geld werd op de volgende locaties in de woning aan de [adres] aangetroffen:
€ 1.520,- blik in keukenkast; [4]
€ 360.000,- koffer in kast slaapkamer; [5]
€ 170,- spaarpot op kast kinderkamer; [6]
€ 620,- tas in nachtkast slaapkamer; [7]
€ 50,- in portemonnee op aanrecht keuken;
€ 205,95 in portemonnee aanrecht keuken;
Bosnische Mark 1230,-- aanrecht keuken. [8]
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming AH60, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] op 24 oktober 2016:
Op 18 oktober 2016 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een bedrijfspand op de [adres] te [vestigingsplaats] . [9]
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
Kast achterzijde. Onderste plank
- Vacumeermachine
Tevens werd er in een onderkastje van het rechter bureau een geldtelmachine gevonden
Kluis 1e verdieping achterzijde
Rabbler, MNg-300 [de rechtbank begrijpt: een jammer]
Plastic tas met daarin euro-bankbiljetten
Doorzichtige kunststof box met blauwe handgrepen met daarin euro-bankbiljetten
Doorzichtige kunststof box met daarin euro-bankbiljetten
een blauwe AH tas met daarin euro-bankbiljetten
Zwarte weekendtas, merk Run Away met daarin euro-bankbiljetten
Doorzichtige kunststof box (nr. 3) met daarin euro-bankbiljetten
een gele jumbo tas met daarin euro-bankbiljetten. [10]
Een proces-verbaal van bevindingen tellen geld bij BOOS, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] op 20 oktober 2016:Ik heb samen met een medewerker van KBH Midden Nederland een onderzoek ingesteld naar de hoeveel geld die is aangetroffen bij de zoeking op het adres [adres] te [vestigingsplaats] . In de aangetroffen zwarte rugzak, merk Clique, werd totaal € 125.060,- aangetroffen. In het aangetroffen kluisje zaten twee enveloppen. Het totaal geldbedrag bleek € 2050,- te zijn. In de Jumbo boodschappentas zaten diverse enveloppen waarin totaal € 47.000,- werd aangetroffen.
Een proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming AH062, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] op 21 oktober 2016:
Op 18 oktober 2016 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [adres] in [vestigingsplaats] . Tijdens deze zoeking werden er diverse documenten aangetroffen en in beslag genomen.
Uit deze huurovereenkomst en diverse andere administratie blijkt dat [onderneming 1] B.V., het bedrijf waarvan [verdachte] enig aandeelhouder is, een ruimte huurt op het adres [adres] te [vestigingsplaats] . Vervolgens is er telefonisch contact geweest met de verhuurder van de ruimte [adres] , de heer [getuige 8] , met de vraag of hij sleutels had van deze ruimte. Hij gaf aan dat hij de ruimte verhuurde aan [onderneming 1] en contact daarover had met [verdachte] . [11]
Een proces-verbaal van bevindingen geld kluis AH071, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] op 28 december 2016:
Het geld dat in de kluis op [adres] werd aangetroffen is op woensdag 19 oktober 2016 in het Beslaghuis van de politie Midden Nederland geteld met een geldtelmachine. [12]
Door G4S is het geld dat is afgestort geteld. Zij komen op een totaalbedrag van
€ 1.308.730,-. [13]
Een proces-verbaal van bevindingen geld tellen locatie B, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] op 20 oktober 2016:
[adres] [vestigingsplaats] , aangetroffen kluis
gebruikte coupures: 1 x 500 en 297 x 500,-. [14]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] VH-VE03 van 2 december 2017:V: Voor welk bedrijf doet u deze werkzaamheden.[medeverdachte 2] : Dat doe ik voor [onderneming 2] BV.
V: En de administratieve werkzaamheden.[medeverdachte 2] : lk werkte voor [onderneming 1] en [onderneming 2] hangt daar onder
V: Waar is het bedrijf [onderneming 1] gesitueerd.[medeverdachte 2] : ln [vestigingsplaats] op het adres [adres] .
V: En [onderneming 2] .[medeverdachte 2] : Idem. [15]
V: Hoe zit dat met het naastgelegen pand [adres][medeverdachte 2] : Dat is de opslagruimte van [onderneming 1] . [16] V: Uit onderzoek is verder gebleken dat jij in de maand september 2016 een netto inkomen genoot van 1575,34 euro. Dit is vastgesteld aan de hand van een salarisstrook op jouw naam. Hieruit is ook het dienstverband vastgesteld.[medeverdachte 2] : Dat klopt
V: Dus als ik het goed heb begrepen ben jij dus sinds september 2014 werkzaam bij het bedrijf [onderneming 1][medeverdachte 2] : Dat klopt inderdaad . [17] V: In hoeverre ben jij voor het bedrijf verantwoordelijk voor boekhoudkundige zaken [medeverdachte 2] : Niet
. [18] V: Wat bedoel je met administratieve werkzaamheden.[medeverdachte 2] : Uit factureren, betalingen en inkoop en verkoop.
V: Hoe zit dat met [bedrijf 2] BV.[medeverdachte 2] : Dat zijn klanten.
V: Wat voor een werkzaamheden hebben jullie gedaan.[medeverdachte 2] : lk factureerde mijn broer deed de werkzaamheden.
V: Wie heeft deze werkzaamheden verricht.[medeverdachte 2] : Mijn broer.
V: We tonen jou een aantal facturen waarop te een aantal activiteiten worden genoemd. Wat zijn [omschrijving] geweest voor het bedrijf [bedrijf 2] BV te [vestigingsplaats] ?[medeverdachte 2] : Dat weet ik niet.
V: Wie heeft deze werkzaamheden verricht.[medeverdachte 2] : [verdachte]
V: Waar bestonden deze werkzaamheden uit ?[medeverdachte 2] : Weet ik niet. [19]
V: Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] een huis heeft op de [adres] te [woonplaats] . In hoeverre kom je daar als [verdachte] er niet is en je dus met je sleutel de woning moet openen[medeverdachte 2] : 1 keer in de week of 2 weken om de post te controleren. [20]
V: Tijdens de doorzoeking van de [adres] te [vestigingsplaats] werd onder andere een kluis op de eerste verdieping aangetroffen. In de kluis bleek biljetten te liggen. We hebben eerder gesproken over dit pand en wie daar allemaal werken. Jij hebt aangegeven daar wel te werken en geen toegang te hebben tot de kluis. Wat wist je van het geld?[medeverdachte 2] : Niets, ik wist niet dat dit aanwezig was.
V: Door wie is de kluis aangeschaft.[medeverdachte 2] : Door mijn broer.
V: Wie had er toegang tot de kluis.[medeverdachte 2] : Ik heb hem schoongemaakt van binnen en van buiten en daarna had alleen [verdachte] toegang tot de kluis.
V: Hoe moest die kluis open[medeverdachte 2] : Met een sleutel en een code.
V: Wie had de sleutel en wist de code.[medeverdachte 2] : Alleen [verdachte] . [21] V: Op 18 oktober 2016, werd ter inbeslagneming binnengetreden in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] . In het pand werd een grote afgesloten kluis aangetroffen op de begane grond. Het totaal aan aangetroffen en inbeslaggenomen geld in de kluis bleek € 174.110,- te zijn. De sleutel voor dit pand werd afgegeven door [medeverdachte 2] . Wat kun je vertellen over het aangetroffen geldbedrag.[medeverdachte 2] : Niet die hoeveelheid. lk wist dat er een AH tas was met daarin een kluis en daarin enveloppes met geld en privé stukken van onze tante. Dat is mevrouw [F] . Dat was haar eigendom. Zij wilde het veilig opgeborgen hebben en was zelf de sleutel kwijt van haar kluisje.
V: Wie heeft dat in de kluis gedaan.A: Ik
V: Hoe kreeg jij dan toegangA: Met de code
V: Van wie had je de code gekregenA: Die heb ik zelf verzonnen.
V: Dus als ik het goed begrijp had je wel toegang tot de kluis op [adres] . Wie nog meer[medeverdachte 2] : Ja mijn broer.
V: Hoeveel sleutels waren er van die kluis.A: Was een kluis met een code.
V: In hoeverre was er een verschil in code.[medeverdachte 2] : We hadden allebei dezelfde.
Een proces-verbaal van bevindingen Payrolling AH011, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] opgemaakt op 12 juli 2017:Op 18 oktober 2016 is door [vennootschap 1] uit Zeist de administratie verstrekt van onder andere [onderneming 1] B.V. In deze administratie bevonden zich de facturen welke door [onderneming 1] zijn opgemaakt. Hieronder worden in een overzicht de facturen weergegeven die zijn gericht aan [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. [22]
[bedrijf 1] B.V.- factuur 2014001 d.d. 27-10-2014 ' [omschrijving] , periode oktober 2014' à Euro 4.840,- (p. 0491)
- factuur 2014003 d.d. 24-11-2014 ' [omschrijving] , periode november 2014' à Euro 4.840,- (p. 0493)
- factuur 2014005 d.d. 16-12-2014 ' [omschrijving] , periode december 2014' à Euro 4.840,- (p. 0495)
- factuur 2015001 d.d. 23-01-2015 ' [omschrijving] , periode januari 2015' à Euro 4.840,- (p. 0497)
- factuur 2015003 d.d. 25-02-2015 ' [omschrijving] , periode februari 2015' à Euro 4.840,- (p. 0499)
- factuur 2015006 d.d. 24-03-2015 ' [omschrijving] , periode maart 2015' à Euro 4.840,- (p. 0502)
- factuur 2015006 d.d. 24-03-2015 ' [omschrijving] , periode maart 2015' à Euro 4.840,- (p. 0504)
- factuur 20150012 d.d. 20-05-2015 ' [omschrijving] , periode mei 2015' à Euro 4.840,- (p. 0508)
- factuur 20150014 d.d. 22-06-2015 ' [omschrijving] , periode juni 2015' à Euro 4.840,- (p. 0510)
- factuur 20150015 d.d. 22-07-2015 ' [omschrijving] , periode juli 2015' à Euro 4.840,- (p. 0511)
- factuur 20150017 d.d.19-08-2015 ' [omschrijving] , periode augustus 2015' à Euro 4.840,- (p.0513)
- factuur 2015022 d.d.17-09-2015 ' [omschrijving] , periode september 2015' à Euro 4.840,- (p. 0518)
- factuur 2015028 d.d. 22-10-2015 ' [omschrijving] , periode oktober 2015' à Euro 4.840,- (p. 0524)
- factuur 2015029 d.d.20-11-2015 ' [omschrijving] , periode november 2015 Euro 4.840,- (p. 0525)
- factuur 2015032 d.d. 21-12-2015 ' [omschrijving] , periode december 2015' à Euro 4.840,- (p. 0528)
- factuur 2016001 d.d. 22-01-2016 ' [omschrijving] , periode januari 2016' à Euro 4.840,- (p. 0529)
- factuur 2016003 d.d. 22-02-2016 ' [omschrijving] , periode februari 2016' à Euro 4.840,- (p. 0531)
- factuur 2016006 d.d. 22-03-2016 ' [omschrijving] , periode maart 2016' à Euro 4.840,- (p. 0534)
- factuur 2016008 d.d. 21-04-2016 ' [omschrijving] , periode april 2016' à Euro 4.840,- (p. 0536)
- factuur 2016010 d.d. 23-05-2016 ' [omschrijving] , periode mei 2016' à Euro 4.840,- (p. 0538)
- factuur 2016013 d.d. 24-06-2016 ' [omschrijving] , periode juni 2016' à Euro 4.840,- (p. 0541)
- factuur 2016014 d.d. 27-06-2016 ' [omschrijving] , extra lead' à Euro 7.260,- (p. 0542)
- factuur 2016016 d.d. 25-07-2016 ' [omschrijving] ' à Euro 4.840,- (p. 0544)
- factuur 2016019 d.d. 24-08-2016 ' [omschrijving] ' à Euro 4.840,- (p. 0547)
- factuur 2016022 d.d. 23-09-2016 ' [omschrijving] ' à Euro 4.840,- (p. 0550)Totaalbedrag van [bedrijf 1] B.V. € 123.200,-

24.Payrolling B.V.- factuur 2014002 d.d. 27-10-2014 ' [omschrijving] , periode oktober 2014' à Euro 4.840,- (p. 0492)- factuur 2014004 d.d. 24-11-2014 ' [omschrijving] , periode november 2014' à Euro 4.840,- (p. 0494)- factuur 2014006 d.d. 16-12-2014 ' [omschrijving] , periode december 2014' à Euro 4.840,- (p. 0496)- factuur 2015002 d.d. 23-01-2015 ' [omschrijving] , periode januari 2015' à Euro 4.840,- (p. 0498)- factuur 2015004 d.d. 25-02-2015 ' [omschrijving] , periode februari 2015' à Euro 4.840,- (p. 0500)- factuur 2015007 d.d. 24-03-2015 ' [omschrijving] , periode maart 2015' à Euro 4.840,- (p. 0503)- factuur 2015007 d.d. 24-03-2015 ' [omschrijving] , periode maart 2015' à Euro 4.840,- (p. 0505)- factuur 2015011 d.d. 20-05-2015 ' [omschrijving] , periode mei 2015' à Euro 4.840,- (p. 0507)- factuur 2015013 d.d. 22-06-2015 ' [omschrijving] , periode juni 2015' à Euro 4.840,- (p. 0509)- factuur 2015016 d.d. 22-07-2015' [omschrijving] , periode juli 2015' à Euro 4.840,- (p. 0512)- factuur 2015018 d.d. 19-08-2015 ' [omschrijving] , periode augustus 2015' à Euro 4.840,- (p. 0514)- factuur 2015021 d.d.17-09-2015 ' [omschrijving] , periode september 2015' à Euro 4.840,- (p. 0517)- factuur 2015027 d.d. 22-10-2015 ' [omschrijving] , periode oktober 2015' à Euro 4.840,- (p. 0523)- factuur 2015028 (correctie30) d.d.20-11-2015 ' [omschrijving] , per. nov. 2015 à Euro 4.840,- (p. 0526)- factuur 2015031 d.d. 21-12-2015 ' [omschrijving] , periode december 2015' à Euro 4.840,- (p. 0527)- factuur 2016002 d.d. 22-01-2016 ' [omschrijving] , periode januari 2016' à Euro 4.840,- (p. 0530)- factuur 2016004 d.d. 22-02-2016 ' [omschrijving] , periode februari 2016' à Euro 4.840,- (p. 0532)- factuur 2016007 d.d. 22-03-2016 ' [omschrijving] , periode maart 2016' à Euro 4.840,- (p. 0535)- factuur 2016009 d.d. 21-04-2016 ' [omschrijving] , periode april 2016' à Euro 4.840,- (p. 0537)- factuur 2016011 d.d. 23-05-2016 ' [omschrijving] , periode mei 2016' à Euro 4.840,- (p. 0539)- factuur 2016012 d.d. 24-06-2016 ' [omschrijving] , periode juni 2016' à Euro 4.840,- (p. 0540)- factuur 2016015 d.d. 27-06-2016 ' [omschrijving] , extra lead' à Euro 4.840,- (p. 0543)- factuur 2016017 d.d. 25-07-2016 ' [omschrijving] ' à Euro 4.840,- (p. 0545)- factuur 2016018 d.d. 01-08-2016 ' [omschrijving] ' à Euro 12.100,- (p. 0546)- factuur 2016020 d.d. 24-08-2016 ' [omschrijving] ' à Euro 4.840,- (p. 0548)- factuur 2016021 d.d. 23-09-2016 ' [omschrijving] ' à Euro 4.840,- (p. 0549). Totaalbedrag van [bedrijf 2] B.V. € 133.100,00

Een proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens ING Bank BOB005a, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , pagina 1697 - 1845 en BOB020a. pagina 1998 - 2022.Uit uitgeleverde informatie van ING rekening [rekeningnummer] op naam van [onderneming 1] B.V. blijkt dat bovenstaande bedragen ontvangen worden op deze rekening. In totaal is er over de periode oktober 2014 tot oktober 2016 een bedrag van in totaal € 256.520,- ontvangen.
Een geschrift, te weten een managementovereenkomst, inhoudende:De ondergetekenden: l. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V., KvK-nummer [KvK nummer] en [KvK nummer] , statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur de heer [G] , hierna genoemd: "Management' en
2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [onderneming 1] B.V., KvK nummer [KvK nummer] statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur [verdachte] hierna genoemd: "de vennootschap"In aanmerking nemende:
dat de heer [verdachte] , voormeld als commercieel ambassadeur activiteiten verricht voor management;Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1. Opdracht
1.1
De vennootschap met ingang van 01-10-2014 commercieel activiteiten zal verrichten en leads zal aanbrengen.
Artikel 2. Managementfee2.1 Ter vergoeding van de door de vennootschap in het kader van deze overeenkomst te verrichten diensten is management aan de vennootschap een management fee verschuldigd ten belope van € 8.000,- exclusief btw per maand, welke maandelijks achteraf, uiterlijk één week na het einde van iedere maand, wordt voldaan.
Artikel 4. Looptijd en beëindiging4.1 Deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en eindigt op 01-10-2016.
Een proces-verbaal van uitlevering van bescheiden gegevens BOB015a, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] op 15 december 2016:Op 8 december 2016 hebben wij, verbalisanten, in het kantoor van [bedrijf 1] .V. op het adres [adres] te [vestigingsplaats] gesproken met [G] , ( [getuige 1] , geboren [1977] ). Nadat wij hadden aangegeven dat wij voor de bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V. kwamen en informatie wilde over het bedrijf [onderneming 1] B.V. en [verdachte] verklaarde hij onder andere dat:
  • Hij directeur / eigenaar is van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V.
  • Hij via via in contact is gekomen met [verdachte] .
  • Hij meestal telefonisch contact heeft met [verdachte] .
  • [verdachte] een paar keer op het kantoor in [vestigingsplaats] is geweest.
  • [verdachte] leads / klanten heeft aangebracht en daarvoor maandelijks een standaard bedrag aan provisie ontvangt.
  • Het aanbrengen van leads het enige was dat [verdachte] voor hun bedrijf had gedaan.
  • Er in het begin een overeenkomst is opgemaakt waarin de afspraken met [verdachte] in opgenomen.
  • Er vervolgens maandelijks eenzelfde factuur werd ontvangen van [onderneming 1] .
  • De laatste factuur / betaling van september 2016 was.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] VH-GET13 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] op 9 mei 2017:V: Hoe lang kent u [G] ?[getuige 10] : Niet zo heel lang. lk ken hem denk ik vanaf 2013 of 2014. [24] V: Waar kent u hem van?[getuige 10] : lk werk in de aannemerswereld en ken daarin veel mensen. Volgens mij ben ik via [H] bij [G] terecht gekomen.
V: Hoe bent u destijds klant geworden van [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V?
[getuige 10] : Dat is dus volgens mij via [H] gegaan.
V: Hoe lang maakt u al gebruik van de diensten van [bedrijf 1] B.V. en / of [bedrijf 2] B.V?[getuige 10] : Vanaf 2013 of 2014 tot op heden.
V:Welke onderneming van u maken of maakten gebruik van deze diensten?[getuige 10] : Mijn eigen onderneming [onderneming 6] .
V: We hebben begrepen dat onder andere de volgende bedrijven allemaal klant zijn of zijn geweest bij de payrolbedrijven van de heer [G] en dat u van deze bedrijven onderaannemer bent of bent geweest: [onderneming 7] , [onderneming 8] , [onderneming 9] , [onderneming 6] , [onderneming 10] , [onderneming 11] en [onderneming 12] Klopt het dat deze bedrijven allemaal gebruik maken of maakten van de diensten van de payrolbedrijven van de heer [G] ?[getuige 10] : Ja dat klopt, dat zijn onderaannemers van mij. Behalve [onderneming 6] dat is mijn eigen onderneming. Niet al deze bedrijven bestaan nu meer, zoals [onderneming 7] .
V: Hoe zijn deze bedrijven klant geworden? ls dat via u gegaan?[getuige 10] : Ja, ik heb deze bedrijven aangeleverd bij [G] . lk krijg daar ook een fee voor. lk denk dat ik in totaal zo'n 8 á 9 klanten bij [G] heb aangebracht die bij hem klant zijn geworden. lk kreeg hiervoor tussen de € 0,50 en € 1,00 voor elk uur dat deze bedrijven gebruik maken van personeel van de payrolbedrijven van [G] . Nu zijn deze afspraken weer wat anders geworden.
V: Kent u [verdachte] ?[getuige 10] : Nee, dat zegt mij zo niks. [25]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] VH-VE02 van 15 december 2016:V: Welke bedrijven van [verdachte] zijn allemaal klant bij uw boekhoudkantoor?[medeverdachte 1]
: [onderneming 1] , [onderneming 3] en [bedrijf 6] . V: Wat kan u vertellen over de bedrijven [vennootschap 3] BV en [vennootschap 2] B.V.?[medeverdachte 1] : Dat zijn mijn bv's. [vennootschap 2] BV is mijn holding en [vennootschap 3] BV gebruik ik voor directievoering voor anderen.
V:We zien in de stukken van de KVK dat u vanaf 13 mei2015 bestuurder bent geworden van [onderneming 1] via de bedrijven [vennootschap 3] B.V. en [vennootschap 2] B.V. [26] Wat voor een werkzaamheden verricht u precies?[medeverdachte 1] : lk ben alleen op papier directeur. Uitvoerend doe ik niets.
V: Wat is de rolverdeling tussen u en [verdachte] ?A: lk heb mij nooit beziggehouden met de bedrijfsvoering.
V: Wat heeft u hiervoor gekregen en welke afspraken zijn hierover gemaakt?[medeverdachte 1] : € 1.000,- gefactureerd per maand uit [vennootschap 3] . Sinds ik bestuurder ben. lk factureerde aan [onderneming 1] . [27]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris op 19 september 2022 (ongenummerd) :V: Kunt u nog in zijn algemeenheid zeggen hoe een payrollbedrijf aan klanten komt?[getuige 1] : Mijn compagnons en ik komen vaak buiten. We gaan naar restaurants, netwerkevents. Ik ben lid geworden van een netwerkevent. Van daaruit halen [naam 3] en ik onze business. Wij waren de enige vanaf 2013 die onze klanten binnenhaalden. Via mijn en [naam 3] ’s netwerkrelaties kregen wij klanten.
V: Als netwerkrelaties klanten aanbrachten, kregen die mensen daar dan commissie voor?[getuige 1] : Ja, die kregen een fee.
V: Hoeveel was dat?[getuige 1] : In het begin was dat in een cadeauvorm, bijvoorbeeld uit eten in een duur restaurant, omdat we niet wisten wat we gingen verdienen. Dat was in 2013, 2014 en 2015. Later rekenden we het uit op basis van een percentage van de omzet. We keken wat we hadden ontvangen van de klant en de aanbrenger stuurde op basis daarvan een factuur naar ons. Dat deed mijn compagnon. Daarna hebben we het veranderd in een percentage van 1 tot 1,5% van de jaaromzet van die klant. We betaalden toen ook het liefst achteraf. Wij zijn lerende. Het kwam wel eens voor dat we al een fee hadden betaald en dat later een debiteur dan niet meer zijn facturen bleek te betalen. Dat is dan ondernemersrisico.
Een proces-verbaal van bevindingen contante inbreng B.V.’s AH005, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] op 23 juni 2017:
Op 18 oktober 2016 is door [vennootschap 1] de boekhouding verstrekt van onder andere [onderneming 1] , [onderneming 2] B.V. en [onderneming 3] B.V.
Een onderdeel van deze boekhouding is een soort kasboek.
Het kasboek van [onderneming 2] loopt van 2 september 2014 tot 30 september 2016.
Het beginsaldo was € 55.000,- en het eindsaldo € 18.841,78,-
Het kasboek van [onderneming 1] loopt van I augustus 2014 tot 27 mei 2016 (op het kasboek staat een stempel met 8 september 2016). Het beginsaldo was € 100.000,- en het eindsaldo €253,32.
Het kasboek van [onderneming 3] loopt van 3 januari 2015 tot 7 januari 2015. Het beginsaldo was € 10.000,- en het eindsaldo € 6.173,71.
Het beginsaldo van € 55.000,- van [onderneming 2] B.V. is een overboeking vanuit de kas van [onderneming 1] . Het beginsaldo van [onderneming 1] en [onderneming 3] van in totaal € 110.000,- is mogelijk afkomstig van [verdachte] . [28]
De mutaties van het kasboek zijn verwerkt in zogenaamde grootboekmutaties, die ook zijn
uitgeleverd door [vennootschap 1] .
Hieruit blijken onder andere de volgende mutaties:
Op 30-9-2014 wordt er € 100,-in de kas van [onderneming 1] gestort met als omschrijving "kasstorting".
Op 30-9-2014 wordt er € 75.000,- in de kas van [onderneming 1] gestort met als omschrijving "kasstorting".
Op 31-12-2014 wordt er een boeking gemaakt waarin staat dat er € 5.261,- contant is
voorgeschoten door de DGA.
Op 30-1-2015 wordt er € 20.000,- in de kas van [onderneming 1] gestort met als omschrijving "voorgeschoten DGA".
Op 31-1-2015 wordt er € 8.000,- in de kas van [onderneming 2] gestort met als
omschrijving "Lening [verdachte] ".
Op 31-10-2015 wordt er € 9.500,- in de kas van [onderneming 2] gestort met als
omschrijving "storting".
Op 30-11-2015 wordt er € 2.500,- in de kas van [onderneming 2] gestort met als
omschrijving "inleg".
Op 31-12-2015 wordt er € 10.000,- in de kas van [onderneming 3] gestort met als
omschrijving "storting vanuit holding / privé".
Naast deze contante mutaties zijn er nog een aantal overige contante mutaties die te maken hebben met contante betalingen of onttrekkingen door [verdachte] . Deze mutaties zijn echter niet geboekt op de grootboekrekening "kas". Het gaat om contante stortingen of opnames van de bankrekening van [onderneming 1] en [onderneming 2] B.V. die gezien de omschrijving of de tegenrekening waarop ze geboekt zijn, zoals "rekening courant DGA" te maken hebben met privé onttrekkingen/stortingen:
Op 31-3-2013, 30-6-2013 en 31-8-2013 worden er drie contante stortingen verricht bij de ING bank van in totaal € 18.050,- welke geboekt worden ten laste van de DGA.
Op 31-12-2014 wordt er een contante geldopname van de ING bank geboekt ten
behoeve van de DGA van in totaal € 1.000,-.
Op 31-1-2015 worden er twee contante geldopnames van de ING bank geboekt ten
behoeve van de DGA van in totaal € 1.900,-
Op 31-10-2015 wordt er € 15.000,- contant op de rekening van [onderneming 2]
gestort welke geboekt wordt als "lening [onderneming 1] ".
Op basis van bovenstaande mutaties lijkt het zo te zijn dat [verdachte] de volgende
contante bedragen heeft ingebracht in en onttrokken aan de ondernemingen [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en [onderneming 3] B.V. in de periode maart 2013 tot en met september 2016
€ 100,00
€ 75.000,00
€ 5.261,00
€ 20.000,00
€ 8.000,00
€ 9.500,00
€ 2.500,00
€ 10.000,00
€ 18.050,00
€ -1.000,00
€ -1.900,00
€ 15.000,00
€ 160.511,00 [29]
Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens Belastingdienst BOB001a, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] op 13 juli 2016:
Door de bevoegde eenheid van de Belastingdienst zijn fiscale gegevens verstrekt van [verdachte] , [B] en een aantal besloten vennootschappen.
Uit deze gegevens blijkt het volgende:
 [verdachte] , BSN [BSN nummer]
Over 2013, 2014 en 2015 is er geen aangifte inkomstenbelasting ingediend. [30]
De volgende bruto loonbedragen zijn bekend:
- 2013 [onderneming 1] B.V.: € 52.505,-
- 2014 [onderneming 1] B.V.: € 43.327 ,-
- 2015 [onderneming 1] B.V.: € 34.449,-
- 2016 [onderneming 1] B.V.: € 3.638,- (geen heel jaar)
[verdachte] heeft een rekening bij de ING Bank met nummer [rekeningnummer] met eind 2015 een saldo van € 4.974,-.
 [B] , BSN [BSN nummer]
Over 2013, 2014 en 2015 is er geen aangifte inkomstenbelasting ingediend
Het volgende adres is bij de Belastingdienst bekend: [adres] , [woonplaats] .
De volgende bruto loonbedragen zijn bekend:
- 2013 Stichting Mitros: €.27.727,-
- 2014 Stichting Mitros: €.27.296,-
- 2015 [bedrijf 8] B.V. / Stichting Mitros: €.21.479,-
- 2016 [bedrijf 8] B.V. / [bedrijf 9] B.V € 6.799,- (geen heel jaar)
[B] heeft een rekening bij de ING Bank met nummer [rekeningnummer] met eind 2015 een saldo van € 6.472,-
 [onderneming 1] B.V.
[verdachte] is vanaf 26 november 2012 enig aandeelhouder van [onderneming 1] B.V.
Volgens de aangifte vennootschapsbelasting (VPB) was de omzet van de B.V. over 2013 € 48.000,- en het verlies € 14.596,-
Over 2014 was de omzet € 83.860,- en het verlies € 46.178,-
De aangifte VPB over 2015 is nog niet ingediend.
Volgens de aangifte omzetbelasting was de omzet over:
2013: € 36.000,-
2014: € 48.000,-
2015: € 241.000,-
2016, 1e kwartaal : -/- € 1.000,-
Eind 2013 had [verdachte] een vordering op [onderneming 1] BV van €28.973,-
Eind 2014 had [verdachte] een vordering op [onderneming 1] BV van €127.495,-
[onderneming 1] B.V. heeft een rekening bij de ING Bank met nummer [rekeningnummer]
met eind 2015 een saldo van € 17.371,-. [31]
 [onderneming 2] B.V.
[onderneming 1] B.V. is vanaf 12 september 2014 enig aandeelhouder van [onderneming 2] B.V.
Volgens de aangifte vennootschapsbelasting (VPB) was de omzet van de B.V. over 2014 € 20.661 ,- en het verlies over 2014: € 1 .735,-
De aangifte VPB over 2015 is nog niet ingediend.
.Volgens de aangifte omzetbelasting was de omzet over:
2014: € 20.657,-
2015: € 330.281'-
2016, 1e kwartaal: € 61.967,-
[onderneming 2] B.V. heeft een rekening bij de ING Bank met nummer
[rekeningnummer] met eind 2015 een saldo van €27.169,-
Uit een ingesteld boekenonderzoek bij [onderneming 2] B.V. over de periode 1 januari
2014 tot en met 30 juni 2015 blijkt onder andere het volgende:
- Voor de activiteiten is er een lening afgesloten van € 120.000 bij [onderneming 1] B.V.
- De administratie wordt verzorgt door [vennootschap 1] uit [vestigingsplaats] , Contactpersoon: De
heer [medeverdachte 1] .
- In dienst van [onderneming 1] zijn de heer [verdachte] en mevrouw [medeverdachte 2] , zij verrichten
werkzaamheden voor [onderneming 2] B.V.
- Uit de kasadministratie blijkt dat [onderneming 2] B.V. op 1 september 2014 een
beginsaldo had van € 55.000,-.
- Op 19 januari 2015 komt er een bedrag van € 20.000,- bij in kas met als omschrijving
"Lening van [onderneming 1] ".
- Op 19 januari 2015 komt er een bedrag van € 6.220,- bij in kas met als omschrijving
"Lening van [verdachte] "'
 [onderneming 3] B.V.
[onderneming 1] B.V. is vanaf 3 november 2013 enig aandeelhouder van [onderneming 3] B.V.. Volgens de aangifte vennootschapsbelasting (VPB) was de omzet van de B.V. over de
periode 1112013 tot en met 1212014 € 0,- en het verlies: € 1.956,-
De aangifte VPB over 2015 is nog niet ingediend.
Volgens de aangifte omzetbelasting was de omzet over:
2014: € 0,-
2015: € 0,-
2016, 1e kwartaal : -/- € 1.000,- [32]
 [onderneming 13] B.V.
[onderneming 1] B.V. is vanaf maart2013 voor 50% aandeelhouder van [onderneming 13] B.V
[onderneming 13] B.V. had in 2013 en 2014 vijf deelnemingen. Met eind 2014 een totale fiscale
balanswaardering van € 3.000,-
Volgens de aangifte omzetbelasting was de omzet over:
2013: € 112.000,-
2014: € 36.000,-
2015: € 0,-
[onderneming 13] B.V. heeft een rekening bij de ING Bank met nummer [rekeningnummer]
met eind 2015 een saldo van -/- € 85,-. [33]
Een proces-verbaal van bevindingen uitlevering bescheiden en gegevens [bedrijf 3] B.V. BOB059a, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] op 13 februari 2017:
Op 10 februari 2017 werd in het kader van het strafrechtelijk financieel onderzoek een bevel gedaan aan: [bedrijf 3] 8.V., [adres] , [vestigingsplaats] .
Doel van het bevel was om informatie te krijgen over de wijze van betaling van een motorfiets met kenteken [kenteken] .
Nadat het bevel was gedaan werd vervolgens informatie verstrekt over de betalingen van de motorfiets en een aantal overige goederen. Het gaat om de volgende informatie:
Een kopie - factuur van l8-9-2014, gericht aan [onderneming 1] B.V., de heer [verdachte]
voor de levering van een motorfiets met kenteken [kenteken] en een aantal accessoires voor een bedrag van € 26.386,-. Hiervan is op 19-9-2014 €14.000,- contant aanbetaald. De rest zou per bank zijn overgemaakt. [34]
Een proces-verbaal van bevindingen uitlevering bescheiden en gegevens [onderneming 5] BOB065A, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] op 11 september 2017:
Op 18 oktober 2016 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning [adres] te [woonplaats] , de woning van [verdachte] .
Hier zijn diverse goederen in beslag genomen waaronder een overeenkomst " [naam 1] " en twee bevestigingen van ontvangst aanbetaling. [35]
Doel van het bevel was om informatie te krijgen over de (rest) betaling voor de bruiloft van
[verdachte] en [B] en om te verifiëren of de betalingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en of er mogelijk meerdere betalingen zijn geweest.
Nadat het bevel was gedaan werd vervolgens per e-mail een (deel) factuur verstrekt en een bewijs dat de betaling van € 12.027,- per bank is voldaan vanaf rekening [rekeningnummer] op naam van [verdachte] . Telefonisch werd door [getuige 9] verteld dat de prijs van € 35.586,- in de overeenkomst inderdaad het totale bedrag is geweest dat door hem is ontvangen. De twee contante betalingen waren gedaan door [B] .
Op basis van de bij de zoeking aangetroffen documenten en de uitgeleverde informatie blijkt dat [onderneming 5] voor [verdachte] en [B] een bruiloft heeft georganiseerd op 6 juni 2016 op lbiza. Het totale bedrag dat hiervoor is betaald is € 35.586,-
Dit is als volgt voldaan:
- € 12.500,- is op 17 juni 2015 contant betaald door [B] .
- € 11.059,- is op 21 juni 2016 contant betaald door [B] .
- € 12.027,- is op 5 februari 2016 per bank voldaan vanaf rekening [rekeningnummer] op naam van [verdachte] . [36]
Een proces-verbaal van bevindingen uitlevering bescheiden en gegevens [bedrijf 4] BOB057a, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] op 10 februari 2017:
Doel van het bevel was om informatie te krijgen over de wijze van betaling van een drietal facturen die op naam van [verdachte] waren aangetroffen bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] te [woonplaats] op 18 oktober 2016.
Nadat het bevel was gedaan werd vervolgens per e-mail informatie verstrekt over de betalingen van de drie facturen. [37]
Op basis van deze informatie blijkt dat er in totaal voor een bedrag van € 19.466,99 contant is betaald voor de aankoop van diverse meubels.
11-01-2016 € 5.000,00
08-04-2016 € 8.877,99
08-06-2016 € 3.794,00
11-04-2016 € 500,00
08-06-2016 € 1.295,00
€ 19.466,99. [38]
Een proces-verbaal van bevindingen contante betalingen AH033, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] op 4 september 2017:
Op 18 oktober 2016 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in de woning [adres] te [woonplaats] , de woning van [verdachte] .
Er zal een weergave gegeven worden van een aantal bij de zoeking aangetroffen facturen en documenten waaruit contante betalingen blijken over de periode 2013 tot
en met 18 oktober 2016.
Datum Bedrag Bedrijf / Begunstigde Op naam van
02-07-2013 € 612,85 [bedrijf 16] [verdachte]
18-07-2013 € 3.300,00 [bedrijf 15]
24-03-2014 € 878,89 [bedrijf 16] [verdachte]
27-06-2014 €.1.178,14 [bedrijf 17]
09-07-2014 € 794,96 [bedrijf 10] [verdachte]
24-11-2014 €2.211,60 [onderneming 16] [B]
10-03-2015 €,813,02 [bedrijf 16] [verdachte]
07-04-2015 € 1.383,81 [bedrijf 16]
30-04-2015 € 9.950,00 [bedrijf 11] Onbekend
29-09-2015 € 1.543,75 [onderneming 14] [B]
16-11-2015 € 4.631,25 [onderneming 14]
26-11-2015 € 670,00 [onderneming 15] [B]
27-01-2016 €.419,07 [onderneming 16] Onbekend
28-01-2016 € 2.900,00 [onderneming 17] [onderneming 1] / [verdachte]
15-02-2016 € 506,47 [bedrijf 12] Onbekend
19-03-2016 € 768,90 [bedrijf 12] Onbekend
28-03-2016 € 1.590,00 [bedrijf 13] [verdachte] [39]
29-03-2016 €2.257,75 [bedrijf 12] Onbekend
04-04-2016 € 1.433,00 [I] [verdachte]
15-04-2016 € 1.180,00 [bedrijf 14]
? € 3.300,00 [bedrijf 18] Mr. [verdachte]
€ 42.323.46 [40]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 juli 2018, genummerd MD5R016025 (onderzoek 09Troon), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3109. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.pagina 31.
3.pagina 2311.
4.pagina 2322.
5.pagina 2317.
6.pagina 2323.
7.pagina 2325.
8.pagina 2329.
9.pagina 2332.
10.pagina 2334.
11.pagina 2343.
12.pagina 2582.
13.pagina 2583.
14.Pagina 2586.
15.pagina 224.
16.pagina 225.
17.pagina 226.
18.pagina 227.
19.pagina 234.
20.pagina 239.
21.pagina 242.
22.pagina 551.
23.pagina 1943.
24.pagina 1518.
25.pagina 1519.
26.pagina 121.
27.pagina 122.
28.pagina 303.
29.pagina 304.
30.pagina 1533.
31.pagina 1534.
32.pagina 1535.
33.pagina 1536.
34.pagina 2163.
35.pagina 2207.
36.pagina 2208.
37.pagina 2133.
38.pagina 2134
39.pagina 912.
40.pagina 913.