ECLI:NL:RBMNE:2024:2619

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/6075
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid van een intensive care verpleegkundige

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt de zaak behandeld van een eiseres die als intensive care verpleegkundige heeft gewerkt en zich op 1 maart 2019 ziek heeft gemeld. Eiseres heeft een WIA-uitkering aangevraagd, die aanvankelijk werd toegekend op basis van 44,34% arbeidsongeschiktheid, maar na bezwaar werd dit verhoogd naar 88,85%. Het Uwv heeft echter op 22 december 2021 besloten dat de maximumduur van de loongerelateerde WGA-uitkering was bereikt en deze omgezet naar een loonaanvullingsuitkering. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft op 5 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was, maar het Uwv niet. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 13 maart 2022 70,70% minder kon verdienen dan voor haar ziekte. De rechtbank stelt dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres betwist de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en stelt dat haar klachten niet adequaat zijn meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank concludeert dat er een gebrek is in de besluitvorming van het Uwv, met name in de motivering van de medische beoordeling. De rechtbank biedt het Uwv de gelegenheid om dit gebrek te herstellen binnen een termijn van zes weken. De beslissing over de arbeidskundige gronden en de proceskosten wordt aangehouden tot de einduitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6075 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

(gemachtigde: J.A.M. Houberg)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het Uwv), verweerder

(gemachtigde: J.R. Staarthof).

Inleiding

1. Eiseres heeft gewerkt als intensive care verpleegkundige voor gemiddeld 31,95 uur week. Zij heeft zich op 1 maart 2019 ziek gemeld. Eiseres heeft bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bij het bereiken van de wachttijd van 104 weken. Per 26 februari 2021 heeft het Uwv een WIA-uitkering in de vorm van een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toegekend, in eerste instantie naar de mate van 44,34% arbeidsongeschiktheid, na een gegrond bezwaar op basis 88,85% arbeidsongeschiktheid.
1.1
Met de beschikking van 22 december 2021 heeft het Uwv laten weten dat de maximumduur van de loongerelateerde WGA-uitkering vanaf 13 maart 2022 werd bereikt. De uitkering werd daarom vanaf 13 maart 2022 omgezet naar een loonaanvullingsuitkering. Hierbij zal geen inkomenseis [2] gelden, omdat eiseres voor 88,85% arbeidsongeschikt geacht werd.
1.2
De ex-werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 22 december 2021, maar diende geen gronden in zodat het bezwaar met de beslissing op bezwaar van 5 januari 2023 niet-ontvankelijk is verklaard. Tijdens de bezwaarfase constateerde het Uwv dat de beschikking van 22 december 2021 is genomen zonder actueel onderzoek te verrichten. Het Uwv heeft dit daarom alsnog gedaan. Uit dit onderzoek bleek dat eiseres voor 70,70 % arbeidsongeschikt was. Het Uwv heeft daarom met de beschikking van 10 januari 2023 laten weten dat na 24 maanden een inkomenseis zal gaan gelden vanaf 1 februari 2025.
1.3
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 31 oktober 2023 (het bestreden besluit
)heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2024 op zitting behandeld. Hier is de gemachtigde van eiseres verschenen. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Beoordeling door de rechtbankHet geschil
2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 13 maart 2022 70,70% minder kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Beoordelingskader
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
3.1
De rechtbank benadrukt verder dat bij deze beoordeling van belang is dat het gaat om de medische situatie van eiseres op de zogenaamde datum in geding, dat is de beoordelingsdatum. In deze zaak is die datum 13 maart 2022.
Beoordeling van de gronden van eiseres
De medische kant van het besluit - zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke medische grondslag. In het bijzonder voert zij aan dat geen zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft namelijk de geclaimde klachten en beperkingen van eiseres niet gehonoreerd. De verzekeringsarts (bezwaar en beroep) moet dan medische informatie opvragen bij de behandelaars van eiseres of een expertise inzetten om te onderbouwen dat ofwel eiseres ofwel de verzekeringsarts gelijk heeft als het gaat om de beperkingen en de wijze waarop deze zich manifesteren.
4.1
De rechtbank stelt vast dat gegevens vanuit de behandeld sector in het dossier van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze informatie volgens zijn rapport van 18 oktober 2023 meegewogen bij de beoordeling. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak [3] volgt dat een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) op zijn eigen oordeel mag varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. De verzekeringsarts moet echter de behandelend sector raadplegen als: reeds een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, welke een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. Volgens de rechtbank is niet gesteld of gebleken dat een van de twee hiervoor beschreven situaties zich voordoet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had daarom geen aanvullende informatie bij de behandelaars hoeven op te vragen. De rechtbank ziet in het enkele feit dat eiseres en de verzekeringsarts het niet met elkaar eens zijn over de (mate van de) beperkingen van eiseres geen reden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een expertise had moeten inzetten. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
De medische kant van het besluit – inhoudelijke medische beoordeling5. Volgens eiseres komt de opgestelde functionelemogelijkhedenlijst (FML) niet overeen met haar geclaimde klachten die het gevolg zijn van Niet Aangeboren Hersenletsel. Er hadden daarom aanvullende beperkingen aangenomen moeten worden. Eiseres heeft tijdens de zitting toegelicht dat zij zichzelf ook beperkt acht om te werken met gevaarlijke machines en gevaarlijke stoffen, omdat zij last heeft van duizeligheid en om die reden ook beperkt is om te werken op hoogte. Ook moet een beperking worden aangenomen ten aanzien van de wisselende belastbaarheid en het werken met hulpbehoevenden. Verder moet een beperking worden opgenomen ten aanzien van horen en zien. Zij kan niet functioneren in een omgeving met geluiden, in groepen van meer dan vier man en als sprake is van verandering van licht. Dit heeft tot gevolg dat de hoofdpijnklachten en misselijkheid toenemen. Zij heeft dit in de bezwaarfase ook al aangevoerd, maar een deugdelijke motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ontbreekt.
Werken met machines en gevaarlijke stoffen
5.1
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 18 oktober 2023 onderscheid maakt tussen werken op hoogte enerzijds en het werken met machines en gevaarlijke stoffen anderzijds. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft namelijk aan dat vanwege de duizeligheid die eiseres kan ervaren het werken op hoogte beperkt is in de FML. Bij duizeligheid is in principe de alertheid en het reactievermogen niet verminderd. Daarom kan eiseres in staat worden geacht om te werken met machines en (gevaarlijke) stoffen. De rechtbank kan dit volgen, omdat bij intredende duizeligheid de werkzaamheden met de machines en (gevaarlijke) stoffen gestaakt kunnen worden. Dit is anders bij werken op hoogte. De rechtbank kan daarom het onderscheid gemaakt door de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen.
Wisselende belastbaarheid en werken met hulpbehoevenden
5.2
De rechtbank stelt verder vast dat er geen beperking is aangenomen ten aanzien van de wisselende belastbaarheid en het werken met hulpbehoevenden. De rechtbank ziet in de medische stukken geen aanknopingspunten dat het medisch oordeel hieromtrent onjuist is. Eiseres heeft zelf ook geen nadere medische stukken ingebracht. Eiseres heeft dan ook onvoldoende twijfel gezaaid dat het medisch oordeel op dit punt onjuist is.
Overprikkeling
5.3
Eiseres heeft aangevoerd dat zij snel overprikkeld raakt en dat zij daarom beperkt is ten aanzien van horen, zien en beeldschermwerk. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres beperkt is ten aanzien van beeldschermwerk (rubriek 4.4). Eiseres heeft niet toegelicht waarom deze beperking niet toereikend is. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hieromtrent een onjuiste inschatting heeft gemaakt.
5.4
De rechtbank stelt verder vast dat er geen beperking ten aanzien van horen en zien is aangenomen. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 oktober 2023 staat dat de moeite met prikkelverwerking wordt ondervangen door onder andere de gestelde urenbeperking. Hij verwijst hiervoor naar het rapport van de verzekeringsarts bewaar en beroep van Goldhoorn Salden van 17 september 2021. Hierin staat dat er reden is om een urenbeperking aan te nemen vanwege een verhoogde behoefte aan recuperatietijd vanwege de overprikkelingen en hevige hoofdpijnen. Betrokkene wordt maximaal 4 uur per dag, 20 uur per week belastbaar geacht.
5.5
De rechtbank overweegt dat uit de beschikbare informatie volgt dat eiseres door de prikkels enerzijds uitgeput raakt maar anderzijds ook hevige hoofdpijnen kan krijgen. Uit het rapport van Boogh arbeidsre-integratie van september/oktober 2020 volgt dat vanwege de prikkelgevoeligheid en fluctuaties in de aandacht een prikkelarme werkomgeving raadzaam is, om niet onnodig cognitief bezet te raken. Uit de brief van de neuroloog van 18 maart 2020 volgt dat de hoofdpijn van eiseres wordt uitgelokt door prikkels (licht, geluid, drukke omgeving).De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat met het aannemen van een urenbeperking eiseres kan herstellen van de uitputting die wordt veroorzaakt door de prikkels. Maar hoofdpijn krijgen door prikkels is iets anders dan uitgeput raken door prikkels. De verzekeringsarts heeft naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende gemotiveerd op welke manier rekening is gehouden met de hoofdpijn die volgens de neuroloog wordt uitgelokt door prikkels. Uit het rapport en de FML blijkt dat de verzekeringsartsen rekening hebben gehouden met de behoefte om te herstellen van de hoofdpijnen, maar uit de rapporten blijkt niet dat zij ook hebben meegewogen dat deze hoofdpijnen voorkomen kunnen worden door rekening te houden met de prikkelgevoeligheid van eiseres. Eiseres heeft deze grond ook aangevoerd in de bezwaarfase en deze grond wordt ondersteund door beschikbare medische informatie. Nu het Uwv niet heeft gereageerd op deze bezwaargrond, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een motiveringsgebrek.

Conclusie en gevolgen

6. Er is sprake van een gebrek in de besluitvorming. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het Uwv in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen
6.1
Dat herstellen kan het Uwv door alsnog de verzekeringsarts bezwaar en beroep te laten reageren waarom geen beperking aangenomen hoeft te worden of alsnog een beperking aannemen. Daarna kan het Uwv ofwel een aanvullende motivering geven, ofwel voor zover nodig, een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van dit bestreden besluit.
6.2
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
6.3
Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om onnodige vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid en het gebrek heeft hersteld, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
6.4
De rechtbank houdt de beslissing ten aanzien van de arbeidskundige gronden en de beslissing op het verzoek tot het benoemen van een deskundige aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.WGA staat voor werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
2.De inkomenseis, zoals bedoeld in artikel 60 tweede lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863 (of van 20 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1937).