Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de inburgeringsplicht rechtstreeks ontstaat uit de wet. Het uitgangspunt van de wet is niet dat de overheid van alle potentiële inburgeringsplichtigen - bij beschikking - gaat vaststellen of zij inburgeringsplichtig zijn of niet. (…) Zodra echter de overheid consequenties (in positieve of negatieve zin) verbindt aan de inburgeringsplicht, zal de overheid vanzelfsprekend ook het (achterliggende) oordeel over de inburgeringsplicht in een beschikking neerleggen. Op dat moment zal de betrokkene die de inburgeringsplicht betwist daartegen in rechte kunnen opkomen.” [3]