ECLI:NL:RBMNE:2024:2534

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/16/552694 / HA ZA 23-147
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigd betaalde pgb-gelden door zorgverzekeraar Zilveren Kruis

In deze zaak vorderde Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. de terugbetaling van persoonsgebonden budget (pgb) gelden die onverschuldigd aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] waren betaald. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] niet voldeed aan de verplichtingen om inlichtingen en bescheiden te verstrekken, waardoor Zilveren Kruis niet in staat was om de rechtmatigheid van de uitkeringen te controleren. De rechtbank concludeerde dat de uitgekeerde pgb-gelden onverschuldigd waren en dat [gedaagde sub 2 (voornaam)], de zoon van [gedaagde sub 1 (voornaam)], onrechtmatig had gehandeld door als gemachtigde op te treden en betrokken te zijn bij de fraude. De rechtbank veroordeelde [gedaagde sub 1 (voornaam)] en [gedaagde sub 2 (voornaam)] hoofdelijk tot terugbetaling van € 153.578,05 aan Zilveren Kruis, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van Zilveren Kruis werd in zijn geheel toegewezen, terwijl de vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s. in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/552694 / HA ZA 23-147
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
te Utrecht,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Zilveren Kruis,
advocaat: mr. D.A.J. Hulsbergen te 's-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna gezamenlijk [gedaagde sub 1] c.s. genoemd en ieder afzonderlijk respectievelijk [gedaagde sub 1 (voornaam)] en [gedaagde sub 2 (voornaam)] ,
advocaat: mr. A.E.M.C. Koudijs te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 november 2022 met 26 producties,
- de kopie van de beslagstukken A tot en met F,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met 1 productie,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 augustus 2023,
- de spreekaantekeningen van Zilveren Kruis,
- de ‘akte tot eiswijziging’ van Zilveren Kruis,
- de ‘akte verzet (uitlaten) n.a.v. wijziging van eis zijdens eiseres’ van [gedaagde sub 1] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van deze zaak

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde sub 1 (voornaam)] het ‘persoonsgebonden budget’ (Zvw-pgb) moet terugbetalen dat zij tussen 1 januari 2016 en 1 januari 2018 van Zilveren Kruis ontving. Zij moest dat Zvw-pgb aan zorg uitgeven en die zorg zou worden verleend door [onderneming] B.V. ( [onderneming] ), een thuiszorgaanbieder. Haar zoon [gedaagde sub 2 (voornaam)] trad hierbij op als haar gemachtigde. [onderneming] en haar bestuurders zijn in 2019 strafrechtelijk veroordeeld voor fraude met pgb-gelden. Bij de fraude werd samengewerkt met cliënten (budgethouders). Door [onderneming] werden facturen opgesteld voor zorg die feitelijk niet werd geleverd. De facturen werden door de budgethouders betaald met pgb-geld (afkomstig van de zorgverzekeraar). Vervolgens werden de gegenereerde opbrengsten tussen [onderneming] en de budgethouders gedeeld.
2.2.
Volgens Zilveren Kruis is [gedaagde sub 1 (voornaam)] één van de budgethouders geweest met wie [onderneming] heeft gefraudeerd en heeft [gedaagde sub 2 (voornaam)] als haar gemachtigde daar een grote rol in gespeeld. Volgens Zilveren Kruis heeft [gedaagde sub 2 (voornaam)] ervoor gezorgd dat er Zvw-pgb werd uitgekeerd aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] terwijl hiervoor geen zorg werd geleverd. Ook zou hij van [onderneming] gelden in ontvangst hebben genomen die bestemd waren voor de zorgverlening aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] . Zilveren Kruis baseert zich daarbij op strafrechtelijk onderzoek, wat heeft geleid tot een veroordeling van [gedaagde sub 2 (voornaam)] in 2021 (nog niet onherroepelijk). Ook heeft Zilveren Kruis zelf fraudeonderzoek gedaan naar [gedaagde sub 1] c.s. Zilveren Kruis vordert het volledige aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] uitgekeerde Zvw-pgb terug (€ 153.578,05). De grondslag daarvoor is ten opzichte van [gedaagde sub 1 (voornaam)] onverschuldigde betaling en ten opzichte van [gedaagde sub 2 (voornaam)] onrechtmatige daad. [gedaagde sub 1] c.s. betwist de vordering.
2.3.
De rechtbank komt tot de conclusie dat Zilveren Kruis onverschuldigd aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] heeft betaald en dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] onrechtmatig jegens Zilveren Kruis heeft gehandeld. [gedaagde sub 1] c.s. wordt daarom hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Zilveren Kruis van € 153.578,05. Deze beslissing wordt hierna toegelicht.

3.Wat is er gebeurd?

Achtergrond
3.1.
Zilveren Kruis is als zorgverzekeraar belast met de uitvoering van de Zorgverzekeringswet en kan aan de verzekerde die behoefte heeft aan verpleging en verzorging een passende vergoeding beschikbaar stellen in de vorm van een Zvw-pgb. Om in aanmerking te komen voor een Zvw-pgb moet de verzekerde voldoen aan door de zorgverzekeraar gestelde voorwaarden. Met dit Zvw-pgb dient door de verzekerde zorg te worden ingekocht bij zorginstellingen. De zorginstelling dient de ingekochte zorg vervolgens feitelijk aan de verzekerde te verlenen.
Het Zvw-pgb van [gedaagde sub 1 (voornaam)]
3.2.
Op 13 januari 2016 heeft [gedaagde sub 1 (voornaam)] een aanvraagformulier Zvw-pgb voor het inkopen van verpleging en verzorging bij Zilveren Kruis ingediend. Op het formulier heeft [gedaagde sub 1 (voornaam)] onder meer verklaard dat zij geen vertegenwoordiger had, dat ze in staat was om op eigen kracht of met hulp van de (wettelijk) vertegenwoordiger de taken en verplichtingen die aan het Zvw-pgb verbonden zijn op verantwoorde wijze uit te voeren, en dat ze op de hoogte was van de verantwoordelijkheid die aan de verzekerde gesteld wordt. Op de zorgverzekering van [gedaagde sub 1 (voornaam)] zijn de polisvoorwaarden van Zilveren Kruis van toepassing. Bij die polisvoorwaarden behoort het “Achmea Reglement Persoonsgebonden Budget Verpleging en Verzorging” (hierna: het reglement). In het reglement staan de toekenningsvoorwaarden, taken en verplichtingen die aan het Zvw-pgb zijn verbonden.
3.3.
Vanaf 20 maart 2016 treedt [gedaagde sub 2 (voornaam)] op als gemachtigde van [gedaagde sub 1 (voornaam)] . Op deze datum heeft [gedaagde sub 1] c.s. een formulier ingediend waarmee [gedaagde sub 2 (voornaam)] werd gemachtigd tot het opvragen/wijzigen van de persoonlijke, medische en financiële gegevens van [gedaagde sub 1 (voornaam)] .
3.4.
In een telefonisch gesprek op 28 maart 2016, om te beoordelen over [gedaagde sub 1 (voornaam)] in aanmerking kwam voor toekenning van Zvw-pgb, is aangegeven dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] de Zvw-pgb-administratie ging voeren. Op basis van dit gesprek heeft Zilveren Kruis besloten om Zvw-pgb toe te kennen aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] voor de periode van 1 januari 2016 tot 1 januari 2018. In totaal heeft Zilveren Kruis € 153.578,05 aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] uitgekeerd.
Pgb fraude bij [onderneming]
3.5.
Er is een strafrechtelijk onderzoek naar [onderneming] gestart, nadat de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid in juli 2017 een melding kreeg over pgb-fraude bij [onderneming] . [onderneming] maakte gedurende de gehele onderzoeksperiode (1 januari 2015 t/m 31 maart 2018) maandelijks (valse) facturen op voor zorg die in werkelijkheid niet (volledig) was geleverd aan de budgethouders. Deze facturen werden door Zilveren Kruis vergoed met pgb-gelden, waarna de budgethouders deze gelden aan [onderneming] betaalden. Vervolgens kregen budgethouders een percentage hiervan (contant) terug op basis van gemaakte afspraken.
Met betrekking tot het fraudeonderzoek zijn tijdens een doorzoeking in het pand van [onderneming] lijsten aangetroffen waarop per budgethouder een verdeling is weergegeven van het maandelijkse factuurbedrag en het tussen [onderneming] en de budgethouder gedeelde geldbedrag (hierna: de verdeellijsten).
3.6.
[onderneming] en haar bestuurders zouden voor in totaal € 4.673.959,00 hebben gefraudeerd. Zij werden verdacht van meerdere strafbare feiten: valsheid in geschrifte (artikel 225 WvSr), oplichting (artikel 326 WvSr) en witwassen (artikel 420bis WvSr). In vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland van 28 november 2019 [1] zijn [onderneming] en haar bestuurders veroordeeld voor valsheid in geschrifte, oplichting en gewoontewitwassen. [onderneming] is op 3 december 2019 failliet verklaard. Tegen de vonnissen hebben alleen de bestuurders hoger beroep ingesteld.
Onderzoek naar [gedaagde sub 1 (voornaam)] en strafrechtelijke veroordeling van [gedaagde sub 2 (voornaam)]
3.7.
Naar aanleiding van het onderzoek naar [onderneming] is Zilveren Kruis ook fraudeonderzoeken gestart ten aanzien van de budgethouders. Uit het strafrechtelijk onderzoek volgde dat ook [gedaagde sub 1 (voornaam)] op de verdeellijsten voorkwam en dat er met (mensen in de omgeving van) haar gelden zijn gedeeld.
3.8.
In het kader van het fraudeonderzoek heeft Zilveren Kruis onder meer op 7 juni 2018 aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] verzocht om documenten aan Zilveren Kruis toe te sturen (zoals kopieën van facturen, urenregistraties en bankafschriften), zodat Zilveren Kruis kon controleren of de door [onderneming] gefactureerde zorg feitelijk is geleverd aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] . Aan dit verzoek is – net als aan de verzoeken die Zilveren Kruis hierna nog heeft gedaan – geen gehoor gegeven.
3.9.
Op 12 april 2022 heeft Zilveren Kruis de uitkomsten van het onderzoek aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] meegedeeld. Op basis van de uitkomsten heeft Zilveren Kruis besloten het Zvw-pgb met terugwerkende kracht te beëindigen vanaf datum van toekenning, omdat [gedaagde sub 1 (voornaam)] niet voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, verplichtingen en voorwaarden uit het reglement en er onregelmatigheden zijn geconstateerd. Zilveren Kruis vordert daarom € 153.578,05 terug, namelijk het Zvw-pgb dat onverschuldigd aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] is betaald.
3.10.
[gedaagde sub 2 (voornaam)] is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 13 januari 2021 [2] veroordeeld voor medeplegen van oplichting en medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] samen met [onderneming] en haar bestuurders door het (laten) indienen van onjuiste declaratieformulieren en facturen onder meer Zilveren Kruis heeft opgelicht. [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft hoger beroep aangetekend tegen dit vonnis. Op dit moment is er nog geen arrest gewezen door het gerechtshof.
Beslag
3.11.
Nadat daarvoor op 14 november 2022 verlof is verleend, heeft Zilveren Kruis conservatoir beslag gelegd ten laste van [gedaagde sub 2 (voornaam)] .

4.Wat vorderen partijen?

4.1.
Zilveren Kruis vordert in conventie – samengevat en na eiswijziging – uitvoerbaar bij voorraad:
A.
Primair:
[gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk – des dat de één betalen de ander zal zijn bevrijd – te veroordelen aan Zilveren Kruis te betalen € 153.578,05, althans subsidiair € 110.422,62, althans ten aanzien van [gedaagde sub 2 (voornaam)] meer subsidiair € 80.148,12, te vermeerderen met de wettelijke rente,
Subsidiair:
[gedaagde sub 1] c.s. in ongelijke delen (te weten [gedaagde sub 1 (voornaam)] voor 0/10e deel en [gedaagde sub 2 (voornaam)] voor 10/10e deel, althans voor in goede justitie te bepalen ongelijke delen) te veroordelen tot betaling van € 153.578,05, althans subsidiair € 110.422,62, althans ten aanzien van [gedaagde sub 2 (voornaam)] meer subsidiair € 80.148,12, te vermeerderen met de wettelijke rente,
[gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Zilveren Kruis van de onderzoekskosten van € 517,50, te vermeerderen met de wettelijke rente,
[gedaagde sub 2 (voornaam)] te veroordelen in de beslagkosten,
[gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.
4.2.
Zilveren Kruis legt – samengevat – aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Zilveren Kruis meent dat het Zvw-pgb dat zij tussen 1 januari 2016 en 1 januari 2018 aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] heeft uitgekeerd, onverschuldigd is betaald in de zin van artikel 6:203 BW. Hiertoe voert Zilveren Kruis ten eerste aan dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen uit het reglement om een pgb-administratie bij te houden en die op verzoek aan Zilveren Kruis te verstrekken (artikel 6.7 van het reglement). Daardoor kan Zilveren Kruis niet de doel- en rechtmatigheid van ingekochte zorg controleren. Door het niet bijhouden van de pgb-administratie voldoet [gedaagde sub 1 (voornaam)] ook niet aan de voorwaarden voor toegang tot een Zvw-pgb. Uit de definitie van ‘doelgroep’ in artikel 2 van het reglement blijkt dat het Zvw-pgb is bedoeld voor verzekerden die (al dan niet met hulp) wél een pgb-administratie kunnen bijhouden. Nu de pgb-administratie niet is bijgehouden behoorde [gedaagde sub 1 (voornaam)] achteraf bezien dus niet tot de doelgroep waarvoor het Zvw-pgb bestemd is en had zij daar nooit aanspraak op.
Ten aanzien van [gedaagde sub 2 (voornaam)] stelt Zilveren Kruis dat hij onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar samen met [onderneming] op te lichten en opzettelijk onjuiste declaraties in te dienen, door pgb-gelden van [onderneming] in ontvangst te nemen, door niet de pgb-administratie te voeren en door niet de stukken aan te leveren die Zilveren Kruis nodig had voor haar onderzoek. Daardoor heeft Zilveren Kruis voor (primair) € 153.578,05 schade geleden.
4.3.
[gedaagde sub 1] c.s. voert verweer. [gedaagde sub 1] c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Zilveren Kruis, met veroordeling van Zilveren Kruis in de kosten van deze procedure. Subsidiair concludeert [gedaagde sub 1] c.s. dat de vordering slechts toegewezen kan worden tot maximaal € 15.357,80, dan wel € 23.860,00, dan wel € 71.578,77, dan wel € 80.898,00 dan wel € 88.425,62, dan wel € 110.422,62.
4.4.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist dat hij zich niet aan de administratieve verplichtingen heeft gehouden. Ten aanzien van [gedaagde sub 2 (voornaam)] betwist [gedaagde sub 1] c.s. dat hij medepleger is geweest van de oplichting met Zvw-pgb en dat hij geld heeft ontvangen van [onderneming] . [gedaagde sub 2 (voornaam)] betwist onrechtmatig jegens Zilveren Kruis te hebben gehandeld. Bovendien betwist [gedaagde sub 1] c.s. de door Zilveren Kruis gevorderde bedragen.
4.5.
Verder concludeert [gedaagde sub 1] dat het met betrekking tot [gedaagde sub 2 (voornaam)] gelegde beslag, naar aanleiding van het eerder door Zilveren Kruis verkregen verlof, opgeheven dient te worden. De rechtbank heeft dit opgevat als een vordering in reconventie. Zilveren Kruis voert verweer hiertegen. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde sub 1] c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s., met veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de kosten van deze procedure.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Centraal staat de vraag of de aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] uitgekeerde pgb-gelden onverschuldigd zijn betaald door Zilveren Kruis en of [gedaagde sub 1 (voornaam)] deze moet terugbetalen en de vraag of [gedaagde sub 2 (voornaam)] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Zilveren Kruis en hij de hierdoor ontstane schade moet vergoeden. De rechtbank beantwoordt beide vragen bevestigend. Hierna zal eerst worden ingegaan op de akte tot eiswijziging van Zilveren Kruis en de bezwaren van [gedaagde sub 1] c.s. daartegen. Daarna zal toegelicht worden waarom [gedaagde sub 1 (voornaam)] de pgb-gelden moet terugbetalen aan Zilveren Kruis en daarna waarom [gedaagde sub 2 (voornaam)] een schadevergoeding moet betalen aan Zilveren Kruis en hoeveel er in totaal betaald moet worden door [gedaagde sub 1] c.s.
De akte tot eiswijziging en het bezwaar daartegen
5.2.
Zilveren Kruis heeft na de mondelinge behandeling een akte tot eiswijziging ingediend. [gedaagde sub 1] c.s. heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ten eerste zou de akte niet voldoen aan de op de mondelinge behandeling gemaakte afspraak dat de akte maximaal drie pagina’s zou bedragen. Ten tweede zou de eiswijziging in strijd zijn met de goede procesorde, omdat Zilveren Kruis kort gezegd te laat met deze eiswijziging is gekomen. De rechtbank overweegt dat [gedaagde sub 1] c.s. niet in haar belangen is geschaad door de eiswijzing (van drieënhalve pagina). De primaire vordering van Zilveren Kruis is slechts gewijzigd in die zin dat het meer subsidiair gevorderde bedrag van die vordering is verminderd van € 88.425,62 naar € 80.148,12. Daarbij komt dat Zilveren Kruis weliswaar de grondslagen heeft toegelicht en aangevuld, maar niet de (primaire) grondslagen voor de primaire vordering. Zoals hierna zal blijken volgt de rechtbank Zilveren Kruis in die primaire grondslagen. De rechtbank gaat gelet op het voorgaande voorbij aan de bezwaren van [gedaagde sub 1] c.s.
[gedaagde sub 1 (voornaam)] moet de onverschuldigd ontvangen pgb-gelden aan Zilveren Kruis terugbetalen
5.3.
Zilveren Kruis stelt onder meer dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen uit het reglement om een pgb-administratie bij te houden en die op verzoek aan Zilveren Kruis te verstrekken (artikel 6.7 van het reglement). Daardoor kan Zilveren Kruis niet de doel- en rechtmatigheid van ingekochte zorg controleren. Die stelling moet naar het oordeel van de rechtbank gezien worden tegen de achtergrond van wat is bepaald in artikel 7:941 lid 2 en 4 BW. In dat verband geldt het volgende (vgl. ECLI:NL:RBAMS:2023:5019).
5.4.
Een zorgverzekering is een schadeverzekering waarop Boek 7 BW, Titel 17, Afdeling 1 en 2 van toepassing zijn (met uitzondering van de artikelen 7:941 lid 1 en 7:957 BW). In dit verband is van belang artikel 7:941 lid 2 BW waarin een informatieplicht voor de verzekerde staat opgenomen. Daarin staat dat de verzekeringnemer verplicht is binnen een redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor de verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. De verzekeraar kan op grond van artikel 7:941 lid 4 BW in de polisvoorwaarden bedingen dat het recht op een uitkering vervalt indien de verplichting van artikel 7:941 lid 2 BW niet wordt nagekomen. De verzekeraar kan een dergelijke beding slechts opnemen voor zover hij in een redelijk belang is geschaad. Gelet op het ingrijpende karakter van het vervallen van het recht op uitkering is aan dit vereiste niet voldaan door het enkele feit dat de verzekeraar door niet (tijdige) nakoming van de inlichtingenplicht de mogelijkheid is onthouden om zelfstandig onderzoek te doen en om feiten en omstandigheden te verzamelen die van belang kunnen zijn voor de dekkingsvraag. Als de benodigde gegevens namelijk toch vast komen te staan en de verzekeraar door de bemoeilijking van zijn onderzoek niet daadwerkelijk is benadeeld, behoort het vervallen van het recht op uitkering achterwege te blijven. De verzekeraar is dan niet in een redelijk belang geschaad.
Vervalt het recht op de ontvangen uitkering op grond van het voorgaande, dan dienen de uitbetaalde bedragen op grond van artikel 6:203 BW als onverschuldigd betaald te worden terugbetaald.
5.5.
Het in deze zaak van toepassing zijnde reglement van Zilveren Kruis, dat behoort bij de polisvoorwaarden, bevat met artikel 4.9 een beding als bedoeld in artikel 7:941 lid 4 BW. In artikel 4.9 staat namelijk dat het Zvw-pgb kan worden ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf de ingangsdatum wanneer, onder meer, de budgethouder de door Zilveren Kruis opgevraagde informatie niet dan wel niet tijdig ter beschikking stelt (artikel 4.9 onder a). In het verlengde hiervan bepaalt artikel 6.7 van het reglement onder meer dat de budgethouder verplicht is een administratie in verband met het Zvw-pgb bij te houden, wat tot die administratie dient te behoren, hoe lang de administratie moet worden bijgehouden, en dat de budgethouder verplicht is om de gegevens uit deze administratie aan Zilveren Kruis te overhandigen wanneer zij daarom vraagt. Zilveren Kruis heeft zich ook op deze bepalingen beroepen in de brief van 12 april 2022.
5.6.
Zilveren Kruis heeft al op 7 juni 2018 een brief naar [gedaagde sub 1 (voornaam)] gestuurd, waarin onder meer wordt verzocht om documenten te overleggen, om te kunnen controleren of de door [onderneming] gefactureerde zorg feitelijk is geleverd. Het ging om de volgende stukken:
  • De door de wijkverpleegkundige opgestelde zorgindicatie;
  • Het samen met de zorgverlener opgestelde zorgleefplan;
  • De zorgrapportages die door de zorgverlener zijn bijgehouden;
  • Kopie zorgovereenkomst van iedere zorgverlener;
  • Kopie toelichting op de zorg van iedere zorgverlener;
  • Kopie facturen van formele zorgverlener;
  • Kopie urenregistraties van informele zorgverlener;
  • Kopie bankafschriften waaruit blijkt dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] iedere zorgverlener heeft betaald;
  • Kopie van loonstroken van de SVB van iedere zorgverlener (als daar sprake van is).
Daarop is van [gedaagde sub 1 (voornaam)] geen reactie gekomen. Op 29 juni 2018 heeft Zilveren Kruis opnieuw een brief naar [gedaagde sub 1 (voornaam)] gestuurd, waarbij wordt verzocht bovengenoemde stukken te overleggen. Ook daarop is geen reactie gekomen.
5.7.
[gedaagde sub 1 (voornaam)] heeft weliswaar de stelling van Zilveren Kruis dat zij zich niet aan de administratieve verplichtingen behorende bij een Zvw-pgb heeft gehouden in de stukken betwist, maar heeft dit verder niet onderbouwd of anderszins concreet gemaakt. Geenszins is gebleken dat zij wél de door Zilveren Kruis opgevraagde stukken heeft overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde sub 1 (voornaam)] zelfs erkend de stukken niet te hebben overgelegd. Daarmee staat vast dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] niet de inlichtingen en bescheiden heeft verschaft die voor Zilveren Kruis van belang waren om haar uitkeringsplicht te beoordelen (zoals bedoeld in artikel 7:941 lid 2 BW).
5.8.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de in artikel 7:941 lid 4 omschreven sanctie (het vervallen van het recht op uitkering) moet volgen. Daarbij is het de vraag of Zilveren Kruis door het schenden van de informatieplicht in haar redelijke belangen is geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Dat blijkt uit het volgende.
5.9.
Er bestond voor Zilveren Kruis alle reden om de gevraagde inlichtingen en bescheiden – die vielen onder de administratieplicht – bij [gedaagde sub 1 (voornaam)] op te vragen. Haar was immers duidelijk geworden dat op grote schaal fraude had plaatsgevonden bij [onderneming] , en dat die fraude juist bestond uit het indienen van facturen voor zorg die met Zvw-pgb werden betaald, terwijl de gefactureerde zorg niet (volledig) was geleverd. [gedaagde sub 1 (voornaam)] nam zorg af bij [onderneming] en haar naam kwam voor op de bij [onderneming] aangetroffen verdeellijsten. Zilveren Kruis heeft daarnaast gewezen op haar eigen fraudeonderzoek, waaruit verschillende onregelmatigheden naar voren kwamen in het dossier van [gedaagde sub 1 (voornaam)] . Zo bleek dat uit de wekelijkse roosters, weekplanningen en presentielijsten van [onderneming] niet kon worden opgemaakt dat de gedeclareerde zorg daadwerkelijk is geleverd aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] . Onder meer uit de wekelijkse roosters in de periode van juli 2017 tot en met december 2017 volgde dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] vanaf 11 september 2017 helemaal niet meer voorkwam in deze roosters, terwijl er van 12 september 2017 tot en met 31 december 2017 wel gedeclareerd is. Verder blijkt uit de wekelijkse planningen dat zorgverlener [A] vier dagen per week bij [gedaagde sub 1 (voornaam)] voor drie uur per dag zorg zou verlenen. Bij de weekplanningen van de zorgverleners komt echter geen enkele weekplanning van [A] voor. Ook komt [gedaagde sub 1 (voornaam)] op de presentielijsten voor dagbesteding voor, maar is de presentie vaak niet ingevuld en ontbreekt haar naam vanaf oktober 2017 in het geheel op de lijsten. Dit alles is ook niet (concreet) betwist door [gedaagde sub 1] c.s. Verder blijkt uit het strafrechtelijk onderzoek naar [onderneming] dat [onderneming] hoe dan ook onvoldoende personeel in dienst had om de gedeclareerde zorg te kunnen leveren. Met het aanwezige personeelsbestand kon feitelijk slechts maximaal 28,1% van de gedeclareerde zorg verleend worden. Ook wijst Zilveren Kruis erop dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] in de periode van 10 juli 2017 tot en met 24 augustus 2017 in Turkije verbleef, terwijl er voor die periode wel declaraties zijn ingediend voor geleverde zorg. In die periode kan de gedeclareerde zorg niet daadwerkelijk door [onderneming] aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] geleverd kan zijn. Ook dat is niet (concreet) betwist door [gedaagde sub 1] c.s.
5.10.
Zilveren Kruis had aldus verschillende redenen om aan te nemen dat ook in het geval [gedaagde sub 1 (voornaam)] sprake was van Zvw-pgb fraude en er ten onrechte aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] was uitgekeerd. De verzoeken om inlichtingen en bescheiden van Zilveren Kruis aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] waren bedoeld om meer helderheid te krijgen over het recht van [gedaagde sub 1 (voornaam)] op uitkering van Zvw-pgb. Daar had Zilveren kruis alle reden toe, gelet op de geconstateerde onregelmatigheden en het feit dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] geen pgb-administratie bleek te hebben gevoerd. [gedaagde sub 1] c.s. heeft ook erkend dat de pgb-administratie uit handen is gegeven aan [onderneming] . Voor Zilveren Kruis was het door het ontbreken van informatie niet mogelijk om te verifiëren welke zorg en pgb-gelden [gedaagde sub 1 (voornaam)] (mogelijk) wel terecht had ontvangen en wat de precieze omvang van de fraude was in haar geval. Controle heeft daardoor niet kunnen plaatsvinden. Dat kan door het nog altijd ontbreken van de administratie en de niet concrete toelichting van [gedaagde sub 1 (voornaam)] ook niet nu alsnog gebeuren. Gelet op alle voornoemde omstandigheden heeft Zilveren Kruis voldoende gemotiveerd gesteld dat zij ernstig in haar belangen is geschaad doordat [gedaagde sub 1 (voornaam)] de gevraagde inlichtingen en bescheiden niet heeft verschaft en dus niet heeft voldaan aan de op grond van artikel 7:941 lid 2 BW op haar rustende verplichting daartoe.
5.11.
[gedaagde sub 1 (voornaam)] heeft dit onvoldoende betwist. Dit terwijl het gelet op de gemotiveerde stellingen van Zilveren Kruis en het feit dat juist [gedaagde sub 1 (voornaam)] over de inhoudelijke informatie over haar pgb zou moeten beschikken, op haar weg had gelegen. [gedaagde sub 1 (voornaam)] heeft in dit verband weinig concreets aangevoerd. Op de mondelinge behandeling en in de conclusie van antwoord heeft [gedaagde sub 1 (voornaam)] nog wel naar voren gebracht dat voor 90% van de gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk zorg is geleverd, maar zij heeft ook dit niet onderbouwd. Dit had gelet op de administratieplicht juist wel op haar weg gelegen. Deze blote stelling biedt daarom geen aanknopingspunt voor een ander onderdeel.
5.12.
Gezien het voorgaande staat vast dat Zilveren Kruis in haar belangen is geschaad doordat [gedaagde sub 1 (voornaam)] geen inlichtingen en bescheiden heeft verschaft. Dit rechtvaardigt in dit geval het verval van uitkering van het Zvw-pgb. Daarmee is het Zvw-pgb onverschuldigd aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] betaald. Om deze reden wordt [gedaagde sub 1 (voornaam)] veroordeeld tot terugbetaling aan Zilveren Kruis van het volledig aan haar uitgekeerde bedrag van € 153.578,05.
5.13.
[gedaagde sub 1] c.s. voert nog aan dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] niet dit gehele bedrag zou hoeven terug betalen omdat zij zich niet bezighield met het Zvw-pgb, terwijl zij wel de gevolgen van de pgb-fraude zou moeten accepteren. Ook zou aantoonbaar zijn dat er wél zorg door [onderneming] aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] is verleend. Deze argumenten treffen geen doel. Hoewel [gedaagde sub 1 (voornaam)] mogelijk kwetsbaar was (hier is evenwel weinig over naar voren gebracht), bleef zij wel verantwoordelijk voor haar eigen pgb en de verplichtingen die daarbij hoorden. [gedaagde sub 1 (voornaam)] was de budgethouder. Het tekortschieten van [gedaagde sub 1 (voornaam)] in de informatieplicht en ook het nadien onvoldoende onderbouwd geven van een reële uitleg, maken dat vrijwel voor het geheel niet meer kan worden vastgesteld of zij terecht zorg heeft ontvangen. Daardoor blijft onduidelijk of (terecht) zorg is geleverd aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] en zo ja, voor welke omvang. Daardoor kan ook niet worden beoordeeld of het geheel terugbetalen van de ontvangen gelden mogelijk niet redelijk zou zijn. Dit maakt dat er geen ruimte is om uit te gaan van een lager terug te betalen bedrag dan € 153.578,05.
5.14.
[gedaagde sub 1 (voornaam)] doet verder nog een beroep op de bescherming van artikel 6:204 lid 1 jo artikel 3:11 BW, nu zij de gehele tijd te goeder trouw was. [gedaagde sub 1 (voornaam)] voert aan dat zij in deze periode redelijkerwijs geen rekening hoefde te houden met een verplichting tot terugbetaling van de pgb-gelden, omdat zij niet op de hoogte was van de perikelen rondom het Zvw-pgb en de fraude. Ook dit argument treft geen doel. [gedaagde sub 1 (voornaam)] had wel rekening moeten houden met terugbetaling van het Zwv-pgb, omdat zij zich niet aan de verplichtingen van het Zvw-pgb heeft gehouden, namelijk het bijhouden van de administratie en het verstrekken van de inlichtingen en bescheiden, wanneer daarom werd verzocht.
5.15.
Hetgeen Zilveren Kruis verder heeft gesteld (onder meer of [gedaagde sub 1 (voornaam)] wel tot de ‘doelgroep’ voor het ontvangen van een Zvw-pgb behoorde) behoeft bij deze stand van zaken geen bespreking.
[gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft onrechtmatig gehandeld en moet de geleden schade vergoeden
5.16.
Voorts is het de vraag of [gedaagde sub 2 (voornaam)] onrechtmatig jegens Zilveren Kruis heeft gehandeld, zoals Zilveren Kruis stelt, en of hij de door Zilveren Kruis hierdoor geleden schade dient te vergoeden. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
5.17.
[gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft onrechtmatig jegens Zilveren Kruis gehandeld gelet op de volgende gedragingen:
 [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft opzettelijk samen met [onderneming] en haar bestuurders onjuiste facturen en declaratieformulieren ingediend, voor de vergoeding van zorg die in werkelijkheid niet door [onderneming] aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] is geleverd. Dit is in het strafvonnis jegens [gedaagde sub 2 (voornaam)] bewezen verklaard. Daarbij is ook bewezen verklaard dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] persoonlijk
(pgb-)gelden via [onderneming] heeft terugontvangen. Uit onderzoek en de verdeellijsten volgt meer dan € 80.000. Daarmee heeft hij zich pgb-gelden afkomstig van Zilveren Kruis, bestemd voor pgb-zorg, toegeëigend en richting Zilveren Kruis fraude gepleegd. [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft dit onvoldoende betwist en geen concrete aanknopingspunten aangereikt op grond waarvan de juistheid van het strafvonnis moet worden betwijfeld;
  • De rechtbank gaat aldus uit van het strafvonnis en dus van het feit dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] , samen met [onderneming] en haar bestuurders, fraude heeft gepleegd en Zilveren Kruis heeft opgelicht. Daarmee heeft hij onrechtmatig gehandeld richting Zilveren Kruis;
  • [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft daarnaast als gemachtigde van [gedaagde sub 1 (voornaam)] in strijd met de Zvw-pgb verplichtingen gehandeld door geen deugdelijke administratie te voeren, zoals wel met Zilveren Kruis was afgesproken. [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft erkend dat hij de administratie van het Zvw-pgb heeft overgelaten aan [onderneming] . Hem was bekend, althans hem had bekend moeten zijn, dat dit niet was toegestaan. Gelet op de door (de bestuurders van) [onderneming] en [gedaagde sub 2 (voornaam)] gepleegde strafbare feiten had hem eveneens bekend moeten zijn wat vervolgens de gevolgen hiervan waren voor Zilveren Kruis en dat frauduleus richting Zilveren Kruis werd gehandeld. [gedaagde sub 2 (voornaam)] had hierin zelf een sleutelrol. Zijn stelling dat een en ander hem niet in voldoende mate valt toe te rekenen omdat hij de administratie volledig uit handen heeft gegeven aan en heeft laten beheren door [onderneming] , gaat gelet op het voorgaande niet op;
  • [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft als gemachtigde van [gedaagde sub 1 (voornaam)] ook in strijd met de Zvw-pgb verplichtingen gehandeld door niet de administratie aan Zilveren Kruis te verstrekken, terwijl zij daar twee keer om heeft verzocht. Zilveren Kruis was hierdoor niet in staat om de rechtmatigheid van de gedeclareerde zorg te controleren. Dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] de administratie niet heeft overgelegd, is door hem ook erkend tijdens de mondelinge behandeling.
5.18.
[gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft nog betoogd dat hij slechts vanaf 20 maart 2016, de datum dat hij het machtigingsformulier heeft ondertekend, aansprakelijk kan zijn. De rechtbank gaat daar niet in mee. Uit de overgelegde stukken, waaronder ook het strafdossier, volgt dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] al vanaf het begin nauw betrokken is geweest rondom het pgb van zijn moeder.
[gedaagde sub 2 (voornaam)] voert verder nog aan dat er niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW. Dat betoog gaat niet op. De geschonden norm strekt namelijk wel degelijk ter bescherming tegen het ten onrechte uitkeren van Zvw-pgb voor de vergoeding van zorgkosten.
5.19.
De conclusie is dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] aansprakelijk is richting Zilveren Kruis voor de (causale) gevolgen van zijn onrechtmatige gedragingen. Welke gevolgen dat zijn, en aldus wat de schade is aan de zijde van Zilveren Kruis, zal de rechtbank nu bespreken.
5.20.
Zilveren Kruis stelt zich primair op het standpunt dat de schade € 153.578,05 bedraagt, aldus het totaal aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] uitgekeerde bedrag. In dat verband stelt zij dat voor dit volledige bedrag – dat zij inzake het pgb van [gedaagde sub 1 (voornaam)] aan vergoedingen heeft uitbetaald – niet is komen vast te staan dat dit daadwerkelijk aan doelmatige en rechtmatige zorg is besteed. Dat betekent dat voor dit bedrag schade is geleden. Die schade zou niet zijn geleden als [gedaagde sub 2 (voornaam)] niet had gefraudeerd, zodat sprake is van causale schade, aldus Zilveren Kruis.
5.21.
De rechtbank volgt Zilveren Kruis hierin en overweegt in dat verband het volgende.
5.22.
Ten eerste geldt dat, zoals hiervoor is overwogen, de Zvw-pgb uitkering van [gedaagde sub 1 (voornaam)] , (terecht) is komen te vervallen en Zilveren Kruis aldus € 153.578,05 onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde sub 1 (voornaam)] . Hierbij speelt een grote rol dat in ieder geval voor een groot deel van de door [gedaagde sub 1 (voornaam)] gedeclareerde zorg vast staat dat deze niet is geleverd. Welk deel precies en of een deel van de zorg wellicht wel is geleverd, kan niet worden vastgesteld. De oorzaak hiervan is gelegen in het strafrechtelijk en onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2 (voornaam)] . Immers, dat handelen bestond onder meer uit het opmaken van facturen voor zorg die in werkelijkheid niet is geleverd en het niet bijhouden van een deugdelijke administratie. Hoewel het in beginsel aan Zilveren Kruis is om de omvang van de schade onderbouwd in kaart brengen, lag het gelet op de omstandigheden in deze zaak op de weg van [gedaagde sub 2 (voornaam)] (en [gedaagde sub 1 (voornaam)] ) om concreet te onderbouwen welke zorg dan wél is verleend. Zilveren Kruis kan dit immers zelf niet doen omdat zij door toedoen van [gedaagde sub 1] c.s. niet over de administratie beschikt. [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft dit nagelaten en zijn stellingen in dit kader niet onderbouwd. Kaal wordt gesteld dat 90% van de zorg wel is geleverd; een onderbouwing ontbreekt. Met Zilveren Kruis is de rechtbank daarom van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de schade € 153.578,05 bedraagt, nu niet duidelijk is geworden dat enige pgb-vergoeding aan doelmatige en rechtmatige zorg is besteed. Deze schade was zonder het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2 (voornaam)] niet geleden. [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft hier ook onvoldoende tegenin gebracht. Hij heeft nog wel aangevoerd dat ook zonder zijn handelen de schade was ingetreden, omdat zijn rol ‘volstrekt niet noemenswaardig was’ en de administratie uit handen was gegeven aan [onderneming] . Die stelling gaat niet op. Het strafvonnis jegens hem laat immers juist het tegenovergestelde zien; daarin is bepaald dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] een sleutelrol binnen de pgb-fraude met het Zvw-pgb van [gedaagde sub 1 (voornaam)] had.
5.23.
De rechtbank acht [gedaagde sub 2 (voornaam)] aldus aansprakelijk voor een schadebedrag van € 153.578,05. De stellingen van [gedaagde sub 2 (voornaam)] die zien op de (subsidiair) gevorderde lagere schadebedragen behoeven daarom geen bespreking meer.
Conclusie en hoofdelijkheid
5.24.
Ondanks het feit dat [gedaagde sub 1 (voornaam)] en [gedaagde sub 2 (voornaam)] op twee verschillende grondslagen worden veroordeeld tot betaling van € 153.578,05 aan Zilveren Kruis, wordt de veroordeling hoofdelijk uitgesproken (artikel 6:6 BW). Aan de voorwaarden van artikel 6:6 BW wordt namelijk voldaan en [gedaagde sub 1] c.s. heeft bovendien geen verweer hiertegen gevoerd. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden aangesproken voor het gehele bedrag. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Wettelijke rente
5.25.
Zilveren Kruis vordert de wettelijke rente vanaf 31 december 2018, omdat op uiterlijk die datum alle pgb-gelden door Zilveren Kruis waren betaald. [gedaagde sub 1] c.s. heeft deze vordering niet betwist. De wettelijke rente over € 153.578,05 zal daarom vanaf 31 december 2018 worden toegewezen.
Onderzoekskosten
5.26.
Zilveren Kruis vordert betaling door [gedaagde sub 1] c.s. van de onderzoekskosten ter hoogte van € 517,50. Deze vordering wordt afgewezen. Zilveren Kruis heeft deze vordering, mede gelet op de betwisting van [gedaagde sub 1] c.s., onvoldoende concreet onderbouwd. Zilveren Kruis heeft geen factuur en ook geen specificatie van de onderzoekskosten ter onderbouwing van deze kosten overgelegd.
Beslagkosten
5.27.
Zilveren Kruis vordert verder vergoeding van de beslagkosten door [gedaagde sub 1] c.s., waarvan zij een specificatie heeft overgelegd. Deze vordering wordt door [gedaagde sub 1] c.s. betwist. [gedaagde sub 1] c.s. voert aan dat de kosten alleen zijn gemaakt om derdenbeslag te leggen ten laste van [gedaagde sub 2 (voornaam)] . Daarom zou [gedaagde sub 1 (voornaam)] niet veroordeeld kunnen worden om de beslagkosten te vergoeden.
5.28.
Als uitgangspunt geldt dat de kosten van het beslag van de beslagene kunnen worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was (artikel 706 Rv). Omdat er alleen beslag is gelegd onder [gedaagde sub 2 (voornaam)] , wordt de vordering tot vergoeding van de beslagkosten alleen jegens hem toegewezen.
5.29.
Voor wat betreft de hoogte van de gevorderde vergoeding van de beslagkosten voert [gedaagde sub 1] c.s. aan dat onduidelijk is of de gevorderde beslagkosten zien op het indienen van één of twee beslagrekesten. Er is door Zilveren Kruis, nadat op 15 november 2022 door de rechtbank verlof was verleend, op 24 november 2022 een tweede beslagrekest ingediend, met een beperkt aantal wijzigingen. Zilveren Kruis vordert een bedrag van € 2.645,00 (tarief VI) aan kosten voor het salaris van de advocaat. Hieruit blijkt dat Zilveren Kruis in deze procedure de kosten ten aanzien van één door haar ingediend beslagrekest vordert, zij het dat zij uitgaat van een onjuist tarief voor salaris advocaat. Omdat een beslagrekest betrekking heeft op een zaak van onbepaalde waarde, gaat de rechtbank namelijk uit van tarief II. De rechtbank stelt de beslagkosten als volgt vast:
  • € 676,00 voor griffierecht;
  • € 598,00 voor salaris advocaat (1 punten x € 598,00);
  • € 804,69 voor kosten deurwaardersexploten;
  • Totaal: € 2.078,69‬
Proceskosten en nakosten
5.30.
[gedaagde sub 1] c.s. is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Zilveren Kruis als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2,00 punten × € 1.880,00)
Totaal
9.624,43
5.31.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen, omdat dit door [gedaagde sub 1] c.s. niet is betwist.
5.32.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
5.33.
In reconventie vordert [gedaagde sub 1] c.s. om het ten laste van [gedaagde sub 2 (voornaam)] gelegde conservatoire beslag op te heffen.
5.34.
Op grond van artikel 705 lid 2 Rv kan een opheffing van een conservatoir beslag onder meer worden uitgesproken indien summierlijk de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt.
5.35.
De vordering van [gedaagde sub 1] c.s. wordt afgewezen. Ten eerste heeft [gedaagde sub 1] c.s. deze vordering niet onderbouwd en heeft hij dus niet voldaan aan zijn stelplicht. Ten tweede blijkt uit hetgeen is geoordeeld in conventie dat het door Zilveren Kruis ten aanzien van [gedaagde sub 2 (voornaam)] gelegde beslag niet onterecht was. Voor opheffing van het conservatoire beslag is daarom geen plaats.
5.36.
[gedaagde sub 1] c.s. is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Zilveren Kruis als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
299,00
(1,00 punten × factor 0,5 × € 598,00)
Totaal
299,00
5.37.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen, omdat dit door [gedaagde sub 1] c.s. niet is betwist.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk om aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 153.578,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 31 december 2018, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.078,69‬,
6.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Zilveren Kruis tot dit vonnis vastgesteld op € 9.624,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde sub 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s. af,
6.8.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Zilveren Kruis tot dit vonnis vastgesteld op € 299,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.
WM (5442)