ECLI:NL:RBMNE:2021:53

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
16/994002-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige PGB-fraude met misbruik van zorggelden

In deze zaak is de verdachte gedurende een periode van ruim vier jaar betrokken geweest bij grootschalige PGB-fraude. Samen met medeverdachten heeft hij misbruik gemaakt van de PGB-regelgeving, die is ontworpen om zorgbehoevenden te ondersteunen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben PGB-gelden, die niet volledig aan zorg voor de moeder van de verdachte zijn besteed, gedeeld. Dit heeft geleid tot een totale schade van € 128.141,00 aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB), het Zilveren Kruis en Agis Zorgverzekeringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een deel van dit bedrag. De verdachte is op 13 januari 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het indienen van onjuiste declaraties en het delen van PGB-gelden, wat heeft geleid tot een aanzienlijke benadeling van de betrokken zorginstellingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/994002-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2020. Het onderzoek van de zaak is gesloten op de zitting van
30 december 2020.
Verdachte is op 16 december 2020 niet ter zitting verschenen. De raadsman van verdachte, mr. A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht, heeft verklaard dat hij door verdachte bepaaldelijk is gemachtigd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A-M.C.V. Fellinger en van hetgeen de raadsman van verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 in Utrecht samen met anderen de Sociale Verzekeringsbank, het Zilveren Kruis en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. heeft opgelicht voor een bedrag van € 128.141, althans € 24.618,05 en/of € 400 en/of € 10.764 en/of € 5.859,60 met betrekking tot zorg aan budgethouder [budgethouder] , door middel van het indienen van (onjuiste) verantwoordingsformulieren en/of declaratieformulieren en/of facturen;
feit 1 subsidiair
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 in Utrecht medeplichtig is geweest aan de onder feit 1 primair omschreven oplichting van de Sociale Verzekeringsbank, het Zilveren Kruis en/of Agis Zorgverzekeringen N.V., door aan [zorgorganisatie] B.V. en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) (onder meer) persoonsgegevens, medische gegevens en de DigiD gegevens en code van budgethouder [budgethouder] te verstrekken;
feit 2
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 in Utrecht samen met anderen geldbedragen van (in totaal) € 82.298, althans € 23.860, althans € 10.550 heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het dossier bevat volgens de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen feiten 1 primair en 2 [1]
De rechtbank noemt hierna de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert. De bewijsmiddelen worden telkens, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
[zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C]
Op 28 november 2019 zijn [zorgorganisatie] B.V. (hierna: [zorgorganisatie] ) [2] , [A] [3] , [B] [4] en [C] [5] door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld voor fraude met persoonsgebonden budget (hierna: PGB) gelden, bestaande uit het medeplegen van valsheid in geschriften, oplichting en witwassen. De strafbare feiten bestonden in de kern uit de hierna omschreven handelswijze.
[zorgorganisatie] was in de periode van 2014 tot en met begin april 2018 een Utrechtse zorgorganisatie. [A] , [B] en [C] waren werkzaam voor deze organisatie. [zorgorganisatie] had verschillende cliënten, budgethouders genoemd, die beschikten over een PGB. Ter verkrijging van gelden uit hoofde van een PGB werden bij het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) en de zorgverzekeringsmaatschappij zorgovereenkomsten, verantwoordingsformulieren, declaratieformulieren en facturen ingediend door [zorgorganisatie] en/of de budgethouders en/of familieleden van de budgethouders. Op deze documenten werd meer zorg vermeld dan door [zorgorganisatie] daadwerkelijk aan zorg werd geleverd. Vervolgens hebben [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] een deel van de ontvangen PGB-gelden met de budgethouders gedeeld. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] op deze wijze de SVB, het zorgkantoor en de zorgverzekeringsmaatschappijen hebben opgelicht voor een totaalbedrag van € 4.673.959,00.
Regelgeving PGB
In onderstaande tabel staat weergegeven welke regelgeving PGB van toepassing is op budgethouder [budgethouder] en wie belast is met de uitvoering. [6]
Onderzoek naar budgethouder [budgethouder]
Tijdens de doorzoeking in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] zijn op 4 april 2018 in het bedrijfspand van [zorgorganisatie] zogenaamde ‘verdeellijsten’ aangetroffen. [7] In de periode van 1 januari 2014 tot en met maart 2018 (51 maanden) zijn van 27 maanden zulke lijsten aangetroffen. Op deze verdeellijsten staat achter elke cliëntnaam een percentage. [8] Dit percentage is in deze lijsten ook zichtbaar in bedragen die gerelateerd zijn aan de betreffende factuur. Daarnaast zijn zogenaamde ‘zwarte kasbestanden’ aangetroffen op de computers van [zorgorganisatie] . In de in beslag genomen bedrijfsadministratie van [zorgorganisatie] is geen formele kasadministratie aangetroffen waarin de contante geldstroom was verwerkt. Wel zijn er in de digitale administratie bestanden aangetroffen waarin, onder andere, cliëntnamen en bedragen zijn vermeld. [9]
Op de verdeellijsten en zwarte kasbestanden komt de naam van budgethouder [budgethouder] voor. [10]
[B] is op 11 juli 2018 door de Inspectie SZW verhoord. Tijdens dit verhoor is aan hem een lijst genaamd [verdeellijst] (de rechtbank begrijpt: een verdeellijst van maart 2017) getoond. [B] heeft bevestigd dat op deze lijst werd bijgehouden welke bedragen er met welke cliënt werden gedeeld. Op de lijst staan de cliëntnamen, de facturen, het factuurbedrag en in de kolom ‘betaald’ staat de verdeling met de cliënten. In die kolom staan de bedragen die naar de cliënten toe zijn gegaan, zo heeft [B] verklaard. [11] De percentages op de lijst zien op de verdeling. Als er op de lijst 40% staat, is dit het percentage dat [zorgorganisatie] hield. [12] [B] heeft verder bevestigd dat er lijsten zijn waarop diverse contante opnames en uitgaven staan (de rechtbank begrijpt: zwarte kasbestanden). De bedragen betreffen ‘verdeelbedragen’. [13] Geld dat contant is opgenomen is uitgegeven aan budgethouders. [14]
De inspectie SZW heeft [B] bevraagd over enkele namen op de verdeellijst [verdeellijst] . Voorgehouden is dat er op de lijst achter de naam [budgethouder] een bedrag van € 3.200,00 staat vermeld. [B] heeft verklaard dat dat het bedrag is dat werd uitbetaald. [15]
In het dossier bevindt zich een PGB-zorgovereenkomst tussen budgethouder [budgethouder] en zorginstelling [zorgorganisatie] . De datum van ingang is 1 maart 2013 en aangekruist is dat de overeenkomst geldig is voor onbepaalde tijd. Op de overeenkomst zijn de werkzaamheden ‘persoonlijke verzorging’ en ‘begeleiding’ aangekruist. Het aantal uren dat de zorginstelling verleent is variabel. [16]
Binnen het raamwerk van deze zorgovereenkomst maakte de SVB, op basis van facturering achteraf, de PGB-gelden over naar [zorgorganisatie] . Tot 1 januari 2015 kreeg [budgethouder] het PGB van het zorgkantoor, periodiek bij bevoorschotting, overgemaakt op haar bankrekening. Zij betaalde de facturen rechtstreeks aan [zorgorganisatie] . [17]
In de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 is een totaalbedrag van € 185.380,00 voor zorg op naam van [budgethouder] uitgekeerd door de zorgverzekeraar en/of de SVB. [18]
Volgens de verdeellijsten van [zorgorganisatie] is er middels 30 facturen in de periode van 2014 tot en met 2017 in totaal € 128.141,00 in rekening gebracht voor zorg aan [budgethouder] , waarvan € 82.298,00 is geregistreerd als ‘uitbetaald aan BH’ (de rechtbank begrijpt: uitbetaald aan budgethouder). [19]
In de zwarte kasbestanden zijn met betrekking tot budgethouder [budgethouder] gegevens aangetroffen over 2016 en 2017.
Naast ‘ontvangen bedragen’ zijn er bedragen geregistreerd bij ‘te betalen’. Het totaal hiervan bedraagt € 23.860,00. Bij twee bedragen van respectievelijk € 2.250,00 en € 3.220,00 was de volgende opmerking ingevoegd: ‘1000 hesaptan yollandi ( [A] )’. Vertaald staat hier: ‘1000 overgemaakt vanuit de rekening ( [A] )’. [20]
Onderstaand een overzicht van de bedragen zoals die voorkomen op de verdeellijst van 2017. De bedragen genoemd in de kolom ‘te betalen’ in figuur 1 komen nagenoeg overeen met de
bedragen genoemd in de kolom ‘te betalen’ in tabel 4 (zie hierboven), overzicht zwarte kas bestanden. [21]
PGB-gelden 2014
Uit de zorgovereenkomst van 28 februari 2013 blijkt dat de [zorgorganisatie] vanaf 1 maart 2013 een variabel aantal uren zorg verleent en hiervoor achteraf via facturering een bedrag van € 40,00 per uur in rekening brengt.
Uit een toekenningsbeschikking van 23 december 2013 van het zorgkantoor blijkt dat [budgethouder] PGB toegekend heeft gekregen voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 voor een (netto) bedrag van € 24.618,05. [22]
Op bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [budgethouder] staan 12
bijschrijvingen afkomstig van bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van AGIS ZORGVERZEKERINGEN. In de omschrijving staat ‘ [omschrijving] ’. In totaal betreft het een bedrag van € 24.618,05 aan PGB, bedoeld voor de zorgverlening aan budgethouder [budgethouder] . Op bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] staan 12 bijschrijvingen afkomstig van de bankrekening op naam van [budgethouder] onder vermelding van een factuurnummer. In totaal betreft het een bedrag van € 24.230,00. [23]
Op de verdeellijst over 2014 is één factuur over de maand januari 2014 aangetroffen, ter hoogte van een bedrag van € 2.030,00. [24]
PGB-gelden 2015 - 2017
In de digitale administratie is een zorgplan aangetroffen met als begindatum 1 januari 2016 en als einddatum 1 januari 2018 ten name van [budgethouder] . In dit zorgplan staat bij indicatie ‘verpleging’ 2,5 uur per week en bij indicatie ‘persoonlijke verzorging’ 31 uur per week. [25]
Het dossier bevat drie facturen van [zorgorganisatie] betreffende budgethouder [budgethouder] van
4 januari 2016, 31 december 2016 en 3 april 2017.
Op de factuur van 4 januari 2016 met nummer 2015.1124 is voor ‘Begeleiding groep december 2015’ 10 uren in rekening gebracht voor een bedrag van € 400,00. [26]
Op 13 januari 2016 vond een overboeking plaats van € 400,00 van een bankrekening op naam van de SVB naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] , met als omschrijving: “Naam: SOCIALE VERZEKERINGSBANK SERVICEPUNT PGB//Omschrijving: [omschrijving] ”. [27]
Van de maand december 2015 is een verdeellijst aangetroffen waarop budgethouder [budgethouder] staat. Op de lijst staat het factuurnummer 2015.1124, een factuurbedrag van € 400,00 en er staat een percentage van 30%. Twee kolommen naast het percentage staat een bedrag van € 280,00. [28]
Op de factuur van 31 december 2016 is voor ‘Persoonlijke verzorging, december 2016’ en ‘Verpleging, december 2016’ 248 respectievelijk 22 uren in rekening gebracht voor een totaalbedrag van (€ 9.523,20 + € 1.240,80) € 10.764,00. [29]
In de administratie van [zorgorganisatie] is, bij de factuur, een declaratieformulier aangetroffen van
het Zilveren Kruis. Dit is een formulier waarmee PGB gedeclareerd kan worden bij zorgverzekeraar Zilveren Kruis. Bovenaan het formulier staat: ‘PGB-declaratie’. Het declaratienummer is 2016.1143. Als zorgverlener is ingevuld [zorgorganisatie] BV. Als verzekerde/budgethouder is ingevuld [budgethouder] . Het aantal gedeclareerde uren over de periode van 1 tot en met 31 december 2016 is 248 uren PGB verzorging en 22 uren PGB verpleging voor een totaalbedrag van € 10.764,00. [30]
Op 5 januari 2017 vond een overboeking plaats van € 10.764,00 van een bankrekening op naam van [budgethouder] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] met als omschrijving: “SEPA Overboeking IBAN: [rekeningnummer] BIC: ABNANL2A. Naam: [budgethouder] . Omschrijving: Factuurnummer 2016.1143”. [31]
In de zwarte kasbestanden is over december 2016 onderstaande registratie aangetroffen: [32]
Op de factuur van 3 april 2017 is voor ‘Persoonlijke verzorging maart 2017’ en ‘Verpleging maart 2017’ 135 respectievelijk 11 uren in rekening gebracht voor een totaalbedrag van (€ 5.232,60 + € 627,00) € 5.859,60. [33]
In de administratie van [zorgorganisatie] is, bij de factuur, een declaratieformulier aangetroffen van het Zilveren Kruis. Dit is een formulier waarmee PGB gedeclareerd kan worden bij zorgverzekeraar Zilveren Kruis. Bovenaan het formulier staat: ‘PGB-declaratie’. Het declaratienummer is 2017.0272. Als zorgverlener is ingevuld [zorgorganisatie] BV. Als verzekerde/budgethouder is ingevuld [budgethouder] . Het aantal gedeclareerde uren over de periode 1 tot en met 31 maart 2017 is 135 uren PGB verzorging en 11 uren PGB verpleging voor een totaalbedrag van € 5.859,60. [34]
Op 7 april 2017 vond een overboeking plaats van € 5.859,60 van een bankrekening op naam van de budgethouder [budgethouder] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] , met als omschrijving: “ [omschrijving] ”. [35]
Van de maand maart 2017 is een verdeellijst aangetroffen waarop budgethouder [budgethouder] staat. [36] Op de lijst staat het factuurnummer 2017.0272, een factuurbedrag van € 5.859,60 en er staat een percentage van 45%. Naast het percentage staat het bedrag € 3.222,78 in de kolom “te betalen”. [37]
[B] heeft op 11 juli 2018 tijdens een verhoor van de Inspectie SZW verklaard, dat hij de facturen opmaakte bij [zorgorganisatie] . Daarnaast maakte hij de werkbrieven op basis van de informatie, onder meer de indicatie en de zorguren, die hij kreeg van [A] of de afdeling van [A] . Nadat [B] de facturen had gemaakt, gaf hij deze aan [A] . Hij controleerde de facturen. Daarna werd een deel van de facturen opgestuurd naar cliënten en het andere deel werd ingediend bij de SVB. Van sommige cliënten werd de declaratie door [B] en [A] gedaan. Zij beschikten hiervoor over de DigiD van de cliënt om dit te kunnen doen. [38]
Tijdens doorzoekingen op 4 april 2018 in de woningen en kantoren van [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] zijn onder meer laptops in beslag genomen en zijn er kopieën gemaakt van datadragers. Vervolgens zijn de digitale gegevens die hierop stonden onderzocht. Hierbij zijn onder meer lijsten aangetroffen met DigiD’s. [39] Uit verder onderzoek is naar voren gekomen dat het indienen van facturen bij de SVB voor budgethouder [budgethouder] is gedaan vanaf drie IP-adressen, waaronder twee IP-adressen welke behoren tot het adres [adres] in [woonplaats] , de locatie waar bedrijfsactiviteiten van [zorgorganisatie] plaatsvonden. [40]
[budgethouder] is op 23 mei 2018 door de Inspectie SZW verhoord. Zij heeft verklaard dat [zorgorganisatie] zorg aan haar heeft verleend. [budgethouder] heeft verder verklaard dat zij niets weet van facturen of PGB. [41] Nadat haar de factuur van 3 april 2017 werd getoond heeft zij verklaard dat zij (de rechtbank begrijpt: [zorgorganisatie] ) haar echt niet zoveel verzorging hebben verleend. [42]
Verdachte is op 28 en 29 mei 2018 door de Inspectie SZW verhoord en heeft bevestigd dat hij samen met zijn ex-vrouw de belangen behartigde van zijn moeder (de rechtbank begrijpt: [budgethouder] ). Verdachte heeft samen met zijn ex-vrouw de zorg voor zijn moeder aangevraagd en alles daaromheen geregeld. Verdachte had bij [zorgorganisatie] contact met [A] . Verdachte controleerde het aantal uren. Zij (de rechtbank begrijpt: [zorgorganisatie] ) lieten hem de uren zien en vroegen of die klopten. Op de vraag of zij zelf de declaraties instuurden naar het zorgkantoor heeft verdachte bevestigend geantwoord. [43] Verder heeft hij verklaard dat hij de ontvangen gelden van [A] heeft gebruikt voor de verbouwing van zijn badkamer en aankoop van een kast en een bed. [44] Ook heeft hij geld aan zijn kinderen gegeven en besteed aan een vakantie. [45]
Het woonadres van verdachte bevindt zich in [woonplaats] . [46]
De getuige [getuige 1] heeft op 5 november 2018 tegenover de Inspectie SZW verklaard dat zij vanaf september 2013 bij [zorgorganisatie] heeft gewerkt. [47] Zij heeft ruim 3 jaar hulp gegeven aan [budgethouder] . [48] Zij verrichtte de werkzaamheden op oproepbasis. Soms werd ze achter elkaar opgeroepen, soms ook niet. Als zij werd opgeroepen verleende ze 2 à 3 uur zorg per dag/keer. De werkzaamheden bestonden uit huishoudelijke taken, gesprekken voeren en buiten wandelen. [49] Ze verleende geen persoonlijke verzorging. [50]
De getuige [getuige 2] heeft op 15 november 2018 tegenover de Inspectie SZW verklaard dat zij vanaf januari 2017 zorg heeft verleend aan [budgethouder] . [51] Zij verrichte huishoudelijke werkzaamheden, hielp haar met aankleden en begeleidde haar naar afspraken, bijvoorbeeld naar het ziekenhuis. Ook haalde ze medicijnen voor haar bij de apotheek. [52] Ze verleende 12 uur zorg per week. [53]
Overboekingen bankrekening [budgethouder] en verdachte
Op de bankrekeningen op naam van [budgethouder] zijn geen ontvangsten te zien afkomstig van bankrekeningen op naam van [zorgorganisatie] , [A] , [B] of [C] .
Op de bankrekening op naam van verdachte zijn zeven bijboekingen te zien afkomstig
van bankrekeningen op naam [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [D] , de vrouw van [B] . Dit betreft een totaalbedrag van € 10.550,00. [54] Bij vijf overboekingen staat geen nadere omschrijving. Bij de overboeking van € 1.000,00 op 10 februari 2017 staat in de omschrijving: ‘Gule gule kullan’. Vertaald staat hier: ‘Geniet ervan, veel plezier ermee’. Bij de overboeking van € 1.550,00 op 14 augustus 2017 staat in de omschrijving: ‘lening’. Beide overboekingen zijn afkomstig van een bankrekeningnummer op naam van [A] . [55]
[B] heeft op 11 juli 2018 verklaard dat een aantal betalingen aan cliënten via de bankrekeningen ging. Als hij via de bank aan een cliënt moest betalen, dan kreeg hij dit van [A] te horen. [A] gaf dan aan dat het een lening aan de cliënt was. [B] moest het dan als lening boeken. [56]
Bewijsoverwegingen feit 1
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [zorgorganisatie] en de moeder van verdachte, [budgethouder] , waren overeengekomen dat [zorgorganisatie] vanaf 1 maart 2013 zorg zou verlenen en deze zorg op basis van facturering achteraf bij [budgethouder] in rekening werd bracht. De facturen die door [zorgorganisatie] zijn opgemaakt lagen ten grondslag aan de verantwoordingsformulieren op basis waarvan Agis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Agis) PGB uitkeerde aan [budgethouder] . Na 1 januari 2015 betaalden de SVB dan wel Zilveren Kruis het PGB aan [budgethouder] op basis van de door [zorgorganisatie] opgemaakte facturen. Zowel op de rekening van [budgethouder] als op de rekening van [zorgorganisatie] zijn de uitgekeerde bedragen terug te vinden.
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft in de vonnissen van 28 november 2019 reeds geconcludeerd dat de zorg die door [zorgorganisatie] aan budgethouders werd gefactureerd in werkelijkheid niet (volledig) is verleend. De bewijsmiddelen in dit vonnis bevestigen dat dit in het individuele geval van [budgethouder] niet anders is.
Uit de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat er vanaf 2014 tot 2018 wekelijks ongeveer 12 uren aan zorg werd verleend. Deze zorg bestond voornamelijk uit huishoudelijke taken. Uitgaande van deze uren, afgezet tegen de veel hogere aantallen uren die zijn gedeclareerd, kan het niet anders dan dat er door [zorgorganisatie] veel meer uren zijn gefactureerd dan er daadwerkelijk zijn verleend aan zorg. De rechtbank ziet dit ook bevestigd in de reactie van [budgethouder] op de aan haar getoonde factuur van april 2017. Zij heeft immers verklaard dat zij echt niet zoveel zorg heeft gekregen.
Uit de bij [zorgorganisatie] aangetroffen schaduwboekhouding, in de vorm van verdeellijsten en zwarte kasbestanden waarop [budgethouder] diverse malen voorkomt, de verklaringen van [B] hierover en het nadere onderzoek dat is verricht naar diverse facturen leidt de rechtbank af dat een deel van de PGB-gelden van [budgethouder] is gedeeld. De PGB-gelden die zijn gedeeld zijn dus niet besteed aan de op de facturen vermelde uren verzorging en verpleging van [budgethouder] .
Gelet op het voorgaande, bezien in het licht van de veroordelingen van [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] in de vonnissen van 28 november 2019, concludeert de rechtbank dat in de jaren 2014 tot en met 2017 structureel te veel zorg is gefactureerd en gedeclareerd bij Agis, Zilveren Kruis dan wel de SVB. Door het aangaan van zorgovereenkomsten en het daarbinnen goedkeuren van niet-geleverde zorguren, het accorderen en indienen van onjuiste facturen en declaratieformulieren zijn de instanties die het PGB verstrekten opgelicht. Zij hebben op grond hiervan meer PGB-gelden uitgekeerd dan waar budgethouder [budgethouder] daadwerkelijk recht op had. Wanneer deze instanties op de hoogte waren geweest dat er een groot deel van de zorg niet werd verleend, dan waren de PGB-gelden niet verstrekt. Uit de structurele manier van werken en de termijn waarover dit is volgehouden, leidt de rechtbank af dat het oogmerk was gericht op wederrechtelijke bevoordeling. Dat de instanties die PGB-gelden hebben verstrekt zijn opgelicht, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Voor de vaststelling van de periode waarin de oplichting heeft plaatsgevonden en de hoogte van het oplichtingsbedrag gaat de rechtbank uit van de verdeellijsten van [zorgorganisatie] . Hieruit blijkt dat er in de periode van januari 2014 (eerste factuur op verdeellijst) tot en met november 2017 (laatste factuur op verdeellijst) in totaal € 128.141,00 aan PGB-gelden verkregen van Agis, Zilveren Kruis dan wel de SVB is gedeeld.
De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen, van oordeel dat niet de budgethouder, [budgethouder] , maar haar zoon, verdachte, degene is met wie de PGB-gelden zijn gedeeld.
In de eerste plaats omdat verdachte (samen met zijn ex-vrouw) de belangen behartigde van zijn moeder en de zorg voor zijn moeder en alles daaromheen heeft aangevraagd en geregeld. De rechtbank maakt daaruit op dat [budgethouder] niet haar eigen zorg met [zorgorganisatie] regelde, maar dat verdachte dit deed. In de tweede plaats omdat verdachte, zo blijkt uit zijn eigen verklaring, de zorguren aan zijn moeder zelf controleerde en hij contact had met [A] . In de derde plaats omdat is gebleken dat niet [budgethouder] , maar verdachte geld heeft ontvangen van [zorgorganisatie] , [A] , [B] en van de vrouw van [B] .
De PGB-gelden zijn bovendien niet alleen met verdachte gedeeld, maar verdachte heeft een sleutelrol vervuld bij het verkrijgen van die gelden. [zorgorganisatie] maakte de facturen weliswaar op, maar het was verdachte die deze goedkeurde en aan de hand daarvan declareerde bij Agis, Zilveren Kruis dan wel de SVB.
Gelet op vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, samen met [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] , door het (laten) indienen van onjuiste declaratieformulieren en facturen Agis, Zilveren Kruis en de SVB heeft opgelicht.
Bewijsoverwegingen feit 2
Uit de verdeellijsten blijkt dat van het vastgestelde bedrag waarvoor Agis, Zilveren Kruis en de SVB zijn opgelicht van € 128.141,00, een bedrag van € 82.298,00 is gedeeld met verdachte. Nu dit bedrag door oplichting is verworven is het van misdrijf afkomstig. In onderhavig geval is het geldbedrag van eigen misdrijf afkomstig.
Witwashandelingen
Verdachte en de medeverdachten hebben het bedrag van € 82.298,00 verworven en voorhanden gehad. Een deel daarvan is door [zorgorganisatie] overgedragen door vanuit de bankrekeningen op naam van [zorgorganisatie] , [A] , [B] en de vrouw van [B] zeven overboekingen te doen naar de bankrekening van verdachte. Verdachte heeft op deze wijze in totaal een bedrag van € 10.550,00 ontvangen. De verklaring van verdachte hierover, namelijk dat het een lening van [A] aan hem persoonlijk betrof, acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu [B] heeft verklaard dat door [zorgorganisatie] vaker gedeelde PGB-gelden werden overgemaakt aan budgethouders met als omschrijving ‘lening’.
Het overige deel van de € 82.298,00 is cash door één van de medeverdachten op verschillende momenten aan verdachte overhandigd. Er hebben contante geldopnames plaatsgevonden om daarmee het gedeelde zorggeld te betalen aan budgethouders of hun familieleden. Mede gelet op de bevindingen over de zwarte kasbestanden, waarin de contante betalingen werden bijgehouden en waarin de naam van [budgethouder] voorkomt, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte een bedrag van (€ 82.298,00 - € 10.550) € 71.748,00 contant heeft ontvangen van [zorgorganisatie] . Daarmee er sprake van omzetting. Daarnaast heeft verdachte een deel van het geld gebruikt voor onder meer een verbouwing van zijn woning, aankoop van goederen, heeft hij gelden aan zijn kinderen gegeven en besteed aan een vakantie.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 november 2017 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door listige kunstgrepen,
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Zilveren Kruis en Agis Zorgverzekeringen N.V., heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag (ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), te weten een geldbedrag van:

128.141 euro, met betrekking tot verantwoorde en gefactureerde zorg voor budgethouder [budgethouder] ,

immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders telkens met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB en het Zilveren Kruis en Agis Zorgverzekeringen N.V. voorgehouden en voorgewend dat [zorgorganisatie] B.V. voor de (totaal) gedeclareerde en gefactureerde (maand)bedragen aan zorg heeft verleend aan [budgethouder] en:
  • daartoe declaratieformulieren en facturen op naam van [budgethouder] ingediend en/of doen indienen en opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar de SVB en het Zilveren Kruis en Agis Zorgverzekeringen N.V. en
  • aldus met die declaratieformulieren en facturen een Persoonsgebonden Budget op naam van [budgethouder] verantwoord en/of doen verantwoorden en gedeclareerd en/of doen declareren,
waardoor de SVB en zorgkantoren telkens zijn bewogen tot het definitief toekennen van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de afgifte van het Persoonsgebonden Budget;
feit 2
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 november 2017 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een of meer geldbedragen van in totaal 82.298,00 euro,
telkens de werkelijke aard en herkomst en de vindplaats van dat geldbedrag heeft verborgen en verhuld,
terwijl hij en zijn mededaders telkens wisten dat voormeld geldbedrag, geheel– onmiddellijk– afkomstig was uit enig misdrijf
en
hij en/of zijn mededaders telkens dat geldbedrag hebben verworven en voorhanden hebben gehad en omgezet en van dat geldbedrag gebruik hebben gemaakt,
terwijl hij en zijn mededaders telkens wisten dat voormeld geldbedrag, geheel – onmiddellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Kwalificatie-uitsluitingsgrond voor een deel van het witwasbedrag (feit 2)
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte en zijn mededaders € 82.298,00 voorhanden hebben gehad. Dit bedrag is deels overgedragen en er is deels gebruik van gemaakt.
De rechtbank stelt voorop dat noch de tekst van artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen. Dit betekent niet dat elke gedraging die in artikel 420bis, eerste lid Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat er in dat geval van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd, die erop is gericht “om zijn criminele opbrengsten” veilig te stellen. Er moet dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele overboeken van € 10.550,00 door [zorgorganisatie] , [A] , [B] en de vrouw van [B] naar de bankrekening van verdachte geen handelingen is die heeft bijgedragen aan het verhullen van de herkomst van dit geldbedrag. Het geldbedrag is immers herleidbaar en daarmee niet verhuld. Dit geldt niet voor de overboeking van € 1.550,00 op 14 augustus 2017, nu die de omschrijving ‘lening’ heeft. Door de overboeking van het geldbedrag als ‘lening’ te omschrijven, is getracht de aard van het geldbedrag te verhullen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte en zijn mededaders getracht hebben de herkomst van het bedrag van € 1.550,00 te verhullen, wat als witwassen gekwalificeerd dient te worden.
Dit betekent dat een bedrag van in totaal (€ 10.550,00 - € 1.550,00) € 9.000,00 herleidbaar is en daarmee niet als witwassen gekwalificeerd kan worden en daarom geen strafbaar feit oplevert. De verdachte zal daarom voor dit deel worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien het geldbedrag van € 71.748,00 handelingen zijn verricht die meer omvatten dan het enkele verwerven of voorhanden hebben kan dit deel, vermeerderd met het hiervoor genoemde bedrag van € 1.550,00 wel als witwassen worden gekwalificeerd. Het totaalbedrag komt hiermee op € 73.298,00.
Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf van 12 weken, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • een taakstraf van 90 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 45 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunten aangevoerd ten aanzien van de strafmaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte is gedurende een periode van vier jaren betrokken geweest bij een grootschalige PGB-fraude. Verdachte heeft, samen met anderen, op grove wijze misbruik gemaakt van de PGB-regelgeving. Deze regelgeving is bewust ruimhartig ingericht, zodat degenen die zorg nodig hebben, laagdrempelig een financiële tegemoetkoming kunnen krijgen. Verdachte, [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] hebben PGB-gelden, die niet (volledig) aan zorg aan de moeder van verdachte zijn besteed, gedeeld. Samen hebben zij de SVB, het Zilveren Kruis en Agis opgelicht voor een bedrag van in totaal € 128.141,00. Voor het bepalen van de strafmaat hanteert de rechtbank dit bedrag als het benadelingsbedrag. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan witwassen van een deel van dit bedrag.
Doordat er wel zorg werd verleend maar er meer werd gefactureerd dan waar recht op bestond en het meerdere PGB-geld werd gedeeld met de budgethouders of hun familie, waaronder verdachte, kon de fraude in stand blijven. De rechtbank zal daarom niet in strafmatigende zin rekening houden met het feit dat er wel (beperkt) zorg is verleend. De rechtbank beschouwt dit namelijk als een onderdeel van de werkwijze van [zorgorganisatie] , [A] , [B] , [C] en verdachte. Alleen op deze wijze kon de fraude een lange periode onopgemerkt blijven.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op deze manier is omgegaan met gemeenschapsgeld, dat bedoeld is voor mensen die zorg behoeven. In het geval van verdachte gaat het ook nog eens om zorg die zijn eigen moeder nodig had, maar mede door toedoen van verdachte slechts beperkt heeft gekregen. Verdachte heeft hierbij kennelijk alleen maar oog gehad voor eigen financieel gewin. De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf echter ook mee dat verdachte niet kan worden gezien als een hoofddader. De belangrijke rol die verdachte heeft gespeeld maakt hem weliswaar - juridisch gezien - medepleger, maar hij is niet de architect van deze fraudeconstructie.
Persoon verdachte
Verdachte heeft geen opening van zaken gegeven. Deze proceshouding neemt de rechtbank mee in het bepalen van de strafmaat. Het strafblad van verdachte speelt bij het bepalen van de strafmaat geen rol, nu hier geen relevante veroordelingen op staan.
De straf
De oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan bij een benadelingsbedrag tussen € 125.000,00 en € 250.000,00 uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 9 en 12 maanden. De rechtbank ziet echter in de hiervoor genoemde rol van verdachte bij het bewezenverklaarde en het feit dat niet het gehele bedrag van € 128.141,00 bij verdachte is terechtgekomen aanleiding om (in het voordeel van verdachte) af te wijken van deze oriëntatiepunten.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 28 mei 2018 als verdachte is verhoord. Sindsdien zijn twee jaren en bijna zeven maanden verstreken. De redelijke termijn waarbinnen een zaak dient te worden afgedaan, is daarmee met bijna zeven maanden overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de op te leggen straf te matigen.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar met betrekking tot het bedrag van
€ 73.298,00 en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 2 bewezenverklaarde niet strafbaar voor zover dit ziet op een bedrag van € 9.000 en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
drie (3) maanden;
- beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
200 (tweehonderd) uren;
-beveelt dat voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen;
- beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en L.C. Michon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 januari 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1 primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of het Zilveren Kruis en/of Agis Zorgverzekeringen N.V., heeft bewogen tot heeft bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), in elk geval van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer):
- 128.141 euro, althans 26.618,05 euro en/of 400 euro en/of 10.764 euro en/of 5.859,60 euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde zorg voor budgethouder [budgethouder] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB en/of het Zilveren Kruis en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. voorgehouden en/of voorgewend dat [zorgorganisatie] B.V. voor het/de (totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde en/of gefactureerde (maand)bedrag(en) aan zorg heeft verleend en/of zou gaan verlenen aan [budgethouder] en:
- ( daartoe) een of meer verantwoordingsformulier(en) en/of declaratieformulier(en) en/of of factu(u)r(en) op naam van [budgethouder] ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar de SVB en/of het Zilveren Kruis en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. en/of
- ( aldus) met die/dat verantwoordingsformulier(en) en/of declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) een Persoonsgebonden Budget op naam van [budgethouder] woord en/of doen verantwoorden en/of gedeclareerd en/of doen declareren,
waardoor de SVB en/of (een) zorgkanto(o)r(en) (telkens) is/zijn bewogen tot het definitief toekennen van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de afgifte van het Persoonsgebonden Budget;
feit 1 subsidiair
[zorgorganisatie] B.V. en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of het Zilveren Kruis en/of Agis Zorgverzekeringen N.V., heeft bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), in elk geval van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer):
- 128.141 euro, althans 26.618,05 euro en/of 400 euro en/of 10.764 euro en/of 5.859,60 euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde zorg voor budgethouder [budgethouder] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB en/of het Zilveren Kruis en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. voorgehouden en/of voorgewend dat [zorgorganisatie] B.V. voor het/de (totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde en/of gefactureerde (maand)bedrag(en) aan zorg heeft verleend en/of zou gaan verlenen aan [budgethouder] en:
- ( daartoe) een of meer verantwoordingsformulier(en) en/of declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) op naam van [budgethouder] , ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar SVB en/of het Zilveren Kruis en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. en/of
- ( aldus) met die/dat verantwoordingsformulier(en) en/of declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) een Persoonsgebonden Budget op naam van [budgethouder] verantwoord en/of doen verantwoorden en/of gedeclareerd en/of doen declareren,
waardoor de SVB en/of het Zilveren Kruis en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. (telkens) is/zijn bewogen tot het definitief toekennen van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de afgifte van het Persoonsgebonden Budget,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, aan [zorgorganisatie] B.V. en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) (onder meer) verstrekt:
- ( persoons)gegevens van de budgethouder [budgethouder] en/of
- medische gegevens van de budgethouder [budgethouder] en/of
- de DigiD gegevens en code van de budgethouder [budgethouder] ;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 82.298 euro, althans 23.860 euro en/of 10.550 euro, althans van enig(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en),
(telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing van dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) heeft/hebben verborgen en/of verhuld,
terwijl hij en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voormeld(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
hij en/of zijn mededader(s) (telkens) dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) gebruikt heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voormeld(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich bevinden in het zaaksdossier [budgethouder] van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onderzoeksnummer 6640-2018-2131, in dat dossier doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 351. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, te weten een vonnis van 28 november 2019, vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:5663.
3.Een geschrift, te weten een vonnis van 28 november 2019, vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:5647.
4.Een geschrift, te weten een vonnis van 28 november 2019, vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:5646.
5.Een geschrift, te weten een vonnis van 28 november 2019, vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:5659.
6.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 6.
7.Bijlage 5, pagina 55.
8.Bijlage 5, pagina 56.
9.Bijlage 5, pagina 61 tot en met 65.
10.Bijlage 5, pagina 66.
11.Bijlage 12, pagina 97.
12.Bijlage 12, pagina 98.
13.Bijlage 12, pagina 101.
14.Bijlage 12, pagina 104.
15.Bijlage 12, pagina 100.
16.Bijlage 17, pagina 138 tot en met 139.
17.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 8.
18.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 4.
19.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 16.
20.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 9.
21.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 10.
22.Bijlage 35, pagina 304.
23.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 16.
24.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 17.
25.Bijlage 18, pagina 141
26.Bijlage 31, pagina 298.
27.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 18.
28.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 18.
29.Bijlage 32, pagina 299.
30.Bijlage 32, pagina 301.
31.Bijlage 20, pagina 147.
32.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 20.
33.Bijlage 34, pagina 303.
34.Bijlage 34, pagina 305.
35.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 21.
36.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 21.
37.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 22.
38.Bijlage 12, pagina 96.
39.Bijlage 23, pagina 174.
40.Bijlage 23, pagina 175.
41.Bijlage 02A, pagina 6.
42.Bijlage 02A, pagina 8.
43.Bijlage 02B, pagina 15.
44.Bijlage 02B, pagina 20.
45.Bijlage 02B, pagina 19.
46.Bijlage 02B, pagina 12.
47.Bijlage 26, pagina 222
48.Bijlage 26, pagina 228
49.Bijlage 26, pagina 229
50.Bijlage 26, pagina 230
51.Bijlage 27, pagina 243
52.Bijlage 27, pagina 244
53.Bijlage 27, pagina 247
54.Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 9.
55.Een geschrift, te weten ‘Overboekingen naar en contante stortingen op bankrekeningen [budgethouder] en [verdachte] , bijlage 20, pagina 147.
56.Bijlage 12, pagina 99.