4.3.1Bewijsmiddelen feiten 1 primair en 2
De rechtbank noemt hierna de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert. De bewijsmiddelen worden telkens, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
[zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C]
Op 28 november 2019 zijn [zorgorganisatie] B.V. (hierna: [zorgorganisatie] ), [A], [B]en [C]door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld voor fraude met persoonsgebonden budget (hierna: PGB) gelden, bestaande uit het medeplegen van valsheid in geschriften, oplichting en witwassen. De strafbare feiten bestonden in de kern uit de hierna omschreven handelswijze.
[zorgorganisatie] was in de periode van 2014 tot en met begin april 2018 een Utrechtse zorgorganisatie. [A] , [B] en [C] waren werkzaam voor deze organisatie. [zorgorganisatie] had verschillende cliënten, budgethouders genoemd, die beschikten over een PGB. Ter verkrijging van gelden uit hoofde van een PGB werden bij het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) en de zorgverzekeringsmaatschappij zorgovereenkomsten, verantwoordingsformulieren, declaratieformulieren en facturen ingediend door [zorgorganisatie] en/of de budgethouders en/of familieleden van de budgethouders. Op deze documenten werd meer zorg vermeld dan door [zorgorganisatie] daadwerkelijk aan zorg werd geleverd. Vervolgens hebben [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] een deel van de ontvangen PGB-gelden met de budgethouders gedeeld. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] op deze wijze de SVB, het zorgkantoor en de zorgverzekeringsmaatschappijen hebben opgelicht voor een totaalbedrag van € 4.673.959,00.
Regelgeving PGB
In onderstaande tabel staat weergegeven welke regelgeving PGB van toepassing is op budgethouder [budgethouder] en wie belast is met de uitvoering.
Onderzoek naar budgethouder [budgethouder]
Tijdens de doorzoeking in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] zijn op 4 april 2018 in het bedrijfspand van [zorgorganisatie] zogenaamde ‘verdeellijsten’ aangetroffen.In de periode van 1 januari 2014 tot en met maart 2018 (51 maanden) zijn van 27 maanden zulke lijsten aangetroffen. Op deze verdeellijsten staat achter elke cliëntnaam een percentage.Dit percentage is in deze lijsten ook zichtbaar in bedragen die gerelateerd zijn aan de betreffende factuur. Daarnaast zijn zogenaamde ‘zwarte kasbestanden’ aangetroffen op de computers van [zorgorganisatie] . In de in beslag genomen bedrijfsadministratie van [zorgorganisatie] is geen formele kasadministratie aangetroffen waarin de contante geldstroom was verwerkt. Wel zijn er in de digitale administratie bestanden aangetroffen waarin, onder andere, cliëntnamen en bedragen zijn vermeld.
Op de verdeellijsten en zwarte kasbestanden komt de naam van budgethouder [budgethouder] voor.
[B] is op 11 juli 2018 door de Inspectie SZW verhoord. Tijdens dit verhoor is aan hem een lijst genaamd [verdeellijst] (de rechtbank begrijpt: een verdeellijst van maart 2017) getoond. [B] heeft bevestigd dat op deze lijst werd bijgehouden welke bedragen er met welke cliënt werden gedeeld. Op de lijst staan de cliëntnamen, de facturen, het factuurbedrag en in de kolom ‘betaald’ staat de verdeling met de cliënten. In die kolom staan de bedragen die naar de cliënten toe zijn gegaan, zo heeft [B] verklaard.De percentages op de lijst zien op de verdeling. Als er op de lijst 40% staat, is dit het percentage dat [zorgorganisatie] hield.[B] heeft verder bevestigd dat er lijsten zijn waarop diverse contante opnames en uitgaven staan (de rechtbank begrijpt: zwarte kasbestanden). De bedragen betreffen ‘verdeelbedragen’.Geld dat contant is opgenomen is uitgegeven aan budgethouders.
De inspectie SZW heeft [B] bevraagd over enkele namen op de verdeellijst [verdeellijst] . Voorgehouden is dat er op de lijst achter de naam [budgethouder] een bedrag van € 3.200,00 staat vermeld. [B] heeft verklaard dat dat het bedrag is dat werd uitbetaald.
In het dossier bevindt zich een PGB-zorgovereenkomst tussen budgethouder [budgethouder] en zorginstelling [zorgorganisatie] . De datum van ingang is 1 maart 2013 en aangekruist is dat de overeenkomst geldig is voor onbepaalde tijd. Op de overeenkomst zijn de werkzaamheden ‘persoonlijke verzorging’ en ‘begeleiding’ aangekruist. Het aantal uren dat de zorginstelling verleent is variabel.
Binnen het raamwerk van deze zorgovereenkomst maakte de SVB, op basis van facturering achteraf, de PGB-gelden over naar [zorgorganisatie] . Tot 1 januari 2015 kreeg [budgethouder] het PGB van het zorgkantoor, periodiek bij bevoorschotting, overgemaakt op haar bankrekening. Zij betaalde de facturen rechtstreeks aan [zorgorganisatie] .
In de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 is een totaalbedrag van € 185.380,00 voor zorg op naam van [budgethouder] uitgekeerd door de zorgverzekeraar en/of de SVB.
Volgens de verdeellijsten van [zorgorganisatie] is er middels 30 facturen in de periode van 2014 tot en met 2017 in totaal € 128.141,00 in rekening gebracht voor zorg aan [budgethouder] , waarvan € 82.298,00 is geregistreerd als ‘uitbetaald aan BH’ (de rechtbank begrijpt: uitbetaald aan budgethouder).
In de zwarte kasbestanden zijn met betrekking tot budgethouder [budgethouder] gegevens aangetroffen over 2016 en 2017.
Naast ‘ontvangen bedragen’ zijn er bedragen geregistreerd bij ‘te betalen’. Het totaal hiervan bedraagt € 23.860,00. Bij twee bedragen van respectievelijk € 2.250,00 en € 3.220,00 was de volgende opmerking ingevoegd: ‘1000 hesaptan yollandi ( [A] )’. Vertaald staat hier: ‘1000 overgemaakt vanuit de rekening ( [A] )’.
Onderstaand een overzicht van de bedragen zoals die voorkomen op de verdeellijst van 2017. De bedragen genoemd in de kolom ‘te betalen’ in figuur 1 komen nagenoeg overeen met de
bedragen genoemd in de kolom ‘te betalen’ in tabel 4 (zie hierboven), overzicht zwarte kas bestanden.
PGB-gelden 2014
Uit de zorgovereenkomst van 28 februari 2013 blijkt dat de [zorgorganisatie] vanaf 1 maart 2013 een variabel aantal uren zorg verleent en hiervoor achteraf via facturering een bedrag van € 40,00 per uur in rekening brengt.
Uit een toekenningsbeschikking van 23 december 2013 van het zorgkantoor blijkt dat [budgethouder] PGB toegekend heeft gekregen voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 voor een (netto) bedrag van € 24.618,05.
Op bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [budgethouder] staan 12
bijschrijvingen afkomstig van bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van AGIS ZORGVERZEKERINGEN. In de omschrijving staat ‘ [omschrijving] ’. In totaal betreft het een bedrag van € 24.618,05 aan PGB, bedoeld voor de zorgverlening aan budgethouder [budgethouder] . Op bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] staan 12 bijschrijvingen afkomstig van de bankrekening op naam van [budgethouder] onder vermelding van een factuurnummer. In totaal betreft het een bedrag van € 24.230,00.
Op de verdeellijst over 2014 is één factuur over de maand januari 2014 aangetroffen, ter hoogte van een bedrag van € 2.030,00.
PGB-gelden 2015 - 2017
In de digitale administratie is een zorgplan aangetroffen met als begindatum 1 januari 2016 en als einddatum 1 januari 2018 ten name van [budgethouder] . In dit zorgplan staat bij indicatie ‘verpleging’ 2,5 uur per week en bij indicatie ‘persoonlijke verzorging’ 31 uur per week.
Het dossier bevat drie facturen van [zorgorganisatie] betreffende budgethouder [budgethouder] van
4 januari 2016, 31 december 2016 en 3 april 2017.
Op de factuur van 4 januari 2016 met nummer 2015.1124 is voor ‘Begeleiding groep december 2015’ 10 uren in rekening gebracht voor een bedrag van € 400,00.
Op 13 januari 2016 vond een overboeking plaats van € 400,00 van een bankrekening op naam van de SVB naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] , met als omschrijving: “Naam: SOCIALE VERZEKERINGSBANK SERVICEPUNT PGB//Omschrijving: [omschrijving] ”.
Van de maand december 2015 is een verdeellijst aangetroffen waarop budgethouder [budgethouder] staat. Op de lijst staat het factuurnummer 2015.1124, een factuurbedrag van € 400,00 en er staat een percentage van 30%. Twee kolommen naast het percentage staat een bedrag van € 280,00.
Op de factuur van 31 december 2016 is voor ‘Persoonlijke verzorging, december 2016’ en ‘Verpleging, december 2016’ 248 respectievelijk 22 uren in rekening gebracht voor een totaalbedrag van (€ 9.523,20 + € 1.240,80) € 10.764,00.
In de administratie van [zorgorganisatie] is, bij de factuur, een declaratieformulier aangetroffen van
het Zilveren Kruis. Dit is een formulier waarmee PGB gedeclareerd kan worden bij zorgverzekeraar Zilveren Kruis. Bovenaan het formulier staat: ‘PGB-declaratie’. Het declaratienummer is 2016.1143. Als zorgverlener is ingevuld [zorgorganisatie] BV. Als verzekerde/budgethouder is ingevuld [budgethouder] . Het aantal gedeclareerde uren over de periode van 1 tot en met 31 december 2016 is 248 uren PGB verzorging en 22 uren PGB verpleging voor een totaalbedrag van € 10.764,00.
Op 5 januari 2017 vond een overboeking plaats van € 10.764,00 van een bankrekening op naam van [budgethouder] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] met als omschrijving: “SEPA Overboeking IBAN: [rekeningnummer] BIC: ABNANL2A. Naam: [budgethouder] . Omschrijving: Factuurnummer 2016.1143”.
In de zwarte kasbestanden is over december 2016 onderstaande registratie aangetroffen:
Op de factuur van 3 april 2017 is voor ‘Persoonlijke verzorging maart 2017’ en ‘Verpleging maart 2017’ 135 respectievelijk 11 uren in rekening gebracht voor een totaalbedrag van (€ 5.232,60 + € 627,00) € 5.859,60.
In de administratie van [zorgorganisatie] is, bij de factuur, een declaratieformulier aangetroffen van het Zilveren Kruis. Dit is een formulier waarmee PGB gedeclareerd kan worden bij zorgverzekeraar Zilveren Kruis. Bovenaan het formulier staat: ‘PGB-declaratie’. Het declaratienummer is 2017.0272. Als zorgverlener is ingevuld [zorgorganisatie] BV. Als verzekerde/budgethouder is ingevuld [budgethouder] . Het aantal gedeclareerde uren over de periode 1 tot en met 31 maart 2017 is 135 uren PGB verzorging en 11 uren PGB verpleging voor een totaalbedrag van € 5.859,60.
Op 7 april 2017 vond een overboeking plaats van € 5.859,60 van een bankrekening op naam van de budgethouder [budgethouder] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] , met als omschrijving: “ [omschrijving] ”.
Van de maand maart 2017 is een verdeellijst aangetroffen waarop budgethouder [budgethouder] staat.Op de lijst staat het factuurnummer 2017.0272, een factuurbedrag van € 5.859,60 en er staat een percentage van 45%. Naast het percentage staat het bedrag € 3.222,78 in de kolom “te betalen”.
[B] heeft op 11 juli 2018 tijdens een verhoor van de Inspectie SZW verklaard, dat hij de facturen opmaakte bij [zorgorganisatie] . Daarnaast maakte hij de werkbrieven op basis van de informatie, onder meer de indicatie en de zorguren, die hij kreeg van [A] of de afdeling van [A] . Nadat [B] de facturen had gemaakt, gaf hij deze aan [A] . Hij controleerde de facturen. Daarna werd een deel van de facturen opgestuurd naar cliënten en het andere deel werd ingediend bij de SVB. Van sommige cliënten werd de declaratie door [B] en [A] gedaan. Zij beschikten hiervoor over de DigiD van de cliënt om dit te kunnen doen.
Tijdens doorzoekingen op 4 april 2018 in de woningen en kantoren van [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] zijn onder meer laptops in beslag genomen en zijn er kopieën gemaakt van datadragers. Vervolgens zijn de digitale gegevens die hierop stonden onderzocht. Hierbij zijn onder meer lijsten aangetroffen met DigiD’s.Uit verder onderzoek is naar voren gekomen dat het indienen van facturen bij de SVB voor budgethouder [budgethouder] is gedaan vanaf drie IP-adressen, waaronder twee IP-adressen welke behoren tot het adres [adres] in [woonplaats] , de locatie waar bedrijfsactiviteiten van [zorgorganisatie] plaatsvonden.
[budgethouder] is op 23 mei 2018 door de Inspectie SZW verhoord. Zij heeft verklaard dat [zorgorganisatie] zorg aan haar heeft verleend. [budgethouder] heeft verder verklaard dat zij niets weet van facturen of PGB.Nadat haar de factuur van 3 april 2017 werd getoond heeft zij verklaard dat zij (de rechtbank begrijpt: [zorgorganisatie] ) haar echt niet zoveel verzorging hebben verleend.
Verdachte is op 28 en 29 mei 2018 door de Inspectie SZW verhoord en heeft bevestigd dat hij samen met zijn ex-vrouw de belangen behartigde van zijn moeder (de rechtbank begrijpt: [budgethouder] ). Verdachte heeft samen met zijn ex-vrouw de zorg voor zijn moeder aangevraagd en alles daaromheen geregeld. Verdachte had bij [zorgorganisatie] contact met [A] . Verdachte controleerde het aantal uren. Zij (de rechtbank begrijpt: [zorgorganisatie] ) lieten hem de uren zien en vroegen of die klopten. Op de vraag of zij zelf de declaraties instuurden naar het zorgkantoor heeft verdachte bevestigend geantwoord.Verder heeft hij verklaard dat hij de ontvangen gelden van [A] heeft gebruikt voor de verbouwing van zijn badkamer en aankoop van een kast en een bed.Ook heeft hij geld aan zijn kinderen gegeven en besteed aan een vakantie.
Het woonadres van verdachte bevindt zich in [woonplaats] .
De getuige [getuige 1] heeft op 5 november 2018 tegenover de Inspectie SZW verklaard dat zij vanaf september 2013 bij [zorgorganisatie] heeft gewerkt.Zij heeft ruim 3 jaar hulp gegeven aan [budgethouder] .Zij verrichtte de werkzaamheden op oproepbasis. Soms werd ze achter elkaar opgeroepen, soms ook niet. Als zij werd opgeroepen verleende ze 2 à 3 uur zorg per dag/keer. De werkzaamheden bestonden uit huishoudelijke taken, gesprekken voeren en buiten wandelen.Ze verleende geen persoonlijke verzorging.
De getuige [getuige 2] heeft op 15 november 2018 tegenover de Inspectie SZW verklaard dat zij vanaf januari 2017 zorg heeft verleend aan [budgethouder] .Zij verrichte huishoudelijke werkzaamheden, hielp haar met aankleden en begeleidde haar naar afspraken, bijvoorbeeld naar het ziekenhuis. Ook haalde ze medicijnen voor haar bij de apotheek.Ze verleende 12 uur zorg per week.
Overboekingen bankrekening [budgethouder] en verdachte
Op de bankrekeningen op naam van [budgethouder] zijn geen ontvangsten te zien afkomstig van bankrekeningen op naam van [zorgorganisatie] , [A] , [B] of [C] .
Op de bankrekening op naam van verdachte zijn zeven bijboekingen te zien afkomstig
van bankrekeningen op naam [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [D] , de vrouw van [B] . Dit betreft een totaalbedrag van € 10.550,00.Bij vijf overboekingen staat geen nadere omschrijving. Bij de overboeking van € 1.000,00 op 10 februari 2017 staat in de omschrijving: ‘Gule gule kullan’. Vertaald staat hier: ‘Geniet ervan, veel plezier ermee’. Bij de overboeking van € 1.550,00 op 14 augustus 2017 staat in de omschrijving: ‘lening’. Beide overboekingen zijn afkomstig van een bankrekeningnummer op naam van [A] .
[B] heeft op 11 juli 2018 verklaard dat een aantal betalingen aan cliënten via de bankrekeningen ging. Als hij via de bank aan een cliënt moest betalen, dan kreeg hij dit van [A] te horen. [A] gaf dan aan dat het een lening aan de cliënt was. [B] moest het dan als lening boeken.
Bewijsoverwegingen feit 1
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [zorgorganisatie] en de moeder van verdachte, [budgethouder] , waren overeengekomen dat [zorgorganisatie] vanaf 1 maart 2013 zorg zou verlenen en deze zorg op basis van facturering achteraf bij [budgethouder] in rekening werd bracht. De facturen die door [zorgorganisatie] zijn opgemaakt lagen ten grondslag aan de verantwoordingsformulieren op basis waarvan Agis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Agis) PGB uitkeerde aan [budgethouder] . Na 1 januari 2015 betaalden de SVB dan wel Zilveren Kruis het PGB aan [budgethouder] op basis van de door [zorgorganisatie] opgemaakte facturen. Zowel op de rekening van [budgethouder] als op de rekening van [zorgorganisatie] zijn de uitgekeerde bedragen terug te vinden.
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft in de vonnissen van 28 november 2019 reeds geconcludeerd dat de zorg die door [zorgorganisatie] aan budgethouders werd gefactureerd in werkelijkheid niet (volledig) is verleend. De bewijsmiddelen in dit vonnis bevestigen dat dit in het individuele geval van [budgethouder] niet anders is.
Uit de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat er vanaf 2014 tot 2018 wekelijks ongeveer 12 uren aan zorg werd verleend. Deze zorg bestond voornamelijk uit huishoudelijke taken. Uitgaande van deze uren, afgezet tegen de veel hogere aantallen uren die zijn gedeclareerd, kan het niet anders dan dat er door [zorgorganisatie] veel meer uren zijn gefactureerd dan er daadwerkelijk zijn verleend aan zorg. De rechtbank ziet dit ook bevestigd in de reactie van [budgethouder] op de aan haar getoonde factuur van april 2017. Zij heeft immers verklaard dat zij echt niet zoveel zorg heeft gekregen.
Uit de bij [zorgorganisatie] aangetroffen schaduwboekhouding, in de vorm van verdeellijsten en zwarte kasbestanden waarop [budgethouder] diverse malen voorkomt, de verklaringen van [B] hierover en het nadere onderzoek dat is verricht naar diverse facturen leidt de rechtbank af dat een deel van de PGB-gelden van [budgethouder] is gedeeld. De PGB-gelden die zijn gedeeld zijn dus niet besteed aan de op de facturen vermelde uren verzorging en verpleging van [budgethouder] .
Gelet op het voorgaande, bezien in het licht van de veroordelingen van [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] in de vonnissen van 28 november 2019, concludeert de rechtbank dat in de jaren 2014 tot en met 2017 structureel te veel zorg is gefactureerd en gedeclareerd bij Agis, Zilveren Kruis dan wel de SVB. Door het aangaan van zorgovereenkomsten en het daarbinnen goedkeuren van niet-geleverde zorguren, het accorderen en indienen van onjuiste facturen en declaratieformulieren zijn de instanties die het PGB verstrekten opgelicht. Zij hebben op grond hiervan meer PGB-gelden uitgekeerd dan waar budgethouder [budgethouder] daadwerkelijk recht op had. Wanneer deze instanties op de hoogte waren geweest dat er een groot deel van de zorg niet werd verleend, dan waren de PGB-gelden niet verstrekt. Uit de structurele manier van werken en de termijn waarover dit is volgehouden, leidt de rechtbank af dat het oogmerk was gericht op wederrechtelijke bevoordeling. Dat de instanties die PGB-gelden hebben verstrekt zijn opgelicht, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Voor de vaststelling van de periode waarin de oplichting heeft plaatsgevonden en de hoogte van het oplichtingsbedrag gaat de rechtbank uit van de verdeellijsten van [zorgorganisatie] . Hieruit blijkt dat er in de periode van januari 2014 (eerste factuur op verdeellijst) tot en met november 2017 (laatste factuur op verdeellijst) in totaal € 128.141,00 aan PGB-gelden verkregen van Agis, Zilveren Kruis dan wel de SVB is gedeeld.
De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen, van oordeel dat niet de budgethouder, [budgethouder] , maar haar zoon, verdachte, degene is met wie de PGB-gelden zijn gedeeld.
In de eerste plaats omdat verdachte (samen met zijn ex-vrouw) de belangen behartigde van zijn moeder en de zorg voor zijn moeder en alles daaromheen heeft aangevraagd en geregeld. De rechtbank maakt daaruit op dat [budgethouder] niet haar eigen zorg met [zorgorganisatie] regelde, maar dat verdachte dit deed. In de tweede plaats omdat verdachte, zo blijkt uit zijn eigen verklaring, de zorguren aan zijn moeder zelf controleerde en hij contact had met [A] . In de derde plaats omdat is gebleken dat niet [budgethouder] , maar verdachte geld heeft ontvangen van [zorgorganisatie] , [A] , [B] en van de vrouw van [B] .
De PGB-gelden zijn bovendien niet alleen met verdachte gedeeld, maar verdachte heeft een sleutelrol vervuld bij het verkrijgen van die gelden. [zorgorganisatie] maakte de facturen weliswaar op, maar het was verdachte die deze goedkeurde en aan de hand daarvan declareerde bij Agis, Zilveren Kruis dan wel de SVB.
Gelet op vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, samen met [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] , door het (laten) indienen van onjuiste declaratieformulieren en facturen Agis, Zilveren Kruis en de SVB heeft opgelicht.
Bewijsoverwegingen feit 2
Uit de verdeellijsten blijkt dat van het vastgestelde bedrag waarvoor Agis, Zilveren Kruis en de SVB zijn opgelicht van € 128.141,00, een bedrag van € 82.298,00 is gedeeld met verdachte. Nu dit bedrag door oplichting is verworven is het van misdrijf afkomstig. In onderhavig geval is het geldbedrag van eigen misdrijf afkomstig.
Witwashandelingen
Verdachte en de medeverdachten hebben het bedrag van € 82.298,00 verworven en voorhanden gehad. Een deel daarvan is door [zorgorganisatie] overgedragen door vanuit de bankrekeningen op naam van [zorgorganisatie] , [A] , [B] en de vrouw van [B] zeven overboekingen te doen naar de bankrekening van verdachte. Verdachte heeft op deze wijze in totaal een bedrag van € 10.550,00 ontvangen. De verklaring van verdachte hierover, namelijk dat het een lening van [A] aan hem persoonlijk betrof, acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu [B] heeft verklaard dat door [zorgorganisatie] vaker gedeelde PGB-gelden werden overgemaakt aan budgethouders met als omschrijving ‘lening’.
Het overige deel van de € 82.298,00 is cash door één van de medeverdachten op verschillende momenten aan verdachte overhandigd. Er hebben contante geldopnames plaatsgevonden om daarmee het gedeelde zorggeld te betalen aan budgethouders of hun familieleden. Mede gelet op de bevindingen over de zwarte kasbestanden, waarin de contante betalingen werden bijgehouden en waarin de naam van [budgethouder] voorkomt, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte een bedrag van (€ 82.298,00 - € 10.550) € 71.748,00 contant heeft ontvangen van [zorgorganisatie] . Daarmee er sprake van omzetting. Daarnaast heeft verdachte een deel van het geld gebruikt voor onder meer een verbouwing van zijn woning, aankoop van goederen, heeft hij gelden aan zijn kinderen gegeven en besteed aan een vakantie.