ECLI:NL:RBMNE:2024:2486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
16/234709-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd tegen een persoon en een voertuig, met een significante bijdrage van de verdachte

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 september 2022 openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon en een voertuig in Amersfoort. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren. Het slachtoffer werd op de openbare weg ingesloten door twee voertuigen, waarbij de verdachte een initiërende rol speelde en bijdroeg aan een sfeer van ontremming. De rechtbank kon niet met zekerheid vaststellen wie welke geweldshandelingen heeft verricht, maar concludeerde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Het verweer van de verdachte, dat hij enkel een burgeraanhouding wilde verrichten, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat het geweld dat werd gebruikt niet in verhouding stond tot het doel van de aanhouding en dat de verdachte niet alleen het slachtoffer wilde overdragen aan de politie, maar ook uit was op een confrontatie. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in vereniging geweld had gepleegd, en dat hij ook het opzet had op dit geweld. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op, met inachtneming van de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/234709-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 26 maart 2024 (inhoudelijke behandeling) en 9 april 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 september 2022 te Amersfoort openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of een personenauto Audi A3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, nu niet bewezen kan worden dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft gehad in het ten laste gelegde geweld. Daarnaast ontbreekt bij verdachte het (voorwaardelijke) opzet op het plegen van geweld tegen personen en goederen.
De standpunten van de verdediging worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 14 september 2022 om 17:00 uur naar een afspraak ging met [slachtoffer] te [plaats] . Mijn vrouw heeft zich op Twitter voorgedaan als mijn dochter en heeft deze afspraak gemaakt. Ik heb mijn familie opgetrommeld om mee naar die afspraak te gaan en ik heb hun uitgelegd wat er aan de hand was. Ik was de bestuurder van de Audi A8 en ik heb mijn auto achter de auto gezet waar [slachtoffer] in zat. Ik ben daarna de auto uit gegaan en ik heb bij de deur van de auto van [slachtoffer] gestaan. Ik heb geschreeuwd en ik heb geroepen dat hij een pedo is.
U houdt mij de foto’s van chatberichten, opgenomen op pagina 166 tot en met 212 van het einddossier, voor. Ik ben ervan geschrokken dat ik die berichten naar mijn vrouw heb gestuurd.
Een proces-verbaal van bevindingen getuige [getuige 1] , genummerd PL0900-2022272356-13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 september 2022, hoorde ik getuige [getuige 1] het volgende verklaren:
- rond 17:00 uur was ik aanwezig op de [straat 1] in [plaats] ;
- ik zag dat twee donkerkleurige voertuigen met piepende banden een ander voertuig,
een Audi, van voren en van achteren insloot;
- ik zag dat er een groep van 6 tot 8 personen uit deze voertuigen sprongen en naar
de Audi renden;
- ik zag dat één van deze personen met een op een hamer gelijkend voorwerp, op de auto sloeg;
- ik zag dat meerdere personen de deuren van de Audi open trokken, de Audi indoken
en dat zij de persoon die in de Audi zat, aanvlogen;
- ik zag dat een persoon via de bijrijders kant trappende bewegingen maakte de auto in, naar de persoon die in de Audi zat;
- ik zag dat er later een voorwerp, mogelijk een hamer, de bosschages naast het
incident gegooid werd. [2]
Een proces-verbaal van bevindingen getuige [getuige 2] , genummerd PL0900-2022272356-24, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 september 2022 hoorde ik [getuige 2] als getuige. Ik hoorde haar het volgende verklaren:
Ik was aan het werk toen ik een harde klap hoorde. Ik ben hierop naar het raam
gelopen dat uitkijkt op de [straat 1] . Ik zag toen dat er precies voor ons pand
drie personenauto's stonden. Ik zag dat een van deze auto's tegen het verkeer in was
gereden en de doorgang van de andere auto's blokte. Ik zag dat er rond het middelste voertuig ongeveer 5 mannen stonden. Drie aan de bestuurderszijde en twee aan de bijrijderszijde. Ik zag dat een van deze mannen via de bijrijderszijde door het geopende portier trapbewegingen maakte in de richting van de bestuurder. Ik zag nog iemand die de ruiten van dit voertuig stuk trapte. Aan de bestuurderszijde zag ik dat een man door de ruit van het bestuurdersraam insloeg op de bestuurder. Het geweld heeft ongeveer 6 tot 7 minuten geduurd. [3]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2022272356-26, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 14 september 2022 kwamen wij ter plaatse op de [straat 1] . Ik zag drie donkerkleurige voertuigen op een rij geparkeerd staan. Ik zag dat er een zwart gekleurde BMW X5 met de neus tegenover een donkerkleurige Audi A3 stond. Ik zag dat er achter deze Audi A3 een zwartkleurige Audi A8 stond met draaiende motor. Ik zag dat de ruiten van de Audi A3, stuk waren en dat er deuken in de motorkap van het voertuig zaten. Ik zag dat er ronde, holle afdrukken in de voorruit van de Audi zaten. Ik had gehoord van een getuige [
de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 1]] dat er een voorwerp de bosschages was in gegooid door één van de verdachten. Ik zocht in de bosschages op de [straat 1] naast de geparkeerde voertuigen. Ik zag daar in het lange gras een wielmoersleutel liggen. Ik zag dat er op het uiteinde van deze wielmoersleutel kleine krasjes zaten. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2022272356-27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 14 september 2022, zag ik, verbalisant [verbalisant] , op de [straat 1] een drietal zwarte personenauto's staan met daar omheen meerdere mannen. Ik zag dat het middelste voertuig een Audi betrof. Ik zag dat van dit voertuig de achterruit was vernield en de ruit van de linker achter en voorportier was vernield. In dit voertuig zag ik een man half liggend en half zittend op de bestuurdersstoel zat. Ik zag dat deze man met ontbloot bovenlijf zat. Ik heb de man aangesproken en vroeg hem wat er was gebeurd. Ik zag dat de man wel bij kennis was, maar geen antwoord gaf op mijn vraag. Het duurde even voor ik tot de man doordrong en ik zijn gegevens kon overnemen van zijn rijbewijs. De bestuurder bleek te zijn: [slachtoffer] .
Ik zag dat hij steeds vaker wegzakte. Ik zag verder dat de man een wond had aan de
linkerzijde van zijn hoofd en verder op het bovenlijf meerdere rode strepen. [5]
Een geschrift, te weten foto’s van chatgesprekken op de telefoon van [verdachte] , genummerd PL0900-2022272356-64, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bericht van ‘Vrouwtje’ aan [verdachte] :
Ik moet weten hoe die jongen heet op twitter
Ik wil hem lokken [6]
[…]
Berichten van [verdachte] aan ‘Vrouwtje’:
Je kan toch lokken
Maar dan moetmik hem Vermoorden [7]
[…]
Bericht van ‘Vrouwtje’ aan [verdachte] :
Nu antwoord die niet meer
Bericht van [verdachte] aan ‘Vrouwtje’:
[…] laat het even
Ik ga hem dood make ik ga vast zitten [8]
[…]
Bericht van [verdachte] aan ‘Vrouwtje’:
Ik ga met heel mij [.] familie
Berichten van ‘Vrouwtje’ aan [verdachte] :
[.] lief
Niet doen
Berichten van [verdachte] aan ‘Vrouwtje’:
Wel moet
Die jonge moet ziet hele [.] leger
We gaan hem klemmen
Allemaal waggies om ze [.] moeder geen
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 14 september 2022 heeft de vrouw van verdachte, zich voordoende als de dochter van verdachte, via Twitter een afspraak gemaakt met [slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer). Verdachte gaat naar deze afspraak toe en vraagt verschillende familieleden en een werknemer, medeverdachte [medeverdachte] , om met hem mee te gaan. Ter plaatse wordt de auto van het slachtoffer door twee voertuigen, waaronder de auto van verdachte, ingesloten. Uit deze auto’s springen meerdere personen die naar het voertuig van het slachtoffer rennen. Vervolgens wordt door deze personen geweld toegepast op het slachtoffer en het voertuig waar hij in zit. De ramen van het voertuig worden ingeslagen en ingetrapt en er wordt met een wielmoersleutel op de vooruit van de auto geslagen. Getuigen zien dat het slachtoffer in zijn auto wordt aangevlogen en dat in zijn richting wordt getrapt en geslagen. Uit het letsel dat verbalisanten bij het slachtoffer waarnemen, en de toestand waarin zij hem aantreffen, te weten het vaak wegzakken van het slachtoffer, blijkt dat flink geweld is toegepast op het lichaam en op het hoofd van het slachtoffer.
Anders dan de verdediging stelt, is voldoende komen vast te staan dat er geweld is uitgeoefend door de inzittenden van de auto’s die de Audi A3 van het slachtoffer hebben klemgereden.
Significante en wezenlijke bijdrage
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Die bijdrage hoeft zelf niet van gewelddadige aard te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is echter niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte geen significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. Verdachte zou zelf geen geweldshandelingen hebben gepleegd. Het zich niet distantiëren van het geweld en daarmee de groep getalsmatig versterken is onvoldoende voor een veroordeling voor openlijk geweld, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft met zijn vrouw contact gehad over het maken van een afspraak met het slachtoffer. Dit blijkt uit de tussen hen gevoerde chatgesprekken en uit de verklaring van verdachte op zitting. Uit de toon van de gevoerde chatgesprekken blijkt dat verdachte boos was op het slachtoffer. Verdachte geeft meerdere keren aan dat hij het slachtoffer dood gaat of moet maken. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn familie heeft opgetrommeld om mee te gaan naar de afspraak met het slachtoffer. In de chatberichten die verdachte heeft gestuurd aan zijn vrouw noemt verdachte ook de intentie van de afspraak, namelijk om met zijn hele familie het slachtoffer te ‘
klemmen’ met ‘
allemaal waggies’. Dit is vervolgens ook gebeurd: verdachte heeft zijn auto achter de auto van het slachtoffer geplaatst en samen met een ander voertuig het slachtoffer ingesloten. Verdachte verklaart vervolgens dat hij ter plaatse langs het voertuig van het slachtoffer heeft gestaan, dat hij heeft geschreeuwd en het slachtoffer heeft uitgemaakt voor ‘
pedo’.
De rechtbank kan weliswaar niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen wie welke geweldshandelingen (tegen de Audi A3 en tegen het slachtoffer) heeft verricht, maar wel dat verdachte het gepleegde geweld heeft bevorderd. Dat heeft hij gedaan door meerdere familieleden en een werknemer mee te nemen naar de door hem geplande confrontatie met het slachtoffer, de auto van het slachtoffer klem te rijden, tegelijk met de meegekomen personen de auto uit te stappen, naar de auto van het slachtoffer toe te lopen en – ten slotte – te schreeuwen en het slachtoffer voor pedo uit te maken. Hiermee is verdachte meegegaan in de aanvalsgolf en heeft hij bijgedragen aan de algehele sfeer van ontremming. Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld.
Opzet op geweld
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat bij verdachte het (voorwaardelijk) opzet ontbreekt op geweld. Verdachte wilde alleen een burgeraanhouding verrichten.
De rechtbank stelt vast dat de gedragingen van verdachte en medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op het bewust en gewild in vereniging plegen van geweld tegen het slachtoffer en zijn auto. De gedragingen gaan veel verder dan hem in bedwang (willen) houden om hem aan de politie te kunnen overdragen. Verdachte en medeverdachten hadden het slachtoffer met hun voertuigen ingesloten en stonden met (minstens) vijf man rondom het voertuig van het slachtoffer. Hiermee was het voor het slachtoffer niet mogelijk om te vluchten. Het was niet nodig om geweld te gebruiken om te voorkomen dat verdachte weg zou vluchten. Naar haar uiterlijke verschijningsvorm was dat geweld veeleer gericht op een afrekening.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte ook het opzet had op het in vereniging plegen van het geweld, waarmee het tenlastegelegde is bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 september 2022 te [plaats] , openlijk, op aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , en een goed, te weten een personenauto Audi A3, door- de personenauto waarvan die [slachtoffer] de bestuurder was klem te rijden en- portieren van de personenauto van die [slachtoffer] open te trekken en- vervolgens, terwijl die [slachtoffer] nog in de personenauto zat, trappende en slaande bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer] en- meermalen te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] en- meermalen tegen de autoruiten van de personenauto van die [slachtoffer] te trappen en- meermalen met een moersleutel op de motorkap van de personenauto van die [slachtoffer] te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte alleen een burgeraanhouding wilde verrichten nu [slachtoffer] als (vermoedelijk) meerderjarige seks had met zijn 15 jarige dochter. Voor zover de verdediging hiermee heeft willen aanvoeren dat de wederrechtelijkheid van de geweldshandelingen ontbreekt, overweegt de rechtbank als volgt.
Juridisch kader burgeraanhouding
De rechtbank stelt voorop hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 5 maart 2019:
‘Op grond van art. 53 Sv is het een burger toegestaan om tot aanhouding over te gaan, mits sprake is van een geval van ontdekking op heterdaad en de aanhouding tot doel heeft de verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar. In het geval van een dergelijke 'burgeraanhouding' mogen die handelingen worden verricht die in de gegeven omstandigheden noodzakelijk zijn om de verdachte onder controle te krijgen, waar nodig met gepaste dwang of geweld, teneinde hem (onverwijld) te kunnen overdragen aan een opsporingsambtenaar. De vraag welke handelingen in het geval van een dergelijke 'burgeraanhouding' mogen worden verricht teneinde de verdachte onder controle te krijgen en hem te kunnen overdragen aan een opsporingsambtenaar dient te worden beantwoord aan de hand van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Van de ene persoon mag in dit verband op grond van zijn hoedanigheid of bijzondere vaardigheden meer worden gevergd op het vlak van de proportionaliteit dan van een ander, waarbij de proportionaliteitseis ertoe strekt te beoordelen of het optreden niet in onredelijke verhouding staat tot het te bereiken doel.’ [10]
Doel aanhouding
Ten aanzien van het doel van de aanhouding overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer wilde aanhouden en overdragen aan de politie en dat hij ter plaatse ook zelf de politie heeft gebeld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte op basis van de chats tussen het latere slachtoffer en (de telefoon van) zijn dochter alsmede haar verklaringen de politie al had kunnen inschakelen. Dat heeft verdachte niet gedaan. In plaats daarvan heeft hij zelf een “heterdaad situatie” gecreëerd. In haar bewijsoverwegingen heeft de rechtbank al vastgesteld dat het doel van de afspraak niet alleen de aanhouding van het slachtoffer is geweest. Verdachte is uit geweest op een confrontatie met het slachtoffer, waarbij de door verdachte gecreëerde “heterdaad situatie” eerder kenmerken vertoont van een afrekening dan van een burgeraanhouding. Daarom kan niet gezegd worden dat verdachte enkel het doel heeft gehad om [slachtoffer] onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar.
Proportionaliteit
Ten aanzien van de vraag of verdachte binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft gehandeld overweegt de rechtbank voorts nog als volgt. Die grenzen worden in de jurisprudentie ruim getrokken in het geval van het (doorgaans) onverwachte karakter van zo’n burgeraanhouding. In de onderhavige zaak heeft verdachte echter zelf een heterdaadsituatie gecreëerd door zich samen met zijn vrouw voor te doen als zijn minderjarige dochter en in die hoedanigheid met het latere slachtoffer af te spreken. Om die reden dient de eis van proportionaliteit streng te worden getoetst.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde handelingen van verdachte en zijn medeverdachten niet proportioneel waren. Die handelingen gingen veel verder dan het in bedwang (willen) houden van het slachtoffer teneinde hem aan de politie te kunnen overdragen. Het forse geweld dat is uitgeoefend op het slachtoffer alsook op zijn auto was niet nodig voor die overdacht (subsidiariteit), en stond evenmin in redelijke verhouding tot het te bereiken doel (proportionaliteit).
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het beroep op het ontbreken van wederrechtelijkheid.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 150 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, gelet op de achtergrond van het incident, de taakstraf te matigen en daarnaast niet nog een gevangenisstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst en omstandigheden van het feit
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Het slachtoffer is op de openbare weg ingesloten door twee voertuigen. Verdachte heeft een initiërende rol gehad en heeft ter plaatse bijgedragen aan een sfeer van ontremming. Verdachten hebben vervolgens fiks geweld toegepast op het slachtoffer en de auto waarin hij zat, met letsel en schade tot gevolg. Voor het slachtoffer is dit een zeer bedreigende en beangstigende situatie geweest. De geweldpleging heeft zowel inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer als op de openbare orde. Ook omstanders zijn ongewild getuige geweest van het geweld.
Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachten een inbreuk gemaakt op het geweldsmonopolie van de overheid. Het gebruik van dwangmiddelen ligt niet zonder reden bij de opsporingsinstanties en uitzonderingen daarop zijn slechts in bijzondere gevallen toegelaten. De rechtbank vind het kwalijk dat verdachte heeft gehandeld uit eigenrichting.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 15 februari 2024. Daarin ziet de rechtbank geen aanleiding om lichter or zwaarder te straffen.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor openlijk geweld met enig lichamelijk letsel ten gevolge uit van een taakstraf van 150 uur. Gelet op de ernst van het toegepaste geweld, het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen en de schade die is toegebracht aan de auto van het slachtoffer vindt de rechtbank deze straf ook passend. De rechtbank zal de officier van justitie niet volgen in haar eis om aan verdachte daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Naar mening van de rechtbank is de rol die verdachte heeft gehad voorafgaand aan de geweldpleging, hoewel zeker kwalijk, niet van dien aard dat naast de op te leggen taakstraf nog een andere straf moet volgen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 150 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63, 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2022 te Amersfoort, althans in Nederland, openlijk, te weten, op/aan de [straat 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] en/of een goed te weten een personenauto Audi A3, door
- de personenauto waarvan die [slachtoffer] de bestuurder was klem te rijden en/of
- een of meer portier(en) van de personenauto van die [slachtoffer] open te trekken en/of
- (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] nog in de personenauto zat een of meer trappende en/of slaande bewegingen te maken naar die [slachtoffer] , althans in de richting van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen de autoruiten van de personenauto van die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen en/of
- meermalen, althans eenmaal met een moersleutel, althans met een hard voorwerp, op de motorkap van de personenauto van die [slachtoffer] te slaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 september 2022 en van 22 september 2022, genummerd PL0900-2022272356, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 252. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 17.
3.Pagina 21.
4.Pagina 24.
5.Pagina 26.
6.Een geschrift, te weten foto’s van chatgesprekken op de telefoon van [verdachte] , pagina 184.
7.Een geschrift, te weten foto’s van chatgesprekken op de telefoon van [verdachte] , pagina 183.
8.Een geschrift, te weten foto’s van chatgesprekken op de telefoon van [verdachte] , pagina 195.
9.Een geschrift, te weten foto’s van chatgesprekken op de telefoon van [verdachte] , pagina 208.
10.Hoge Raad 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:304, r.o. 2.5.