Op 23 april 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland het wrakingsverzoek van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster, die gedetineerd is, had een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters N. van Esch, R.P.P. Hoekstra en D.S. Terporten-Hop in haar strafzaak. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechters partijdig waren door een bevel tot medebrenging te gelasten, terwijl verzoekster niet kon verschijnen vanwege griep. Daarnaast werd aangevoerd dat de inschakeling van een GGD-arts en de afwijzing van een aanhoudingsverzoek onterecht waren en leidden tot een gevoel van wantrouwen bij verzoekster.
De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek tijdig was ingediend, maar dat de nieuwe wrakingsgrond over het overleg met de advocaat voor het GGD-onderzoek buiten beschouwing werd gelaten. De rechters hadden hun beslissingen, waaronder het bevel medebrenging en de inschakeling van de GGD-arts, voldoende gemotiveerd en deze beslissingen werden als procesbeslissingen aangemerkt, die geen grond voor wraking kunnen vormen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond.
De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. J.G. Nicholson en de leden mr. D. Wachter en mr. P.M. Leijten, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.