ECLI:NL:RBMNE:2024:2349

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
10833908 UE VERZ 23-393
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschriftprocedure Handelsnaamwet: Geen handelsnaaminbreuk tussen twee B.V.'s met verschillende doelgroepen en activiteiten

In deze zaak heeft [naam verzoekster] B.V. op 7 december 2023 een verzoekschrift ingediend tegen [naam belanghebbende] B.V. op grond van artikel 6 van de Handelsnaamwet, met de stelling dat [naam belanghebbende] B.V. inbreuk maakt op haar handelsnaam. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 februari 2024, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de handelsnamen van beide B.V.'s slechts in geringe mate van elkaar afwijken, maar dat de aard van de ondernemingen en hun doelgroepen aanzienlijk verschillen. Hierdoor is verwarring bij het publiek niet aannemelijk. De kantonrechter heeft het verzoek van [naam verzoekster] B.V. afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van [naam belanghebbende] B.V. De beslissing is op 17 april 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
Beschikking van 17 april 2024
in de zaak met zaaknummer / rekestnummer 10833908 / UE VERZ 23-393 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam verzoekster] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
verzoekster, hierna ook te noemen: [naam verzoekster] B.V.,
gemachtigde: P.W.J.C. van Peer te Leusden,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam belanghebbende] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 2] en kantoorhoudende te [plaats 3] ,
belanghebbende, hierna ook te noemen: [naam belanghebbende] B.V.,
gemachtigde: A. Nowee te Driebergen-Rijsenburg.

1.Het procesverloop

1.1.
[naam verzoekster] B.V. heeft op 7 december 2023 een verzoekschrift met producties ingediend. Daar heeft [naam belanghebbende] B.V. op gereageerd met een verweerschrift met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 februari 2024. Aan de kant van [naam verzoekster] B.V. is verschenen de heer [A] , bijgestaan door mr. van Peer. Aan de kant van [naam belanghebbende] B.V. zijn de heren [B] en [C] , beiden bestuurder van [naam belanghebbende] B.V., verschenen. Zij werden vergezeld door mevrouw [D] , officemanager bij [naam belanghebbende] B.V. en bijgestaan door mr. Nowee. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Daarna is uitspraak bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
De heer [A] drijft sinds 1 september 2009 als eenmanszaak een onderneming. Volgens verzoekster werd deze eenmanszaak gedreven onder de naam [naam verzoekster] . Op 5 april 2022 heeft de heer [A] zijn eenmanszaak ondergebracht in [naam verzoekster] B.V. die eveneens de handelsnaam [naam verzoekster] voert. [naam verzoekster] B.V. is gevestigd in [plaats 1] .
2.2.
Sinds januari 2020 drijft [naam belanghebbende] B.V. een onderneming onder de handelsnaam [naam belanghebbende] . Het kantoor van [naam belanghebbende] B.V. staat in [plaats 3] .
2.3.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [naam verzoekster] B.V. [naam belanghebbende] B.V. medegedeeld dat [naam belanghebbende] B.V. (onder meer) onrechtmatig en in strijd met artikel 5 Handelsnaamwet (hierna: Hnw) handelt door het voeren van de naam [naam belanghebbende] B.V. en haar gesommeerd om binnen zeven dagen na dagtekening van de brief schriftelijk te bevestigen dat zij met onmiddellijke ingang het gebruik van de handelsnaam met de woorden die een combinatie van ‘ [naam verzoekster] ’ en ‘ [.] ’ bevatten te staken en gestaakt te houden. Bij e-mail van 17 oktober 2023 heeft [naam belanghebbende] B.V. betwist dat de activiteiten van [naam verzoekster] B.V. en [naam belanghebbende] B.V. elkaar raken en dat er misverstand kan ontstaan bij potentiële afnemers. Op 23 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [naam verzoekster] B.V. dit per e-mail weersproken. In een e-mail van 3 november 2023 heeft [naam belanghebbende] B.V. hierop geantwoord dat ‘ [naam verzoekster] ’ in allerlei varianten door ondernemingen en organisaties wordt gebruikt, dat zij niet het idee heeft dat er sprake is van verwarring en dat de lay-out van [naam belanghebbende] verschilt van [naam verzoekster] .
3. Wat verzoekt [naam verzoekster] B.V. en wat is het verweer daarop van [naam belanghebbende] B.V.?
3.1.
[naam verzoekster] B.V. verzoekt de kantonrechter bij beschikking – na eiswijziging op zitting – om
1. [naam belanghebbende] B.V. te veroordelen de handelsnaam “ [naam belanghebbende] ” zodanig te wijzigen dat daarin in elk geval niet voorkomen een combinatie van de woorden en/of letterverbindingen “ [naam verzoekster] ”, en “ [.] ”, noch woorden/letterverbindingen die daarmee in hoofdzaak overeenstemmen, zodanig dat de onrechtmatigheid wordt opgeheven;
2. te bepalen dat verweerster deze wijziging dient door te voeren binnen achttien maanden nadat de griffier haar een afschrift van de te geven beschikking heeft gezonden;
3. [naam belanghebbende] B.V. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van €1.000,-, of een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat [naam belanghebbende] B.V. niet voldoet aan het gevorderde onder 1 en 2; een en ander met een maximum van € 200.000,-;
4. de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
5. [naam belanghebbende] B.V. te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[naam verzoekster] B.V. legt – samengevat – aan haar vorderingen ten grondslag dat [naam belanghebbende] B.V. een handelsnaam gebruikt die visueel en auditief slechts in geringe mate afwijkt van die van [naam verzoekster] B.V. en daaraan identiek is voor wat betreft de kenmerkende (onderscheidende) bestanddelen. [naam verzoekster] B.V. maakt op haar website, offertes en facturen gebruik van het volgende logo:
(*ivm anonimiseren is het logo van naam verzoekster verwijderd)
In verband met de aard van beide ondernemingen is volgens [naam verzoekster] B.V. bij het publiek verwarring tussen de ondernemingen te duchten. Volgens [naam verzoekster] B.V. dreigt verwarring niet alleen, zij is er ook al: de laatste tijd heeft [naam verzoekster] B.V. e-mails ontvangen die voor [naam belanghebbende] B.V. waren bedoeld en is aan [naam verzoekster] B.V. gevraagd of zij in [plaats 3] of in [plaats 1] is gevestigd.
3.3.
[naam belanghebbende] B.V. voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [naam verzoekster] B.V., althans tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van [naam verzoekster] B.V. in de proceskosten, en voert – samengevat – het volgende aan. Volgens [naam belanghebbende] B.V. wordt de naam ‘ [naam verzoekster] ’ – soms met een toevoeging – door veel organisaties als handelsnaam gebruikt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het handelsregister. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam belanghebbende] B.V. naar voren gebracht dat zij bij haar oprichting onderzoek heeft gedaan naar haar handelsnaam en dat [naam verzoekster] B.V. toen niet in het handelsregister naar voren is gekomen. Ook stelt [naam belanghebbende] B.V. dat potentiële opdrachtgevers met name online hun informatie inwinnen over beoogde contractpartners en dat zij niet zomaar met iemand in zee gaan. Daarbij merkt [naam belanghebbende] B.V. op dat doordat er steeds meer digitaal wordt gecommuniceerd, het een keer kan gebeuren dat per ongeluk bijvoorbeeld een verkeerde extensie wordt gebruikt. Maar van verwarring bij het publiek is geen sprake, aldus [naam belanghebbende] B.V.
3.4.
Verder voert zij aan dat er door de toevoeging van het woord ‘ [.] ’, en ook doordat de logo’s van [naam belanghebbende] B.V. en [naam verzoekster] B.V. verschillen, er sprake is van een onderscheidend uiterlijk. [naam belanghebbende] B.V. maakt op haar website, in haar e-mails, facturen, offertes en technische tekeningen gebruik van het volgende logo:
(*ivm anonimiseren is het logo van naam belanghebbende verwijderd)
3.5.
De activiteiten van [naam belanghebbende] B.V. zijn gericht op een totaal andere markt dan die van [naam verzoekster] B.V. en de werkzaamheden van beide ondernemingen raken elkaar niet, aldus [naam belanghebbende] B.V. Volgens [naam belanghebbende] B.V. weet de markt [naam verzoekster] B.V. te vinden omdat zij een begrip is in Nederland. Ten slotte stelt [naam belanghebbende] B.V. dat zij ‘ [naam belanghebbende] ’ in 2023 als woordmerk heeft geregistreerd.
3.6.
Op de stellingen en het verweer zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.Wat beslist de kantonrechter?

4.1.
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of [naam belanghebbende] B.V. met haar handelsnaam [naam belanghebbende] inbreuk maakt op het handelsnaamrecht van [naam verzoekster] B.V. De kantonrechter vindt van niet en wijst het verzoek van [naam verzoekster] B.V. om [naam belanghebbende] B.V. te veroordelen tot wijziging van haar handelsnaam af. [naam verzoekster] B.V. wordt daarnaast veroordeeld in de proceskosten. Waarom dat zo is, wordt hierna uitgelegd.

5.Wat is de motivering van de kantonrechter?

Het juridisch kader
5.1.
Op grond van artikel 6 van de Handelsnaamwet (hierna: Hnw) kan iedere belanghebbende, als een handelsnaam wordt gevoerd in strijd met deze wet, zich bij verzoekschrift tot de kantonrechter wenden met het verzoek, degene die de verboden handelsnaam voert, te veroordelen, daarin zodanige door de rechter te bepalen wijziging aan te brengen, dat de gestelde onrechtmatigheid wordt opgeheven.
5.2.
Op grond van artikel 5 Hnw is het verboden een handelsnaam te voeren die, voordat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig werd gevoerd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, indien dientengevolge, gelet op de aard en plaats van beide ondernemingen, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is. Daarbij kan het gaan om directe verwarring (het publiek houdt de ene onderneming voor de andere) of indirecte verwarring (het publiek neemt aan dat de beide ondernemingen economisch met elkaar zijn verbonden). Of verwarring te vrezen valt, moet worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Bij een en ander komt het aan op een globale beoordeling van de volledige handelsnamen wat betreft hun visuele, auditieve en begripsmatige kenmerken, in relatie tot de aard van de ondernemingen en alle overige omstandigheden van het geval. Tot de visuele kenmerken behoren ook gebruikte logo’s en eventuele andere visuele vormgeving. Verder dient de vraag of verwarring te duchten valt, te worden beoordeeld vanuit het perspectief van het normaal oplettende publiek en zijn eventuele (specialistische) kennis van het desbetreffende marktsegment.
Benelux woordmerk van [naam belanghebbende] B.V. doet er in dit geval niet toe
5.3.
Voordat de kantonrechter overgaat tot bespreking van artikel 5 Hnw, overweegt hij het volgende. [naam belanghebbende] B.V. merkt in haar verweer op dat zij ‘ [naam belanghebbende] ’ in 2023 bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BOIP) als Benelux woordmerk heeft geregistreerd en zij heeft hiertoe een afschrift uit het Benelux merkenregister overgelegd. Voor zover [naam belanghebbende] B.V. hiermee bedoeld dat [naam verzoekster] B.V. het gebruik van de handelsnaam ‘ [naam belanghebbende] ’ moet dulden, gaat dat argument niet op omdat het in dit geval gaat om een oudere handelsnaam van [naam verzoekster] B.V. en een jonger merk van [naam belanghebbende] B.V.
Overeenstemmende handelsnaam? Ja.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de handelsnaam van [naam verzoekster] B.V. en die van [naam belanghebbende] B.V. slechts in geringe mate van elkaar afwijken. Het eerste woord (‘ [naam verzoekster] ’) van beide handelsnamen is gelijk aan elkaar en de handelsnaam van [naam belanghebbende] B.V. gebruikt enkel de toevoeging van het beschrijvende woord ‘ [.] ’.
Aard van de ondernemingen en doelgroepen verschillen: verwarring niet aannemelijk
5.5.
Het verbod tot het voeren van een overeenstemmende handelsnaam geldt alleen voor zover, in verband met de aard van de ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, verwarring te vrezen is. Partijen verschillen van mening over de mate waarin de aard van hun ondernemingen overeenstemt. [naam verzoekster] B.V. stelt dat zij een onderneming exploiteert die zich bezighoudt met technisch maatwerk, de verkoop, installatie en verhuur van professioneel geluids-, licht- en videoapparatuur, met de aanleg van verlichting en gebouwbeheerssystemen en automatisering. Volgens [naam verzoekster] B.V. is zij mede vanwege de specialistische aard van haar diensten in heel Nederland en deels in België en Duitsland actief. Die specialistische werkzaamheden zien met name op de levering en installatie van verlichtingssystemen (zoals onderwaterverlichting) en/of bedieningspanelen voor verlichtingssystemen in bijvoorbeeld zwembaden, sportcentra en ijsbanen waarbij speciale aandacht uitgaat naar de robuustheid van het materiaal dat in deze specifieke omgevingen wordt gebruikt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam verzoekster] B.V. naar voren gebracht dat er steeds meer installatiewerk bij is gekomen en dat hierdoor sprake is van overlap met [naam belanghebbende] B.V. Volgens [naam verzoekster] B.V. zal er steeds meer overlap ontstaan naarmate beide ondernemingen groeien.
5.6.
Volgens [naam belanghebbende] B.V. blijkt uit het handelsregister dat partijen geheel andere activiteiten verrichten. De activiteiten van [naam verzoekster] B.V. hebben de SBI-codes 77399 en 46435 met de omschrijvingen: ‘
Verhuur en lease van overige machines en werktuigen en van overige goederen (geen automaten)’respectievelijk
‘Groothandel in beeld- en geluidsdrager. Verkoop, installatie en verhuur van professioneel geluids-, licht- en videoapparatuur. Tevens het verzorgen van audiovisuele presentaties’. De activiteiten van [naam belanghebbende] B.V. hebben de SBI-code 7112 en worden omschreven als ‘
Ingenieurs en overig technisch ontwerp en advies. Adviseren, ontwerpen, aanleggen, onderhouden en beheren op het gebied van werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties’.
5.7.
De kantonrechter wijst erop dat een verschillende omschrijving van activiteiten in het handelsregister op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat de aard van de ondernemingen verschilt: doorslaggevend is wat ze feitelijk doen.
5.8.
Maar de kantonrechter is het met [naam belanghebbende] B.V. eens dat de aard van beide ondernemingen aanzienlijk verschilt. Dit blijkt uit de door [naam belanghebbende] B.V. overgelegde stukken (de omschrijving van de activiteiten van [naam belanghebbende] B.V. op haar website en de door haar uitgebrachte offertes) en door wat zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. Hierbij is het volgende doorslaggevend. [naam belanghebbende] B.V. is een installatiebedrijf en levert verschillende diensten waaronder totaalinstallatie. In die hoedanigheid houdt zij zich met name bezig met W-installaties, maar ook andere voorkomende installatiewerkzaamheden voert zij uit, bijvoorbeeld op het gebied van elektro. [naam belanghebbende] B.V. krijgt die totaalopdrachten van aannemers. Het gaat hierbij om klussen variërend van €100.000 tot twee miljoen euro. [naam verzoekster] B.V. daarentegen, wordt benaderd door installatiebedrijven voor specifieke opdrachten of door een eindklant die [naam verzoekster] B.V. door het installatiebedrijf heeft leren kennen en die haar later vraagt om nog iets te installeren of te vervangen. Het is niet aannemelijk gemaakt dat [naam verzoekster] B.V. ook totaalopdrachten doet, mede gezien de betwisting hiervan door [naam belanghebbende] B.V. En als dit wél zo zou zijn, dan staat vast dat [naam verzoekster] B.V. hier later mee begonnen is dan [naam belanghebbende] B.V.
5.9.
Daar komt bij dat [naam verzoekster] B.V., doordat zij niet rechtstreeks voor het uitvoeren van installatiewerkzaamheden wordt benaderd, maar deze werkzaamheden uitvoert in opdracht van een installatiebedrijf of een eindklant die zij via een installatiebedrijf heeft leren kennen, een andere doelgroep bedient dan [naam belanghebbende] B.V. die opdrachten ontvangt van aannemers. Bovendien heeft [naam verzoekster] B.V. in haar dagvaarding aangegeven dat zij een begrip is in heel Nederland en op de mondelinge behandeling heeft [naam verzoekster] B.V. bevestigd dat zij bekend is bij haar doelgroep. Het is dan ook aannemelijk dat door die bekendheid juist wordt voorkomen dat verwarringsgevaar kan ontstaan bij het relevante publiek.
Het relevante publiek zal verschil in vormgeving van logo’s en websites opmerken
5.10.
Gelet op het feit dat de aard van de ondernemingen en de doelgroep waarop zij zich richten verschillend zijn, bestaat er naar het oordeel van de kantonrechter geen gevaar dat potentiële klanten de beide ondernemingen met elkaar zullen verwarren. Daarbij is ook van belang dat het relevante publiek van beide ondernemingen meer oplettend zal zijn dan het brede, normaal oplettende publiek: het gaat om specifieke diensten en, zeker bij [naam belanghebbende] B.V., om grote geldbedragen. Hierbij zal de vormgeving van de logo’s van beide partijen en de websites die zowel qua kleur als qua stijl verschillen ook een rol spelen. Zo bestaat het logo van [naam verzoekster] B.V. uit de kleur blauw en het logo van [naam belanghebbende] B.V. uit licht- en donkergroen. Deze kleuren komen ook terug op de websites. De kantonrechter acht het aannemelijk dat het relevante publiek het verschil in vormgeving van de logo’s en websites van beide partijen zal opmerken.
Gevallen van verwarring?
5.11.
Wat betreft de vijf door [naam verzoekster] B.V. gestelde gevallen waarbij zij voor [naam belanghebbende] B.V. is aangezien of andersom, overweegt de kantonrechter het volgende. Ten eerste heeft [naam verzoekster] B.V. een bericht overgelegd van een klant die op internet bij [naam belanghebbende] B.V. terechtkwam en daarover opmerkte: ‘
Dit kan tot verwarring leiden kan ik me zo voorstellen’. Het betreft hier slechts een waarschuwing van een klant van [naam verzoekster] B.V. die overduidelijk begreep dat [naam belanghebbende] B.V. een ander bedrijf was. De kantonrechter overweegt hierbij dat het op internet nu eenmaal kan gebeuren dat iemand op een website terechtkomt van een ander bedrijf dan waar hij naar op zoek was. Mocht een (potentiële) klant van [naam verzoekster] B.V. per ongeluk op de website van [naam belanghebbende] B.V. belanden of andersom, dan zal op grond van de vormgeving van de website en de werkzaamheden die erop staan vermeld bij het relevante publiek duidelijk zijn dat het om een andere onderneming gaat. Op de website van [naam belanghebbende] B.V. staat duidelijk vermeld dat zij alles op het gebied van installatietechniek doet, en op de website van [naam verzoekster] B.V. komt vooral naar voren dat zij zich bezighoudt met geluids- en lichtinstallaties
5.12.
Ook in de andere door [naam verzoekster] B.V. aangehaalde gevallen is niet gebleken dat er feitelijke verwarring heeft plaatsgevonden tussen de ondernemingen. Behalve een e-mail over een kapotte automaat, waarvan tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat deze niet relevant is voor dit geschil, gaat het om de volgende situaties:
  • een offerte voor [naam belanghebbende] B.V. die per e-mail naar [naam verzoekster] B.V. is gestuurd (en vervolgens door [naam verzoekster] B.V. naar [naam belanghebbende] B.V. is doorgestuurd), en
  • een offerteaanvraag voor [naam verzoekster] B.V. die naar [naam belanghebbende] B.V. is gestuurd (deze offerteaanvraag is daarna alsnog bij [naam verzoekster] B.V. terechtgekomen).
Hoewel niet is vereist dat verwarring zich daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, geldt dat niet iedere vergissing erop duidt dat bedoelde verwarring valt te duchten. [1] De bovengenoemde situaties maken onvoldoende aannemelijk dat zich hier verwarring heeft voorgedaan. De offerte voor [naam belanghebbende] B.V. die per e-mail naar [naam verzoekster] B.V. is gestuurd was namelijk gericht aan de heer [C] en dus voor [naam belanghebbende] B.V. bedoeld: de afzender hield [naam verzoekster] B.V. niet voor [naam belanghebbende] B.V., maar hanteerde per ongeluk het verkeerde e-mailadres. En de offerteaanvraag voor [naam verzoekster] B.V. was naar [naam belanghebbende] B.V. verstuurd omdat laatstgenoemde bij de verzender in beeld kwam via een online offerteplatform voor de bouw. Bij het zoeken via online zoekmachines/platforms kan vanwege een gelijkenis in de namen een vergissing ontstaan, maar dat betekent nog niet dat (te duchten valt dat) het publiek de ondernemingen verwart. In dit geval was de offerteaanvraag duidelijk bedoeld voor [naam verzoekster] B.V. omdat het zag op het onderhoud van geluidsinstallaties.
5.13.
Ten slotte noemt [naam verzoekster] B.V. de situatie dat haar op de [....] is gevraagd of zij in [plaats 3] of [plaats 1] is gevestigd. Dat hierbij sprake zou zijn geweest van verwarring, is onvoldoende door [naam verzoekster] B.V. onderbouwd: afgezien van het feit dat [naam verzoekster] B.V. zelf zegt dat zij bekend is in de doelgroep, is het niet bekend wie deze vraag heeft gesteld, en in welke context dit is gebeurd.
5.14.
De kantonrechter is van oordeel dat voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie leiden dat bij het publiek geen verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is.
Proceskosten
5.15.
Het voorgaande leidt de kantonrechter tot de conclusie dat artikel 5 Hnw de door [naam verzoekster] B.V. verzochte bescherming niet biedt. De slotsom is daarom dat het verzoek van [naam verzoekster] B.V. zal worden afgewezen. Daarom moet [naam verzoekster] B.V. de proceskosten van [naam belanghebbende] B.V. betalen. Die kosten zijn tot nu toe begroot op:
- salaris gemachtigde € 528,00 (2 punten x tarief € 264,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 660,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst het verzoek af,
6.2.
veroordeelt [naam verzoekster] B.V. in de proceskosten, aan de zijde van [naam belanghebbende] B.V. tot op heden begroot op € 660,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [naam verzoekster] B.V. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet [naam verzoekster] B.V. ook de kosten van betekening betalen.
Deze beschikking is gegeven door J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op
17 april 2024.

Voetnoten

1.Hof Amsterdam 16 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:760 (