3.5Bluefield Partners komt op tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering. Bluefield Partners voert hiertoe negen grieven aan. BFA voert gemotiveerd verweer.
3.5.1Het geschil tussen partijen in dit kort geding is toegespitst op de vraag of BFA vanaf september 2019 inbreuk maakt op de handelsnaamrechten en/of merkrechten van Bluefield Partners, dan wel anderszins onrechtmatig handelt jegens Bluefield Partners. Bluefield Partners stelt dat BFA handelt in strijd met de artikelen 2.20, lid 1, sub a tot en met d van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (hierna: BVIE), de artikelen 5, 5a en 5b van de Handelsnaamwet, alsmede onrechtmatig handelt (artikel 6:162 BW).
3.5.2Het hof ziet reden eerst na te gaan welke rechten Bluefield Partners kan ontlenen aan haar handelsnaamgebruik en merkrechten, met het oog op het door haar gevorderde. Bluefield Partners beschikt over de oudste rechten, uitgaande van haar handelsnamen Bluefield Partners en Bluefield Finance en de Bluefield Finance-merken. Voor de in te roepen beschermingsomvang gegrond op het handelsnaamrecht is relevant de aard van de dienstverleningsactiviteiten die hiervoor onder 3.2.1 zijn beschreven. De diensten waarvoor de Bluefield Finance-merken in 2016 zijn ingeschreven, stemmen met deze activiteiten in de kern overeen. Voor wat betreft het beroep van Bluefield Partners op haar Bluefield-merken uit 2019 (in januari gedeponeerd, ingeschreven in mei) en/of op een verruiming van haar handelsnaamrechtelijke bescherming wegens een (mogelijke) uitbreiding van activiteiten gedurende het jaar 2019, prevaleert in beginsel dat BFA zich kan beroepen op oudere handelsnaamrechten (met betrekking tot de activiteiten van Blue Field Agency als marketingbureau) en op oudere Uniemerken, gedeponeerd op 16 november 2018. Op voorwaarde dat het gebruik van BFA binnen de reikwijdte van deze rechten valt, kan Bluefield Partners zich in dit kort geding hiertegen slechts verzetten indien en voor zover het hof tot het voorlopige oordeel komt dat dit gebruik inbreuk maakt op de voordien bestaande rechten van Bluefield Partners, zijnde haar eerder opgebouwde handelsnaamrechten en/of haar rechten krachtens de Bluefield Finance-merken.
3.5.3Met
grief 1komt Bluefield Partners op tegen de rechtsoverwegingen 5.4 en 5.5 van het vonnis. De voorzieningenrechter komt hierin tot oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat Blue Field Agency haar activiteiten heeft uitgebreid in de richting van Bluefield Partners en dat er dan ook vanuit wordt gegaan dat zij nog steeds uitsluitend actief is in de marketing. Met
grief 2komt Bluefield Partners op tegen rechtsoverwegingen 5.4 tot en met 5.6 van het vonnis, waarin de voorzieningenrechter oordeelt dat het voorshands niet aannemelijk is geworden dat (1) het publiek een commerciële band tussen partijen zal veronderstellen, (2) verwarringsgevaar zich heeft verwezenlijkt en (3) partijen dezelfde of soortgelijke diensten verlenen. Het beroep van Bluefield Partners op artikel 2:20 lid 1 onder a en b BVIE (thans 2:20 lid 2 onder a en b BVIE; hierna zal deze nieuwe nummering worden aangehouden) en op de artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet stuit hierop af, aldus de voorzieningenrechter. Het hof behandelt grieven 1 en 2 gezamenlijk, waarbij eerst de merkenrechtelijke en daarna de handelsnaamrechtelijke grondslag wordt besproken.
Artikel 2.20 lid 2 onder a en b BVIE
3.5.4Artikel 2.20 lid 2 onder a en b BVIE verschaft Bluefield Partners het recht, onverminderd de onder 3.5.2 genoemde rechten van Blue Field Agency, zich te verzetten tegen het gebruik van gelijke tekens voor dezelfde waren/diensten als waarvoor haar merken zijn ingeschreven en tegen gelijke of overeenstemmende tekens met betrekking tot gelijke of overeenstemmende waren/diensten, indien daardoor (directe of indirecte) verwarring bij het publiek kan ontstaan.
3.5.5Uitgaande van de door Bluefield Partners ingeroepen Bluefield Finance-merken – met als meest dominerende en voorop geplaatste bestanddeel ‘Bluefield’ en het beschrijvende deel ‘Finance’ – stemmen de merken auditief en visueel in sterke mate overeen met het gewraakte gebruik van het teken ‘Blue Field’. Uitgaande van het door Bluefield Partners ingeroepen Bluefield woordmerk uit 2019 (zonder de toevoeging ‘Finance’) en van het gebruik door BFA van ‘Bluefield’, is de auditieve/visuele overeenstemming een-op-een. Begripsmatig geeft Bluefield Partners geen invulling aan de (fantasie)naam Bluefield. BFA doet dat wel. De naam Blue Field is door haar ontleend aan de Blue Ocean marketingstrategie, ontwikkeld door twee professoren van INSEAD. Deze strategie houdt kortgezegd in dat met behulp van allerlei instrumenten nieuwe marktgebieden binnen hetzelfde segment (de zogenaamde ‘blauwe oceanen’) worden aangeboord. Dit in tegenstelling tot de zogenaamde ‘rode oceanen’, de bestaande markt waarin met anderen wordt geconcurreerd. Op haar website informeert Blue Field Agency het publiek uitvoerig over deze betekenis van Blue Field. In het licht hiervan en bij gebreke van een gemotiveerde betwisting door Bluefield Partners, zal het hof niet uitgaan van begripsmatige overeenstemming. Aan het vereiste van overeenstemming is evenwel voldaan.
3.5.6Met betrekking tot het soortgelijkheidsvereiste van de diensten, stelt Bluefield Partners dat Blue Field Agency zich (vanaf september 2019) op haar website, in de media en op sociale media (LinkedIn) niet meer als marketingbureau profileert, maar dat zij een divers en full-service dienstenpakket aan de klant levert, waarin marketing slechts één van de diensten is. Bluefield Partners wijst onder meer op perspublicaties waarin Blue Field Agency zich presenteert als leverancier van “accountable growth” door “accountable solutions driven by marketing, technology, data & design”, op haar website alwaar negen gebieden worden beschreven waarop Blue Field Agency actief is en waarvan er volgens Bluefield Partners slechts één betrekking heeft op marketing(strategie) en op de beschrijving van de expertises van medewerkers van Blue Field Agency op LinkedIn, waaruit volgens Bluefield Partners een bredere dienstverlening zou blijken. Bluefield Partners stelt dat deze bredere dienstverlening identiek/soortgelijk is aan haar diensten, wat door BFA gemotiveerd is betwist.
3.5.7Anders dan Bluefield Partners betoogt, komt het hof tot het voorlopige oordeel dat onvoldoende is gebleken dat Blue Field Agency vanaf september 2019 daadwerkelijk andere activiteiten is gaan verrichten (anders dan een marketingbureau) en/of andere diensten is gaan verlenen dan marketingdiensten. Uit de in het geding gebrachte stukken, waaronder de hiervoor aangehaalde perspublicaties, website en LinkedIn, volgt in essentie dat Blue Field Agency zich in haar bedrijfsvoering breed en via diverse invalshoeken toelegt op het bevorderen van de verkoop van de waren/diensten van haar klanten (marketing). De door Blue Field Agency hierbij gehanteerde generieke profileringen zoals “accountable growth”, “driven by marketing, technology, data & design”, “Vanuit onze consultexpertise kunnen we over de disciplines heen adviseren” en “van ‘business thinking’ naar ‘design thinking’” leiden niet tot een andere uitkomst. Uit de context waarin deze generieke typeringen zijn gedaan, blijkt voldoende duidelijk dat zij een marketingbureau is. Dat vanaf 1 september 2019, rondom de overname van geïntimeerden 3 tot en met 6, door Blue Field Agency in haar communicatie meer nadruk is gelegd op het bieden van ‘full service’, maakt dit evenmin anders. Blue Field Agency heeft gemotiveerd aangevoerd, hetgeen door Bluefield Partners onvoldoende gemotiveerd is betwist, dat ondersteunende diensten van deze geïntimeerden al veel langer door haar werden ingekocht en ingepast in haar dienstverlening aan eigen klanten. Dat zij vanaf 1 september 2019 meer of andere diensten is gaan afnemen van deze geïntimeerden, is niet gesteld of gebleken. De (‘full service’) aard van haar dienstverlening als marketingbureau, is door deze overname per 1 september 2019 dus niet gewijzigd.
3.5.8Bluefield Partners stelt verder nog dat het gebruik van Blue Field/Bluefield niet beperkt is gebleven tot onderscheiding van de diensten van Blue Field Agency. Vanaf 1 september 2019 wordt deze naam volgens haar ook gebruikt ter onderscheiding van de diensten van de groep als geheel, inclusief de diensten van de op dat moment door Blue Field International overgenomen partijen (Clickvin, Link Design, Totta Research, Totta Data Lab). Deze diensten wijken af van de diensten van Blue Field Agency, aldus Bluefield Partners. Bluefield Partners heeft haar stelling onderbouwd met meerdere uitingen afkomstig van geïntimeerden (de LinkedIn pagina van Blue Field Agency, websites van Blue Field Agency en Totta Research, de algemene voorwaarden waarin alle geïntimeerden worden genoemd en een e-mail/nieuwsbericht aan klanten van Totta Data Lab). BFA erkent dat de overgenomen partijen niet uitsluitend diensten leveren die Blue Field Agency inkoopt en aldus al lange tijd onderdeel zijn van haar marketingdiensten. BFA bestrijdt evenwel gemotiveerd dat deze andere diensten thans worden aangeboden onder de naam Blue Field/Bluefield. De overgenomen partijen bedienen hun klanten in het economische verkeer nog steeds onder hun eigen naam. Zo voeren zij onder eigen naam hun eigen websites, met een volledig andere huisstijl dan die van Blue Field Agency en brengen zij op eigen naam en briefpapier offertes uit (waaronder aan Blue Field Agency). BFA betwist uitdrukkelijk dat dit slechts van tijdelijke aard is; er bestaat geen voornemen deze partijen op termijn onder de naam Blue Field/Bluefield te laten opereren.
3.5.9Het hof oordeelt als volgt. Daargelaten of het aanvankelijk (rond september 2019) de bedoeling van BFA is geweest geïntimeerden op termijn hun diensten gezamenlijk onder de naam Blue Field/Bluefield te laten verrichten (enkele berichten van BFA uit die begintijd kondigen dit wel aan), uit de door Bluefield Partners overgelegde stukken volgt niet dat dit is geeffectueerd. Uit de over en weer in het geding gebrachte stukken volgt dat geïntimeerden hierin hun eigen naam hanteren. Daarnaast is door BFA herhaaldelijk bevestigd dat deze partijen in het economische verkeer hun eigen naam zullen blijven hanteren. Uit de stukken volgt wel dat vanaf 1 september 2019 meerdere geïntimeerden de naam Blue Field/Bluefield in relatie brengen met de overgenomen partijen Clickvin (Immense), Link Design, Totta Research en Totta Data Lab. Dit gebeurt op twee verschillende manieren. Het gebruik door Blue Field Agency (en/of Blue Field International) geschiedt expliciet ter onderscheiding van de hiervoor besproken marketingdiensten van Blue Field Agency, zoals bijvoorbeeld op de LinkedIn pagina van Blue Field Agency en in de algemene voorwaarden. Geïntimeerden 3 tot en met 6 gebruiken de naam Blue Field/Bluefield daarentegen om te verwijzen naar de groep waartoe de onderneming door overname door Blue Field International per 1 september 2019 is gaan behoren. Het hof acht het onvoldoende aannemelijk dat het relevante publiek deze verwijzing opvat als een aanduiding van de herkomst van de diensten die geïntimeerden 3 tot en met 6 aanbieden. Dit gebruik kwalificeert naar het voorlopig oordeel van het hof derhalve niet als gebruik in de zin van artikel 2.20 lid 2 onder a/b BVIE, maar als ander gebruik in de zin van artikel 2.20 lid 2 onder d BVIE. Het hof komt hierop terug onder 3.5.16 en 3.5.18.
3.5.10Daarmee rijst de vraag of de diensten van Blue Field Agency soortgelijk zijn. Voor deze beoordeling dienen de diensten waarvoor de merken zijn ingeschreven te worden vergeleken met de diensten die onder het gewraakte teken worden aangeboden. Hierbij moet rekening worden gehouden met alle relevante factoren die de verhouding tussen de waren/diensten kenmerken, waaronder hun aard, bestemming en gebruik, maar ook het concurrerend dan wel complementair karakter ervan. Onder verwijzing naar het gestelde in 3.5.2, neemt het hof de dienstenomschrijving van de Bluefield Finance-merken als uitgangspunt, omdat Blue Field Agency op basis van haar Uniemerken beschikt over oudere merkrechten dan de in 2019 door Bluefield Partners ingeschreven merken. Uit deze vergelijking volgt dat, naar het voorlopige oordeel van het hof, niet is voldaan aan het vereiste van soortgelijkheid. De diensten waarvoor de Bluefield Finance-merken zijn ingeschreven, zijn financieel/administratief van aard en – zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen – gericht op de interne bedrijfsprocessen van de klant, terwijl de marketingdiensten van Blue Field Agency op de externe, naar buiten gerichte activiteit van de klant zijn gericht. Tussen deze diensten wordt ook onvoldoende mate van verwantschap gezien om deze diensten complementair te achten.
3.5.11De slotsom is dat het beroep van Bluefield Partners op artikel 2.20 lid 2 sub a en b BVIE faalt wegens het ontbreken van soortgelijke waren/diensten.
Artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet
3.5.12Bluefield Partners bestrijdt het handelsnaamgebruik door BFA met een beroep op haar handelsnaamrechten (artikel 5 Hnw) en haar merkrechten (artikel 5a Hnw). Onder verwijzing naar het hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, gaat het hof ook hier voorbij aan de door Bluefield Partners vermeende ruimere handelsnaam- en merkrechten, opgebouwd/verkregen in 2019. Het door Bluefield Partners bestreden gebruik door BFA van Blue Field/Bluefield overschrijdt immers voor wat betreft de aard van diensten/activiteiten niet de grenzen van marketingactiviteiten en/of de (ruimere) dienstenomschrijving van de Uniemerken, op basis waarvan BFA aanspraak kan maken op oudere rechten.
3.5.13Voor een geslaagd beroep op de artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet is vereist dat de bestreden naam (het geheel van tekens dat gebezigd wordt om een onderneming bij het publiek een identiteit te geven) gelijk is aan of slechts in geringe mate afwijkt van een oudere handelsnaam of een ouder merk, voor zover dientengevolge bij het publiek verwarring is te duchten. Daarbij kan het gaan om directe verwarring (het publiek houdt de ene onderneming voor de andere), of indirecte verwarring (het publiek neemt aan dat beide ondernemingen economisch met elkaar zijn verbonden). Of verwarring is te duchten, moet worden beoordeeld vanuit het perspectief van het relevante publiek en met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder (globale beoordeling van) de visuele (inclusief logo’s/andere visuele vormgeving), auditieve en begripsmatige kenmerken in relatie tot de aard van de ondernemingen en alle overige omstandigheden van het geval.
3.5.14Uitgaande van deze maatstaf is niet vereist dat verwarring zich daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Anderzijds geldt dat niet iedere vergissing erop duidt dat bedoelde verwarring valt te duchten. Bluefield Partners wijst op (1) een stagiaire van Blue Field Agency die op LinkedIn abusievelijk een link aanbracht naar het LinkedIn profiel van Bluefield Partners, (2) de echtgenote van haar directeur die zich heeft vergist, (3) een klant van Blue Field Agency die een jaaroverzicht toestuurt aan het adres van Bluefield Partners (maar wel gericht aan Blue Field Agency en op naam van haar directeur), en (4) een buitenlandse vestiging van een klant van Bluefield Partners die haar vroeg een marketingklus te doen omdat zij op internet via Google waren uitgekomen op de website van Blue Field Agency. Anders dan Bluefield Partners meent, maken deze gevallen onvoldoende aannemelijk dat zich hier verwarring (zoals bedoeld in de artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet) heeft voorgedaan. Op sociale media en bij andere online activiteiten (zoeken via zoekmachines) kunnen zich louter vanwege een gelijkenis in de namen al snel door onoplettendheid vergissingen voordoen. Dat deze vergissingen (kunnen) ontstaan, betekent nog niet dat (te duchten valt dat) het publiek ondernemingen verwart of aanneemt dat tussen ondernemingen een economische band bestaat. Genoemde vergissingen maken niet aannemelijk dat de genoemde stagiaire en echtgenote in verwarring verkeerden. Zij behoren bovenal niet tot het relevante publiek. De twee andere voorbeelden tonen evenmin relevante verwarring aan en houden juist verband met het bestaan van Blue Field Agency als marketingbureau, waarmee Bluefield Partners naar eigen zeggen al vele jaren probleemloos co-existeert.
3.5.15Het relevante publiek is in dit geval het zakelijke publiek gericht op het afnemen van zakelijke dienstverlening. Hiervan mag worden verwacht dat zij meer oplettend zijn dan het brede, normaal oplettende consumentenpubliek. Ten aanzien van het verschil tussen de aard van de onderneming/diensten van Blue Field Agency als marketingbureau en de aard van de onderneming/diensten van Bluefield Partners, verwijst het hof naar wat hiervoor is overwogen en beslist in 3.5.7. Verder weegt het hof als relevante omstandigheden mee dat Blue Field Agency en Bluefield Partners duidelijk afwijkende beeldmerken gebruiken, Blue Field Agency daarnaast het logo BF gebruikt bij/als haar handelsnaam, de (handels)naam Bluefield op de Nederlandse markt niet uitsluitend wordt gevoerd door de in dit geschil betrokken partijen, en dat partijen jarenlang (tot 1 september 2019) probleemloos hebben geco-existeerd. Daar staat tegenover dat beide ondernemingen landelijk opereren, gericht zijn op zakelijke dienstverlening, dat Blue Field Agency in plaats van de naam Blue Field in 2019 in meerdere communicatie om onduidelijke redenen Blue Field aaneengeschreven is gaan gebruiken (‘Bluefield’), waaronder op haar website. Deze omstandigheden wegen evenwel aanzienlijk minder zwaar. Alles afwegende, komt het hof tot het voorlopige oordeel dat geen verwarringsgevaar valt te duchten bij het relevante publiek.
3.5.16Uit het hiervoor gestelde in 3.5.9 volgt dat de naam Blue Field/Bluefield door geïntimeerden 3 tot en met 6 wordt gebruikt ter verwijzing naar de groep, waartoe de ondernemingen vanaf 1 september 2019 zijn gaan behoren. Voor deze vier ondernemingen Clickvin (Immense), Link Design, Totta Research en Totta Data Lab staat voorop dat zij, uitgaande van de bedrijfsomschrijvingen in 3.2.9, in sterke mate faciliterend zijn voor/gericht zijn op de marketingdiensten zoals die door Blue Field Agency worden aangeboden. Dit heeft in het bijzonder te gelden voor Link Design (een designbureau dat communicatiestrategieën creëert) en Totta Research (een markonderzoeksbureau). Uit een door Bluefield Partners overgelegd voorbeeld van een door Clickvin (Immense) uitgevoerde opdracht voor Blond Amsterdam en uit de bedrijfsomschrijving van Totta Data Lab (gespecialiseerd in artificial intelligence en voice & machine learning-technieken gericht op het helpen van organisaties het maximale uit hun data te halen om tot een betere bedrijfsvorming te komen) volgt evenwel dat de activiteiten complementair kunnen zijn aan de diensten van Bluefield Partners. Ook hier komt bij dat uit een voorbeeld van een verwijzing door Totta Data Lab naar de groepsnaam blijkt dat zij ‘Bluefield’ hanteert en niet Blue Field. Het hof komt niettemin tot het voorlopige oordeel dat verwarringsgevaar onvoldoende aannemelijk wordt geacht. Het hof acht hiervoor doorslaggevend dat (1) geïntimeerden onder hun eigen naam en in eigen huisstijl in het economische verkeer (blijven) opereren en op deze wijze hun diensten verrichten en (2) het gebruik van Blue Field/Bluefield door deze geïntimeerden daarbij beperkt blijft tot een verwijzing naar de groep waartoe hun onderneming behoort en niet geschiedt ter onderscheiding van hun eigen diensten/activiteiten.
3.5.17Het hof komt aldus tot de slotsom dat de grieven 1 en 2 dienen te worden verworpen.
Artikel 2.20 lid 2 sub c en sub d BVIE
3.5.18Met
grieven 3, 4 en 5komt Bluefield Partners op tegen de overwegingen van de voorzieningenrechter, strekkende tot afwijzing van de gestelde inbreuk op grond van artikel 2.20 lid 2 sub d BVIE. Bij pleidooi is door Bluefield Partners gesteld dat zij ook een beroep doet op artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE. Daargelaten of dit gelezen kan worden in haar grieven (hetgeen door BFA is betwist), wijst het hof erop dat artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE vereist dat het merk bekend is in het Benelux-gebied. Dat de door Bluefield Partners ingeroepen merken bekend zijn, is door haar hoe dan ook onvoldoende onderbouwd. Uit het door haar daartoe gestelde, kort gezegd dat zij werkt voor grote bedrijven op vele terreinen en dat zij een substantieel bedrag heeft besteed aan marketing en sales, volgt niet dat haar merken bekend zijn.
3.5.19Bluefield Partners bestrijdt het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat door Bluefield Partners geen stukken zijn overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat haar merk zoveel aantrekkingskracht, reputatie of prestige heeft dat er voor BFA voordeel is te trekken uit de merken van Bluefield Partners (kielzogvaren) en dat ook verder geen omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt waaruit volgt dat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van de merken van Bluefield Partners. Het hof oordeelt dat de vorderingen van Bluefield Partners op deze grondslag terecht zijn afgewezen. Anders dan Bluefield Partners stelt, blijkt uit het in appel overgelegde overzicht van uitgaven voor marketing en sales niet dat haar merken over een bepaalde mate van bekendheid/reputatie beschikken. Daarnaast is door Bluefield Partners niet voldoende onderbouwd – gelet op de betwisting door BFA – op grond waarvan aannemelijk zou zijn dat BFA in het kielzog van de merken van Bluefield Partners probeert te varen. Evenmin is met betrekking tot de gestelde verwatering voldoende onderbouwd dat als gevolg van het bestreden gebruik door BFA het economische gedrag van het relevante publiek is gewijzigd, of dat er een grote kans is dat dit gedrag in de toekomst wijzigt. Verder zijn er geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het hof zou kunnen vaststellen dat afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van de merken van Bluefield Partners. Grieven 3, 4 en 5 falen.
Artikel 5b Handelsnaamwet
3.5.20Met
grief 6komt Bluefield Partners op tegen de afwijzing door de voorzieningenrechter van haar op artikel 5b Handelsnaamwet gebaseerde vorderingen. Zij stelt daartoe enkel dat Blue Field Agency een handelsnaam voert die het publiek misleidt, omdat Blue Field Agency zich presenteert als ‘consultancybedrijf dat zich richt op interne processen ter verbetering van de bedrijfsvoering’, terwijl Blue Field Agency stelt een marketingbureau te zijn. Deze grief mist feitelijke grondslag en wordt verworpen. Het hof heeft hiervoor reeds geconcludeerd dat Blue Field Agency zich uitsluitend presenteert als marketingbureau.
3.5.21Met
grief 7bestrijdt Bluefield Partners het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van onrechtmatig handelen door BFA. Ook hieraan legt Bluefield Partners voornamelijk ten grondslag het door het hof reeds verworpen standpunt dat het bestreden handelsnaam- en merkgebruik van BFA tot verwarring leidt. De verwijzing door Bluefield Partners naar de blauw/grijze kleurstelling en de afbeelding van een sporter op de website, leveren geen onderbouwing op voor het gesteld onrechtmatig handelen. Grief 7 faalt.
3.5.22Met
grief 8stelt Bluefield Partners dat de voorzieningenrechter ten onrechte Blue Field Agency en de overige geïntimeerden als één heeft beschouwd en geen aparte beoordeling heeft gemaakt van de vorderingen tegen de geïntimeerden. Het hof heeft, daar waar relevant, in zijn beoordeling verschil aangebracht tussen de geïntimeerden. Dit leidt niet tot toewijzing van de vorderingen. Grief 8 kan derhalve niet leiden tot vernietiging van het vonnis.
3.5.23Met
grief 9komt Bluefield Partners op tegen afwijzing van haar vorderingen en veroordeling in de proceskosten. Nu alle voorgaande grieven van Bluefield Partners falen en zij in beroep in het ongelijk wordt gesteld, slaagt ook deze grief niet.