ECLI:NL:RBMNE:2024:2298

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
UTR 23 / 2116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten voor taxatierapport in WOZ-zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 21 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 491.000,-. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 465.000,-, maar eiser was het niet eens met de hoogte van de proceskostenvergoeding die hem was toegekend voor het taxatierapport dat hij had laten opstellen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de kosten van het taxatierapport, ter hoogte van € 256,52, moet vergoeden. De rechtbank stelt vast dat het taxatierapport een bijdrage heeft geleverd aan de verlaging van de WOZ-waarde en dat de heffingsambtenaar dit rapport had moeten vergoeden. De rechtbank wijst het beroep van eiser gegrond en bepaalt dat de heffingsambtenaar ook de proceskosten van eiser in beroep moet vergoeden, tot een bedrag van € 437,50. Daarnaast moet de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: J. van Herk),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , de heffingsambtenaar

(gemachtigde: P. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 maart 2023 (de bestreden uitspraak op bezwaar).
1.1.
De heffingsambtenaar heeft in zijn beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres] in [plaats] (de woning) voor het belastingjaar 2022 vastgesteld op € 491.000,-. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.2.
Eiser was het niet eens met deze beschikking en heeft daartegen bezwaar gemaakt. In de bestreden uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde van de woning verlaagd naar € 465.000,-.
1.3.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep met behulp van een beeldverbinding op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Feiten

2. De WOZ-waarde van de woning is niet meer in geschil. Het beroep van eiser is enkel gericht tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar.
3. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of de heffingsambtenaar de proceskostenvergoeding met betrekking tot het taxatierapport van eiser had moeten vergoeden en hoe hoog deze vergoeding al dan niet had moeten zijn.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar het door eiser in de bezwaarfase overgelegde taxatierapport ten onrechte niet heeft vergoed. Een taxateur van [bedrijf] B.V. heeft een taxatie verricht en zijn bevindingen uitgewerkt in een taxatierapport van 4 oktober 2022. Eiser heeft dit taxatierapport ook overgelegd. Omdat het taxatierapport per e-mail is verzonden, heeft de heffingsambtenaar gelet op de ontvangsttheorie, het ingebrachte taxatierapport kennelijk bestudeerd of had de heffingsambtenaar dat rapport in elk geval kunnen bestuderen. Het e-mail bericht is door de heffingsambtenaar namelijk ontvangen op 4 oktober 2022 om 11.33 uur. Daarbij komt dat het rapport bij heeft gedragen aan het standpunt om de WOZ-waarde te verlagen. Dat betekent dat dit rapport een bijdrage heeft geleverd die voor vergoeding in aanmerking komt. De vergoeding voor het rapport is € 256,52 (4 uur x € 53,- + btw).
5. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat er in dit geval sprake is van misbruik van procesrecht. Eiser had het instellen van beroep immers kunnen voorkomen door te bellen naar de heffingsambtenaar, waardoor dit geschil op een andere manier opgelost had kunnen worden. Daarnaast stelt de heffingsambtenaar dat – mocht er geen sprake zijn van misbruik van procesrecht – het in dit geval gaat om een niet-inpandig taxatierapport, waardoor de proceskosten voor het indienen van een taxatierapport € 53,00 x 2 uur + btw moeten zijn. Dat komt neer op een bedrag van € 128,26. De heffingsambtenaar verwijst daarbij ook naar de uitspraak van rechtbank Den Haag van 30 oktober 2023 [1] waarin het gaat over gestandaardiseerde taxatierapporten.
6. De rechtbank overweegt het volgende. In artikel 7:15, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat de kosten die de belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar door het bestuursorgaan worden vergoed als hierom is gevraagd door belanghebbende. De kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, komen in aanmerking voor het zijn van redelijkerwijs gemaakte kosten. [2] In het geval van eiser heeft een taxateur van [bedrijf] B.V. een taxatierapport opgesteld.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. In dit geval is geen sprake van misbruik van procesrecht. Eiser heeft namelijk in bezwaar gevraagd om de proceskosten te vergoeden, maar de heffingsambtenaar heeft dit volgens eiser niet volledig gedaan. Ter zitting is gebleken dat er voorafgaand aan de zitting contact is gelegd tussen de gemachtigde van eiser en de heffingsambtenaar over het vergoeden van de proceskosten voor het taxatierapport. Dit heeft echter niet tot een compromis geleid, waardoor de zaak op een zitting moest worden behandeld.
8. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de door eiser gemaakte kosten voor het taxatierapport moet vergoeden. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om de proceskosten te vergoeden. In dit geval vallen daaronder ook de kosten voor het taxatierapport dat eiser heeft laten opstellen. Deze kosten heeft eiser redelijkerwijs moeten maken om te onderbouwen dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. Het taxatierapport dat de taxateur heeft opgesteld geeft blijk van een inpandige taxatie, gezien de inpandige foto’s van de woning in het taxatierapport. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan het feit dat het in dit geval gaat om een inpandige taxatie. De verwijzing van de heffingsambtenaar naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag kan de rechtbank ook niet volgen. Daarin ging het om een gestandaardiseerd taxatierapport. De heffingsambtenaar heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het ook in dit geval zou gaan om een gestandaardiseerd taxatierapport vergelijkbaar met het rapport dat aan de orde was in de zaak waar de uitspraak van de rechtbank Den Haag op zag. Gelet op de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties (de Richtlijn 2018) zijn de kosten voor een inpandig taxatierapport dan € 53,- x 4 uur + btw = € 256,52. Dit bedrag moet worden vergoed door de heffingsambtenaar. Dit betekent dat het beroep gegrond is.
9. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep over proceskostenveroordeling, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. Dit leidt tot de volgende proceskostenveroordeling. Voor rechtsbijstand komt € 437,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,25) voor vergoeding in aanmerking.
10. Omdat eiser gelijk krijgt moet de heffingsambtenaar ook het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. De heffingsambtenaar moet de door eiser gemaakt proceskosten vergoeden en moet ook de door eiser gemaakte kosten voor het in bezwaar ingediende taxatierapport vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar voor zover daarin aan eiser een proceskostenvergoeding is toegekend van € 592,- en laat de bestreden uitspraak op bezwaar voor het overige in stand;
- stelt de vergoeding voor het door een deskundige uitgebrachte taxatierapport vast op € 256,52;
- draagt de heffingsambtenaar op het vernietigde gedeelte van de bestreden uitspraak op bezwaar te herformuleren, zodat aan eiser een proceskostenvergoeding van € 848,52 wordt toegekend;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie artikel 1, onder b van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).