In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 21 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 797.000,- voor het belastingjaar 2022, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 724.000,-. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar, specifiek met betrekking tot de kosten van een taxatierapport dat hij had laten opstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de kosten van het taxatierapport, dat eiser had ingediend ter onderbouwing van zijn bezwaar, had moeten vergoeden. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht en dat de gemaakte kosten redelijk zijn. De heffingsambtenaar had onvoldoende gemotiveerd waarom het taxatierapport niet voor vergoeding in aanmerking zou komen. De rechtbank heeft de vergoeding voor het taxatierapport vastgesteld op € 128,26 en heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die in totaal € 720,26 bedragen, inclusief het griffierecht van € 50,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.