ECLI:NL:RBMNE:2024:2255

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
C/16/568164 / FO RK 24-3
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van meerderjarig pleegkind onder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 april 2024 een beschikking uitgesproken over de adoptie van een meerderjarig pleegkind, hierna te noemen [belanghebbende]. De pleegouders, [pleegmoeder] en [pleegvader], hebben het verzoek tot adoptie ingediend, waarbij zij de bijzondere omstandigheden hebben uiteengezet die hen hebben geleid tot het indienen van het verzoek op een later moment dan gebruikelijk. [belanghebbende] is als baby van zeven maanden bij de pleegouders geplaatst, nadat zijn biologische ouders hem hadden afgestaan. Sindsdien is hij door de pleegouders verzorgd en opgevoed, zonder contact met zijn biologische ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien [belanghebbende] geboren is met FAS (foetaal alcohol syndroom) en de pleegouders in het belang van zijn hulpverlening hebben gewacht met het indienen van het adoptieverzoek.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het minderjarigheidsvereiste voor adoptie wordt genegeerd. [belanghebbende] heeft altijd de pleegouders als zijn ouders beschouwd en heeft behoefte aan de bevestiging van zijn juridische band met hen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [belanghebbende] is om de adoptie uit te spreken, ondanks zijn meerderjarigheid. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en vastgesteld dat [belanghebbende] ervoor heeft gekozen zijn geslachtsnaam te behouden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/568164 / FO RK 24-3
adoptie
Beschikking van 25 april 2024
in de zaak van:
[pleegmoeder],
- en -
[pleegvader],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de pleegouders,
advocaat mr. E.P.J. Appelman,
met als belanghebbenden
[belanghebbende],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: [belanghebbende] ,
[biologische ouder 1],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
- en -
[biologische ouder 2],
wonende in [woonplaats] , gemeente Schagen,
hierna te noemen: de biologische ouders.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de pleegouders, met bijlagen, ingediend op 29 december 2023;
  • het F-formulier van 14 februari 2024 van de pleegouders.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 28 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de pleegouders met hun advocaat,
  • [belanghebbende] ,
  • mevrouw [A] en de heer [B] (kinderen van de pleegouders) en de heer [C] (schoonzoon van de pleegouders),
als toehoorders.
De biologische ouders waren ook uitgenodigd voor de zitting, maar zij zijn niet gekomen.
2. Waar de procedure over gaat
2.1.
[belanghebbende](destijds nog:
[geboortenaam]) is geboren op [geboortedatum 1] 2002 in [geboorteplaats 1] , als zoon van de biologische ouders.
Op het moment van indiening van het verzoekschrift was [belanghebbende] [leeftijd] oud.
2.2.
[belanghebbende] is als baby van zeven maanden oud bij de pleegouders gaan wonen, nadat de biologische ouders [belanghebbende] hadden afgestaan. Sindsdien is [belanghebbende] verzorgd en opgevoed door de pleegouders. Hij heeft geen contact met de biologische ouders.
2.3.
De pleegouders zijn met elkaar getrouwd en zij hebben naast [belanghebbende] twee (adoptief)kinderen:
[A], geboren op [geboortedatum 2] 1995 in [geboorteplaats 2] ,
[B], geboren op [geboortedatum 3] 1998 in [geboorteplaats 3] , Taiwan.
2.4.
Bij beschikking van 3 september 2003 is het gezag van de biologische ouders over [belanghebbende] beëindigd en is de Stichting Jeugd en Gezin Noord-Holland belast met de voogdij over [belanghebbende] . Bij beschikking van 27 januari 2010 is de pleegmoeder belast met de voogdij over [belanghebbende] .
2.5.
Bij Koninklijk Besluit van 26 juni 2018 is de geslachtsnaam van [belanghebbende] gewijzigd in
[geslachtsnaam].
2.6.
De pleegouders, de biologische ouders en [belanghebbende] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.7.
De pleegouders verzoeken de adoptie van de meerderjarige [belanghebbende] .
[belanghebbende] staat achter de adoptie. De biologische ouders hebben geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

Conclusie

3.1.
De rechtbank zal het verzoek toewijzen en de adoptie van [belanghebbende] door de pleegouders uitspreken. Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Wettelijk kader
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat adoptie een kinderbeschermingsmaatregel is.
Het verzoek tot adoptie moet worden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
[belanghebbende] was op de dag van de indiening van het verzoekschrift [leeftijd] oud. Dit betekent dat niet is voldaan aan de in artikel 1:228 lid 1 onder a BW gestelde voorwaarde dat het kind op de dag van de indiening van het verzoekschrift minderjarig is. Adoptie van [belanghebbende] door de pleegouders is daarom op grond van de nationale wetgeving niet mogelijk.
3.3.
Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is het recht op adoptie niet één van de door het EVRM beschermde rechten. Dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband is op zichzelf niet in strijd met artikel 8 EVRM. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is wanneer niet wordt voldaan aan de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life.
Ook de Hoge Raad heeft beslist dat aan artikel 8 EVRM weliswaar het recht op bescherming van family life tussen de ouders en een door hen geadopteerd kind kan worden ontleend, maar niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de eisen voor adoptie volgens de nationale wet. [1]
3.4.
Het weigeren van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden zo’n inbreuk maken op het bestaande gezinsleven dat toch voorbij kan worden gegaan aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 onder a BW. Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van de adoptie vanwege enkel de meerderjarigheid bij de indiening van het verzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen. Ook moet de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek verschoonbaar zijn.
Inhoudelijke beoordeling
3.5.
De rechtbank vindt dat er in dit geval sprake is van zo’n uitzonderlijke situatie. Zij zal dit hierna toelichten.
Verschoonbare termijnoverschrijding
3.6.
Er is een te begrijpen en te respecteren reden voor het feit dat er tijdens de minderjarigheid of kort na de meerderjarigheid van [belanghebbende] geen verzoek tot adoptie is ingediend, zodat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
[belanghebbende] is geboren met FAS (foetaal alcohol syndroom) vanwege het alcoholgebruik van de biologische moeder tijdens haar zwangerschap. Door zijn hersenletsel heeft [belanghebbende] (gedrags)problematiek waarvoor hij hulpverlening nodig heeft. De pleegouders hebben [belanghebbende] een stabiele thuisbasis kunnen bieden met behulp van de pleegzorgbegeleiding. Deze pleegzorgbegeleiding zou zijn weggevallen als de pleegouders [belanghebbende] hadden geadopteerd en daarmee beiden het gezag over [belanghebbende] hadden gekregen. De pleegouders vonden het in het belang van [belanghebbende] dat hij pleegzorgbegeleiding bleef krijgen. Daarom hebben zij ervoor gekozen dat alleen de pleegmoeder werd belast met de voogdij over [belanghebbende] , met behoud van de pleegzorgbegeleiding. Vanwege de ernst van de problematiek van [belanghebbende] is de pleegzorgbegeleiding nog verlengd totdat [belanghebbende] [leeftijd] werd. Gelet hierop is het te begrijpen dat de pleegouders, in het belang van de hulpverlening voor [belanghebbende] , het verzoek niet eerder hebben kunnen indienen dan toen [belanghebbende] [leeftijd] oud was.
Zeer bijzondere omstandigheden
3.7.
Ook is sprake van zeer bijzondere omstandigheden waardoor voorbij gegaan kan worden aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 onder a BW.
[belanghebbende] wordt sinds hij een baby van zeven maanden oud was door de pleegouders verzorgd en opgevoed, nadat hij door de biologische ouders ter adoptie was afgestaan. Destijds heeft de hulpverlening [belanghebbende] niet ter adoptie opgegeven, maar voor een perspectiefbiedend pleeggezin gekozen, maar de biologische ouders zijn niet op hun besluit teruggekomen. Er is dan ook nooit contact geweest tussen [belanghebbende] en de biologische ouders. [belanghebbende] is opgegroeid binnen het gezin van de pleegouders, samen met [A] en [B] (zijn geadopteerde zus en broer), en hij heeft de pleegouders altijd als zijn ouders beschouwd.
Het is voor [belanghebbende] in emotioneel opzicht heel belangrijk om ook officieel het kind van de pleegouders te zijn. Zij zijn de ouders die hem met veel liefde hebben opgevoed en dat nog altijd doen. Zij ondersteunen hem bij alles, samen met [A] en [B] .
[belanghebbende] wil absoluut niet meer verbonden zijn aan de biologische ouders. Hij heeft er veel last van dat zij hem hersenletsel hebben toegebracht en hem hebben afgestaan.
Ook speelt in dit geval de gelijkheid binnen het gezin een rol. De pleegouders hebben hun andere kinderen, [A] en [B] , wel kunnen adopteren. Dit betekent dat op dit moment alleen [belanghebbende] geen juridische band heeft met de overige gezinsleden, terwijl zij altijd een gezin van vijf personen zijn geweest. Het is voor [belanghebbende] pijnlijk en belastend om zich buitengesloten te voelen. Dit speelt te meer nu [belanghebbende] weet dat zijn biologische ouders al twee kinderen hadden die zij niet hebben afgestaan, maar hem wel. In het algemeen is het al belangrijk dat kinderen in dezelfde juridische positie staan tot hun ouders, maar zeker in dit bijzondere geval. [belanghebbende] heeft behoefte aan de bevestiging dat hij officieel bij het gezin hoort, net zoals [A] en [B] .
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de adoptie van [belanghebbende] door de pleegouders uitspreken, ondanks de meerderjarigheid van [belanghebbende] .
Geslachtsnaam
3.8.
[belanghebbende] is ouder dan zestien jaar en mag daarom kiezen van welke ouder hij de geslachtsnaam wil dragen. [2] [belanghebbende] kiest ervoor om de geslachtsnaam
[geslachtsnaam]te behouden en de rechtbank zal deze naamskeuze in de beslissing opnemen.
Niet uitvoerbaar bij voorraad
3.9.
De rechtbank zal de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan de geboorteakte namelijk pas aanpassen (door een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte) wanneer de beslissing onherroepelijk is.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de adoptie uit van:
[belanghebbende], geboren op [geboortedatum 1] 2002 in [geboorteplaats 1] ,
door:
[pleegmoeder], geboren op [geboortedatum 4] 1962 in [geboorteplaats 2] ,
en
[pleegvader], geboren op [geboortedatum 5] 1959 in [geboorteplaats 5] ;
4.2.
stelt vast dat [belanghebbende] heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam
[geslachtsnaam]zal blijven dragen na de adoptie.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. A.G. van Doorn, rechter, in samenwerking met mr. A. Verouden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.HR 30 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6339
2.Artikel 1:5 lid 7 BW