ECLI:NL:RBMNE:2024:2226

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
572057 / HA RK 24-55
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard; procesbeslissing als geen grond voor wraking

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2024 het wrakingsverzoek van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker, gedetineerd en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.J. van der Woude, had tijdens een zitting op 15 maart 2024 om uitstel gevraagd, wat door de rechters werd afgewezen. Verzoeker stelde dat deze afwijzing hem in zijn verdediging benadeelde en dat er sprake was van corruptie, wat leidde tot het indienen van een wrakingsverzoek tegen de rechters R.P.P. Hoekstra, B.F. Hammerle en M. Rasterhoff. De rechters reageerden schriftelijk op het verzoek en stelden dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een procesbeslissing is, die geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om geen uitstel te verlenen niet kan worden aangemerkt als een grond voor wraking, aangezien het een procesbeslissing betreft. Bovendien was er geen bewijs van vooringenomenheid of corruptie, en de stelling van verzoeker werd niet onderbouwd. De wrakingskamer legde een wrakingsverbod op aan verzoeker, omdat zijn handelen als misbruik van de bevoegdheid tot het indienen van een wrakingsverzoek werd beschouwd. De procedure met de parketnummers 16.147473.23, 16.073094.22 en 21-001154-21 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 572057 / HA RK 24-55
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van11 april 2024
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),
Advocaat: mr. S.J. van der Woude, te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 15 maart 2024 ter behandeling van de strafzaak tegen verzoeker, tijdens welke zitting het wrakingsverzoek is gedaan tegen de behandelend rechters mrs. R.P.P. Hoekstra, B.F. Hammerle en M. Rasterhoff;
- de schriftelijke reactie van mrs. R.P.P. Hoekstra, B.F. Hammerle en M. Rasterhoff van
18 maart 2024 op het wrakingsverzoek.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 28 maart 2024 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is de advocaat van verzoeker verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mrs. R.P.P. Hoekstra, B.F. Hammerle en M. Rasterhoff als behandelend rechters (hierna te noemen: de rechters), in de zaak met parketnummers 16.147473.23, 16.073094.22 en 21-001154-21.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Verzoeker heeft tijdens de zitting van 15 maart 2024 aangegeven dat hij zich niet in staat voelt om zichzelf te verdedigen en heeft vervolgens gevraagd om uitstel van de zitting. De advocaat van verzoeker heeft dit verzoek onderschreven. De rechtbank heeft het aanhoudingsverzoek afgewezen. Volgens verzoeker minacht de rechtbank hem en is er sprake van corruptie omdat het verzoek wordt afgewezen terwijl hij zelf heeft aangegeven dat hij niet in staat is om de zitting bij te wonen. Dit raakt het recht van verzoeker om zich te mogen verdedigen in zijn strafzaak. Verzoeker stelt dat de rechters niet onafhankelijk zijn.
2.3.
De rechters hebben niet berust in de wraking. In hun schriftelijke reactie stellen zij zich op het standpunt dat het afwijzen van een aanhoudingverzoek een procesbeslissing is, die geen grond voor wraking oplevert. Ook in de motivering van de afwijzing kan volgens hen geen grond voor wraking zijn gelegen, omdat zij niet de kans hebben gekregen om die beslissing toe te lichten. De stelling van verzoeker dat sprake is van corruptie is verder niet toegelicht of onderbouwd, aldus de rechters.

3.De beoordeling

Het beoordelingskader
3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
De afwijzing van het aanhoudingsverzoek
3.3.
De beslissing van de rechters vormt geen grond voor wraking. De beslissing
om geen uitstel van de mondelinge behandeling te verlenen, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (onder andere ECLI:NL:HR:2018:1413) blijkt dat een procesbeslissing als zodanig nooit een grond kan vormen voor wraking, omdat wraking geen verkapt rechtsmiddel is. De wrakingskamer komt dan ook niet toe aan beantwoording van de vraag of met de afwijzing van het aanhoudingsverzoek het recht van verzoeker om zich te mogen verdedigen in zijn strafzaak, is geschonden. Dat oordeel is aan de rechter in hoger beroep.
3.4.
Ook voor de motivering van de procesbeslissing geldt in het algemeen dat dit geen grond is voor wraking. Dit kan alleen anders zijn als de motivering in het licht van alle
omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan
worden begrepen dan als een uiting van vooringenomenheid. Omdat de rechters in deze zaak, als gevolg van de wraking, niet eens zijn toegekomen aan het motiveren van hun procesbeslissing kan daarvan in dit geval geen sprake zijn. De enkele stelling van verzoeker dat de rechters corrupt zijn is op geen enkele wijze toegelicht of onderbouwd, zodat daarin ook geen grond voor wraking kan zijn gelegen.
3.5.
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
Wrakingsverbod
3.6.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 515, vierde lid, Sv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met parketnummers 16.147473.23, 16.073094.22 en 21-001154-21, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat het handelen van verzoeker in deze zaak moet worden beschouwd als misbruik van de bevoegdheid tot het indienen van een wrakingsverzoek. De wrakingskamer komt tot deze conclusie omdat verzoeker de rechters heeft gewraakt vóórdat zij de kans hebben gekregen om de procesbeslissing toe te lichten, in combinatie met het feit dat hij de rechters beschuldigt van ‘corruptie’ zonder dat nader te motiveren of te onderbouwen. Tot slot betrekt de wrakingskamer bij deze beslissing ook de psychische gesteldheid van verzoeker zoals omschreven in het dossier.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummers 16.147473.23, 16.073094.22 en 21-001154-21 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met de parketnummers 16.147473.23, 16.073094.22 en 21-001154-21 niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechters waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitters van de teams waarin de rechters werkzaam zijn, en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. H.A. Brouwer en mr. N.A.J. Purcell als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.