In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2024 het wrakingsverzoek van verzoekster ongegrond verklaard. Het verzoek was gericht tegen mr. R.W.J. van Veen, de behandelend rechter in een procedure over de verdeling van een nalatenschap. Verzoekster stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat hij tijdens de mondelinge behandeling op 27 februari 2024 niet adequaat reageerde op de problemen die haar advocaat ondervond met de verstaanbaarheid van de wederpartij. Verzoekster voerde aan dat de rechter met twee maten meet en dat haar recht op een eerlijk proces is geschonden.
De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de rechter voldoende maatregelen heeft genomen om de communicatie tijdens de zitting te waarborgen. De rechter had de videoverbinding getest en had de partijen erop gewezen dat zij in de microfoon moesten spreken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Bovendien werd het verzoek om schorsing van de zitting niet gehonoreerd, wat volgens de wrakingskamer een procesbeslissing is en geen grond voor wraking oplevert.
De wrakingskamer heeft ook een wrakingsverbod opgelegd aan verzoekster, om te voorkomen dat zij misbruik maakt van het wrakingsmiddel in de toekomst. Dit besluit is genomen in het belang van de voortgang van de hoofdzaak. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.