ECLI:NL:RBMNE:2021:2958

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
522187 / HA RK 21-111
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Fasseur, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.A.A.T. Engbers, de behandelend rechter in twee civiele zaken. Verzoekster heeft aangevoerd dat de rechter onrechtmatig heeft besloten om de zitting door te laten gaan, terwijl een van de partijen, de heer [C], ernstig ziek was en niet in staat om te verschijnen. Verzoekster stelde dat de rechter had moeten eisen dat er een medische verklaring werd overlegd en dat het door laten gaan van de zitting in strijd was met artikel 6 van het EVRM. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, omdat de beslissing van de rechter om de zitting door te laten gaan als een procedurele beslissing werd beschouwd. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. Bovendien werd opgemerkt dat verzoekster niet-ontvankelijk was omdat het wrakingsverzoek niet door een advocaat was ingediend, maar de wrakingskamer besloot verzoekster toch te ontvangen omdat zij wel bijstand had van haar advocaat. De wrakingskamer heeft ook een wrakingsverbod opgelegd, waardoor toekomstige wrakingsverzoeken van verzoekster in deze zaken niet in behandeling zullen worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 522187 / HA RK 21-111
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 6 juli 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. D. Fasseur.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • een e-mailbericht van verzoekster van 20 mei 2021 met daarin het wrakingsverzoek gericht tegen mr. M.A.A.T. Engbers (het eerste wrakingsverzoek);
  • het proces-verbaal van de zitting van 20 mei 2021 met daarin de mededeling van mr. M.A.A.T. Engbers dat zij de zaak niet kan behandelen in verband met het voorafgaande aan de zitting door verzoekster ingediende wrakingsverzoek;
  • een e-mail van mr. D. Fasseur van 27 mei 2021 met daarin het verzoek tot uitstel van de zitting van de wrakingskamer van 11 juni 2021;
  • de schriftelijke reactie van mr. M.A.A.T. Engbers van 28 mei 2021;
  • een brief van het secretariaat van de wrakingskamer van 1 juni 2021 met daarin de mededeling dat de wrakingskamer het uitstelverzoek toewijst en het wrakingsverzoek zal behandelen op de zitting van 22 juni 2021;
  • een brief van het secretariaat van de wrakingskamer van 16 juni 2021 waarin de samenstelling van de wrakingskamer van 22 juni 2021 wordt meegedeeld;
  • een e-mail van mr. D. Fasseur van 18 juni 2021 met daarin het verzoek tot uitstel van de zitting van 22 juni 2021 om 15.30 uur;
  • een e-mail van het secretariaat van de wrakingskamer van 21 juni 2021 met daarin de mededeling dat de voorzitter van de wrakingskamer het verzoek tot uitstel afwijst;
  • een e-mail van verzoekster van 22 juni 2021 om 14.23 uur met daarin een wrakingsverzoek gericht tegen de wrakingskamer, in het bijzonder gericht tegen mr. C.S.K. Fung Fen Chung (het tweede wrakingsverzoek);
  • een e-mail van het secretariaat van de wrakingskamer van 22 juni 2021 om 15.10 uur met daarin de mededeling dat de wrakingskamer het tweede wrakingsverzoek buiten behandeling laat en dat de zitting doorgang zal vinden.
1.2.
Het eerste wrakingsverzoek is op 22 juni 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen mr. M.A.A.T. Engbers, mr. Q.A.L.M. Gijsbers, mevrouw [A] en de heer [B] . Verzoekster en haar advocaat zijn niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer

2.1.
Verzoekster heeft kort voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek de wrakingskamer gewraakt en in het bijzonder mr. C.S.K. Fung Fen Chung. Aan dit verzoek heeft zij ten grondslag gelegd dat de schijn van partijdigheid is gewekt, omdat de wrakingskamer het uitstelverzoek van 18 juni 2021 heeft afgewezen. Haar medische situatie is zodanig verslechterd dat zij de zitting niet heeft kunnen voorbereiden met haar gemachtigde. Haar gemachtigde kan haar daarom niet vertegenwoordigen op de zitting van 22 juni 2021. De wraking richt zich in het bijzonder tegen mr. C.S.K. Fung Fen Chung. Haar aantoonbare familiaire banden met de medische sector veroorzaken belangenverstrengeling en dit roept volgens verzoekster de schijn van partijdigheid op.
2.2.
De wrakingskamer heeft dit verzoek tot wraking van de wrakingskamer kort voor de zitting buiten behandeling gesteld. Dit omdat verzoekster met dit nieuwe wrakingsverzoek evident misbruik maakte van het recht om een rechter te wraken. De zitting is al een keer uitgesteld op verzoek van verzoekster. Zij wist op 1 juni 2021 al dat het wrakingsverzoek op 22 juni 2021 zou worden behandeld. Zij heeft ruimschoots de tijd gehad om de zitting met haar gemachtigde voor te bereiden. Waar het wrakingsverzoek ziet op mr. C.S.K. Fung Fen Chung is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekster al op 16 juni 2021 op de hoogte is gesteld van de samenstelling van de wrakingskamer. Dat getwijfeld zou moeten worden aan de onpartijdigheid van mr. C.S.K. Fung Fen Chung is niet naar voren gebracht in het uitstelverzoek van 18 juni 2021. De wrakingskamer is tot de slotsom gekomen dat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer slechts is ingediend omdat verzoekster het niet eens was met de afwijzing van haar verzoek tot uitstel van de zitting en niet zozeer omdat zij een grond had om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de wrakingskamer, in het bijzonder mr. C.S.K. Fung Fen Chung. Voorgaande beslissing is op 22 juni 2021 gegeven en per e-mail aan verzoekster meegedeeld.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.A.A.T. Engbers als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaken met de zaaknummers C/16/421211 / HA ZA 16-600 (hierna: zaak 1) en C/16/422623 / HA ZA 16-658 (hierna: zaak 2). In zaak 1 is mevrouw [A] de eisende partij in conventie en de verwerende partij in reconventie. In zaak 2 is de heer [C] de eisende partij in conventie en de verwerende partij in reconventie. Verzoekster is in beide zaken verwerende partij in conventie en eisende partij in reconventie.
3.2.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar wrakingsverzoek.
De rechter heeft onrechtmatig besloten om de comparitie van partijen (hierna: de zitting) in beide zaken van 20 mei 2021 om 16.00 uur door te laten gaan terwijl de heer [C] ernstig ziek is en niet in staat is een zitting bij te wonen. Dat de rechter heeft nagelaten om een medische verklaring te eisen van de heer [C] is een ernstige juridische omissie. De rechter hoort op basis van objectieve medische feiten de ernst van de gezondheidssituatie van [C] vast te stellen. Daarnaast heeft de rechter zonder dit te motiveren besloten om de zitting in afwezigheid van twee van de drie partijen te laten doorgaan, ondanks een gemotiveerd verzoek tot uitstel van verzoekster. Dit is in strijd met artikel 6 van het EVRM. [1]
3.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat het door laten gaan van de zitting moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Uit de uitgebreide mailwisseling voorafgaand aan de zitting van 20 mei 2021 blijkt dat verzoekster om uitstel heeft gevraagd omdat de heer [C] niet aanwezig kon zijn op de zitting en het daarom niet mogelijk zou zijn om een minnelijke regeling te treffen. De rechter heeft dit verzoek op 19 mei 2021 afgewezen omdat zij van de advocaat van de heer [C] heeft begrepen dat hij ernstig ziek is en waarschijnlijk in de toekomst ook geen zitting meer zal kunnen bijwonen. Mr. Fasseur heeft diezelfde dag nog gemaild dat verzoekster erg is aangeslagen door het nieuws over de gezondheid van de heer [C] en niet in staat is om de zitting bij te wonen. Later die dag heeft mr. Fasseur ook nog gemaild dat hij bezwaar maakt tegen het laten doorgaan van de zitting. Hij heeft hierbij benadrukt dat de zitting niet mocht worden gebruikt voor het nader inwinnen van inlichtingen, aangezien dit in het tussenvonnis niet was opgenomen. Omdat in die laatste mails geen verzoeken zijn gedaan die voor de zitting beantwoord dienden te worden, heeft de rechter op deze mails niet meer gereageerd. In deze gang van zaken is volgens de rechter geen vooringenomenheid te ontdekken.
3.4.
Mr. Gijsbers heeft namens mevrouw [A] op de zitting naar voren gebracht
dat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het wrakingsverzoek niet
door een advocaat is ingediend, terwijl het wrakingsprotocol dat in dit geval wel voorschrijft.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid verzoekster
4.1.
In de onderhavige hoofdzaak geldt een verplichte procesvertegenwoordiging.
In procedures waarin procesvertegenwoordiging verplicht is, moet het wrakingsverzoek worden ingediend door een advocaat, op straffe van niet-ontvankelijkheid. Dit volgt uit artikel 2.1.2 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank. In dit geval heeft de wrakingskamer over het hoofd gezien dat het wrakingsverzoek niet door een advocaat was ondertekend. Verzoekster is daarom geen mogelijkheid geboden om dit verzuim te herstellen. De wrakingskamer zal verzoekster toch ontvangen in het verzoek omdat zij wel bijstand heeft van haar advocaat, mr. Fasseur. Mr. Fasseur heeft ook de communicatie met de wrakingskamer van verzoekster op zich genomen, onder meer door verschillende uitstelverzoeken aan de wrakingskamer te richten. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer voldoende dat verzoekster zich met betrekking tot haar wrakingsverzoek heeft laten vertegenwoordigen door een advocaat.
Beoordeling wrakingsverzoek
4.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
4.3.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
4.4.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoekster is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
4.5.
De beslissing van de rechter om het verzoek tot uitstel af te wijzen moet worden aangemerkt als een procedurele (tussen)beslissing. Een als negatief ervaren (tussen)beslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich daar als uitgangspunt tegen. Dit geldt ook voor de motivering van die (tussen)beslissing als grond voor wraking. Alleen als de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Daar is bij de beslissing tot afwijzing van het door verzoekster gedane uitstelverzoek geen sprake van.
4.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
Wrakingsverbod
4.7.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv.
Een volgend wrakingsverzoek van verzoekster, betrekking hebbend op de procedures met de zaaknummers C/16/421211 / HA ZA 16-600 en C/16/422623 / HA ZA 16-658, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat het voldoende aannemelijk is dat verzoekster mogelijk opnieuw wrakingsverzoeken in zal dienen. In het belang van de voortgang van de hoofdzaak moet voorkomen worden dat verzoekster door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
5.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
5.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team familie, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
5.3.
bepaalt dat de procedures van verzoekster met de zaaknummers C/16/421211 / HA ZA 16-600 en C/16/422623 / HA ZA 16-658 dienen te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
5.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaken met de zaaknummers C/16/421211 / HA ZA 16-600 en C/16/422623 / HA ZA 16-658 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. J.G. Nicholson en mr. C.S.K. Fung Fen Chung als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.