ECLI:NL:RBMNE:2024:2203

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/5970
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AOW naar de norm voor gehuwden en de beoordeling van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die sinds 20 november 2013 een AOW-uitkering ontvangt naar de norm van een alleenstaande, en de Sociale Verzekeringsbank (SvB). Eiser is op 23 juni 2023 getrouwd, wat leidde tot een aanpassing van zijn AOW-uitkering naar de norm voor gehuwden. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanpassing, stellende dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote, met wie hij een latrelatie heeft. De SvB heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, omdat eiser en zijn echtgenote niet afzonderlijk leven alsof zij nooit getrouwd zijn geweest. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de SvB zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat de SvB terecht heeft besloten dat de uitzonderingssituatie van duurzaam gescheiden leven zich niet voordoet. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de wettelijke definitie van duurzaam gescheiden leven en de omstandigheden van de zaak. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij en zijn echtgenote geen latrelatie hebben, maar de rechtbank heeft deze verklaring niet in haar beoordeling betrokken, aangezien deze niet relevant was voor de huidige procedure. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5970

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SvB

(gemachtigde: mr. P. van der Voorn).

Inleiding

1. Eiser ontvangt vanaf 20 november 2013 een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (Aow) naar de norm van een alleenstaande.
1.1.
Uit een zogenoemde ‘spontane GBA-mutatie’ is gebleken dat eiser op 23 juni 2023 is getrouwd met [echtgenote] (hierna: echtgenote). Zij ontvangt nog een Aow-uitkering.
1.2.
Met het besluit van 7 juli 2023 heeft de SvB eisers Aow-uitkering aangepast. Omdat eiser op 23 juni 2023 is gehuwd krijgt hij vanaf juli 2023 een gehuwdenpensioen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Met het besluit van 20 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is de SvB bij het besluit van 7 juli 2023 gebleven.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De SvB heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de SvB.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het gaat in deze procedure om de vraag of de SvB terecht heeft besloten dat eiser vanwege zijn huwelijk vanaf juli 2023 een gehuwdenpensioen ontvangt. De rechtbank beoordeelt deze vraag aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De SvB stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Eiser en zijn echtgenote hebben aangegeven dat zij een latrelatie hebben. Dit betekent dat zij geen afzonderlijk leven van elkaar leiden alsof ze nooit getrouwd zijn geweest. Het feit dat zij huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld bij een notaris verandert hier niets aan volgens de SVB.
5. Eiser voert aan dat hij volkomen duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote, zowel financieel als fysiek. Zij leiden ieder een eigen leven en zijn financieel niet met elkaar verbonden. De huwelijkse voorwaarden en pensioensituatie spreken dan ook voor zich.
6. In artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de Aow wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij is gehuwd.
7. De hoogste rechter in dit soort zaken legt het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Getrouwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) ten minste één van hen wil niet meer getrouwd zijn en samenwonen;
b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is getrouwd;
c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. Mensen kunnen namelijk ook getrouwd zijn zonder dat zij samenwonen. Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven maakt het niet uit waarom zij niet samenleven. [1]
8. De rechtbank oordeelt dat de SvB zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de feiten en omstandigheden niet ondubbelzinnig blijkt dat eiser en zijn echtgenote beiden afzonderlijk een eigen leven leiden als ware zij niet meer getrouwd. De SvB heeft er in dit verband terecht op gewezen dat eiser en zijn echtgenote op het formulier ‘onderzoek woonsituatie’ beiden hebben aangegeven dat zij niet op hetzelfde adres woonachtig zijn omdat zij een latrelatie hebben. Ook tijdens een telefoongesprek met een medewerker van de SvB op 22 augustus 2023 heeft eiser aangegeven dat hij een latrelatie heeft en op latere leeftijd is getrouwd. Dat eiser en zijn echtgenote hebben gekozen voor een latrelatie en niet in dezelfde woning wonen en dat zij ‑ zoals ook blijkt uit de huwelijkse voorwaarden ‑ de verbruikslasten van hun eigen woning dragen, is niet voldoende om aan te nemen dat zij duurzaam gescheiden leven. Eiser en zijn echtgenote hebben er bewust voor gekozen om een huwelijk aan te gaan en daarbij bestaat onder meer de wettelijke verplichting tot wederzijdse hulp en bijstand. Dit staat ook in de huwelijkse voorwaarden waarin in artikel 2 is opgenomen dat de echtgenoten elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd zijn. Hoewel eiser en zijn echtgenote hebben bepaald dat zij de verbruikslasten van hun eigen woning zullen dragen, volgt uit artikel 12, eerste lid, van de huwelijkse voorwaarden, dat de kosten van onder meer boodschappen en medische verzorging wel ten laste komen van het gemeenschappelijk inkomen van de echtgenoten. Eisers stelling dat uit de huwelijkse voorwaarden blijkt dat hij en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leven onderschrijft de rechtbank daarom niet. Ditzelfde geldt voor het door eiser overgelegde pensioenoverzicht over 2022 van [A] waaruit blijkt dat eiser geen partnerpensioen ontvangt. Eiser was immers nog niet gehuwd op het moment dat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte zodat hij daarom geen recht heeft op een partnerpensioen voor zijn echtgenote. Dit stuk is dus niet relevant voor beantwoording van de vraag of eiser en zijn echtgenote vanaf hun huwelijk op 23 juni 2023 - duurzaam gescheiden leven.
9. Uit het voorgaande volgt dat de SvB zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitzonderingssituatie, te weten duurzaam gescheiden leven, zich niet voordoet.
10. Eiser heeft ter zitting nog verklaard dat hij en zijn echtgenote geen latrelatie hebben. Eiser heeft een relatie met iemand anders en zijn echtgenote is daar ook van op de hoogte. Zij zijn getrouwd omdat eiser bepaalde morele verplichtingen jegens haar heeft. De SvB heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat voor zover eiser nu stelt dat de situatie anders ligt, hij zich opnieuw bij de SvB kan melden. De SvB zal dan de situatie opnieuw beoordelen waarbij mogelijk een huisbezoek wordt afgelegd en met zijn echtgenote zal worden gesproken. De rechtbank gaat daarom nu niet in op deze door eiser ter zitting gegeven toelichting.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bv. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2013.