ECLI:NL:RBMNE:2024:2110

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/16/571406 / KL ZA 24-58
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag in kort geding met betrekking tot aandelen in batterijen en waterstofprojecten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eisende partijen, gezamenlijk aangeduid als Batterij- en H2-park Zeewolde, een vordering tot opheffing van conservatoir beslag hebben ingediend. Dit beslag was gelegd door de gedaagde partij, die een biologisch akkerbouwbedrijf exploiteert, op de aandelen van de vennootschappen BPZ BV en H2PZ BV, die betrokken zijn bij respectievelijk een batterijproject en een waterstofproject. De eisers stelden dat de vorderingen van de gedaagde, waarop het beslag was gebaseerd, summierlijk ondeugdelijk waren en dat het beslag daarom opgeheven diende te worden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een vordering tot schadevergoeding op de eisers. De gedaagde had onder andere aangevoerd dat de eisers onrechtmatig hadden gehandeld door de lidmaatschapsvoorwaarden van de ontwikkelverenigingen zo op te stellen dat de gedaagde niet kon toetreden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de gedaagde niet had aangetoond dat de lidmaatschapsvoorwaarden onrechtmatig waren en dat er geen sprake was van groepsaansprakelijkheid.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van de eisers toegewezen en het beslag opgeheven, omdat het belang van de eisers bij opheffing van het beslag zwaarder woog dan het belang van de gedaagde bij handhaving daarvan. De gedaagde is bovendien veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die zijn begroot op € 2.088,22, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig aan de veroordeling wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/571406 / KL ZA 24-58
Vonnis in kort geding van 10 april 2024
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR VAN AANDELEN IN BATTERIJ PARK ZEEWOLDE B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
hierna: STAK BPZ,
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR VAN AANDELEN IN H2 PARK ZEEWOLDE B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
hierna: STAK H2PZ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BATTERIJ PARK ZEEWOLDE B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
hierna: BPZ BV,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H2 PARK ZEEWOLDE B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
hierna: H2PZ BV,
5. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ONTWIKKELVERENIGING BATTERIJ PARK ZEEWOLDE,
gevestigd te Zeewolde,
hierna: OV BPZ,
6. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ONTWIKKELVERENIGING H2 PARK ZEEWOLDE,
gevestigd te Zeewolde,
hierna: OV H2PZ
eisende partijen,
advocaat: mrs. H.A. Bijkerk en M. Rus-van der Velde te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A.C. Teeuw.
Eisers zullen hierna gezamenlijk Batterij- en H2-park Zeewolde worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 maart 2024 met producties 1 t/m 27;
- de akte overlegging producties 1 t/m 24 tevens eis in reconventie van [gedaagde] ;
- de akte overlegging producties 28 t/m 30 van Batterij- en H2-park Zeewolde;
- de brief van 26 maart 2024 van [gedaagde] met intrekking van haar eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 27 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van Batterij- en H2-park Zeewolde;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteert een biologisch akkerbouwbedrijf in [vestigingsplaats] .
2.2.
Ten behoeve van een project om windenergie en zonne-energie op te slaan in batterijen (hierna te noemen: het batterijproject) zijn op 7 augustus 2023 OV BPZ, STAK BPZ en BPZ BV opgericht. OV BPZ heeft (onder meer) als doel het bijdragen en realiseren van een ‘Ledenovereenkomst Ontwikkelvereniging Batterij Park Zeewolde’, waarmee haar leden financieel deelnemen aan het batterijproject. STAK BPZ houdt de aandelen in BPZ BV en geeft certificaten van die aandelen uit. BPZ BV ontwikkelt en exploiteert het batterijproject.
2.3.
Ter realisatie van een waterstoffabriek (hierna te noemen: het waterstofproject) is op 7 augustus 2023 OV H2PZ opgericht met (onder meer) als doel het bijdragen en realiseren van een ‘Ledenovereenkomst Ontwikkelvereniging H2 Park Zeewolde’, waarmee haar leden financieel deelnemen aan het waterstofproject. Op 8 november 2023 zijn STAK H2PZ en H2PZ BV opgericht. STAK H2PZ houdt de aandelen in H2PZ BV en geeft certificaten van die aandelen uit. H2PZ BV ontwikkelt en exploiteert het waterstofproject.
2.4.
De ‘Ledenovereenkomst Ontwikkelvereniging Batterijpark Zeewolde’ en de ‘Ledenovereenkomst Ontwikkelvereniging H2 Park Zeewolde’ bepalen dat voor lidmaatschap van respectievelijk OV BPZ en OV H2PZ onder meer vereist is dat een kandidaat-lid lid is van Ontwikkelvereniging Zeewolde, in goede status met Windpark Zeewolde B.V. (hierna: WPZ BV) verkeert en in de twee jaar voorafgaand aan ondertekening van de overeenkomst(en) niet gelieerd is aan een rechtszaak tegen WPZ BV of diens aandeelhouder (hierna gezamenlijk te noemen: Windpark Zeewolde).
2.5.
[gedaagde] heeft zich op 8 september 2023 aangemeld om lid te worden van OV BPZ. Op 5 oktober 2023 is het verzoek van [gedaagde] om lid te worden per e-mailbericht afgewezen. In het e-mailbericht van 5 oktober 2023 staat onder meer:
“Wij hebben besloten u niet toe te laten.
U voldoet niet aan de voorwaarden.
Slechts 1 van uw 4 entiteiten kan lid zijn van Ontwikkelvereniging Zeewolde en die is gelieerd aan rechtszaken tegen STAKWPZ en/of WPZBV[toevoeging voorzieningenrechter: Windpark Zeewolde]
.
De andere 3 van uw 4 entiteiten zijn geen lid van Ontwikkelvereniging Zeewolde en kwalificeren dus ook niet.”
2.6.
[gedaagde] heeft zich op 6 november 2023 per e-mailbericht aangemeld om lid te worden van OV H2PZ. Op 8 december 2023 is het verzoek van [gedaagde] per
e-mailbericht afgewezen. In het e-mailbericht van 8 december 2023 staat onder meer:
“Op 17 oktober 2023 hebben wij alle leden van de Ontwikkel Vereniging Zeewolde aangeschreven om hun interesse te polsen voor onze vereniging en te controleren of ze zich kwalificeren als lid van onze vereniging. Daarmee hebben wij u dus ook aangeschreven.
De lidmaatschapsvoorwaarden van de Ontwikkel Vereniging H2 Park Zeewolde waren bijgesloten. In de overeenkomst staat bij 'Artikel 2, Verklaringen' o.a. dat het lid van de 'Ontwikkelvereniging Zeewolde' lid kan worden van OVH2PZ als "die in goede status met Windpark Zeewolde verkeren, wat betekent dat hij/zij niet gelieerd is aan een rechtszaak tegen STAK WPZ of WPZ[toevoeging voorzieningenrechter: Windpark Zeewolde]
gedurende de afgelopen twee jaren".
U voldoet helaas niet aan deze lidmaatschapsvoorwaarden van OVH2PZ.”
2.7.
Op 1 februari 2024 is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op verzoek van [gedaagde] ten laste van STAK BPZ en STAK H2PZ verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag op de aandelen die STAK BPZ en STAK H2PZ in respectievelijk BPZ BV en H2PZ BV houden.

3.Het geschil

3.1.
Batterij- en H2-park Zeewolde vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. het op 5 februari 2024 door/namens [gedaagde] gelegde conservatoire beslag
op de aandelen in het kapitaal van BPZ BV staande op naam van STAK BPZ en de aandelen in het kapitaal van H2PZ BV staande op naam van STAK H2PZ met onmiddellijke ingang opheft;
II. [gedaagde] veroordeelt in de proces- en nakosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Batterij- en H2-park Zeewolde legt aan haar vordering ten grondslag dat de vorderingen van [gedaagde] waarvoor zij conservatoir beslag heeft gelegd summierlijk ondeugdelijk zijn en het beslag daarom moet worden opgeheven.
3.3.
[gedaagde] heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot afwijzing.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van Batterij- en H2-park Zeewolde toewijzen, omdat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vorderingen van [gedaagde] is gebleken. Dat wordt hierna uitgelegd.
Spoedeisend belang
4.2.
Anders dan [gedaagde] meent, behoeft van een spoedeisend belang van STAK BPZ en STAK H2PZ bij haar vordering tot opheffing van het beslag niet te zijn gebleken. Artikel 705 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) biedt een eigen rechtsgang ten behoeve van de opheffing van beslagen in de vorm van een kort geding ten overstaan van de voorzieningenrechter. Een spoedeisend belang is geen voorwaarde voor toegang tot deze rechtsgang.
Beoordelingskader opheffen beslag
4.3.
Ingevolge artikel 705 lid 2 Rv wordt de opheffing van het beslag onder meer uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag. De rechter moet daarbij beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Daarbij geldt dat die beoordeling niet kan geschieden los van de afweging van de wederzijdse belangen van partijen (ECLI:NL:HR:1996:ZC2105).
4.4.
[gedaagde] heeft aan het conservatoire beslag ten grondslag gelegd dat zij een vordering tot schadevergoeding op STAK BPZ en STAK H2PZ heeft vanwege (i) het faciliteren van een onrechtmatige daad (gepleegd door OV BPZ en OV H2PZ) en (ii) misbruik van identiteitsverschil en vereenzelviging (met OV BPZ en OV H2PZ). Tijdens de mondelinge behandeling van de onderhavige procedure heeft [gedaagde] de grondslag aangevuld en stelt zij dat (iii) STAK BPZ en STAK H2PZ in groepsverband onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld (artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek, hierna: BW)).
Faciliteren onrechtmatige daad (i)
4.5.
[gedaagde] stelt dat de voorwaarden om lid te worden van OV BPZ en OV H2PZ (zie rechtsoverweging 2.4) gezamenlijk met STAK BPZ en STAK H2PZ zijn opgesteld en doorgevoerd met het oogmerk de belangen van [gedaagde] te schaden. [gedaagde] onderbouwt zijn stelling door te verwijzen naar een brief van 11 augustus 2023 die door BPZ BV, STAK BPZ, OV BPZ en OV H2PZ gezamenlijk is ondertekend. Bovendien hebben de bestuursleden van STAK BPZ en STAK H2PZ volgens [gedaagde] inhoudelijk kennis van “de zaak”, omdat zij ook betrokken zijn bij de procedures tegen WPZ BV en ‘STAK BV’ (de voorzieningenrechter begrijpt dat [gedaagde] bedoelt: de aandeelhouder van WPZ BV).
4.6.
Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat [gedaagde] een schadevergoedingsvordering op STAK BPZ en STAK H2PZ heeft vanwege het faciliteren van een onrechtmatige daad. Het enkele feit dat de brief van
11 augustus 2023 mede is verstuurd namens en mede ondertekend is door STAK BPZ en STAK H2PZ betekent niet dat de lidmaatschapsvoorwaarden ook door hen zijn opgesteld. Geen van de bestuursleden van STAK BPZ en STAK H2PZ zijn bestuurder van OV BPZ of OV H2PZ. Dat de bestuursleden van STAK BPZ en STAK H2PZ op een andere manier betrokken zijn geweest bij het opstellen van de lidmaatschapsvoorwaarden is door Batterij- en H2-park Zeewolde betwist, door [gedaagde] niet onderbouwd en is de voorzieningenrechter ook overigens niet gebleken. [gedaagde] heeft bovendien niet aangegeven met welke “zaak” de bestuursleden van STAK BPZ en STAK H2PZ bekend zouden zijn en waarom ze daarmee een onrechtmatige daad zouden faciliteren.
Misbruik van identiteitsverschil en vereenzelviging (ii)
4.7.
[gedaagde] stelt dat STAK BPZ en STAK H2PZ misbruik maken van identiteitsverschil, door zich te verschuilen achter de afwijzingen van OV BPZ en OV H2PZ van het verzoek van [gedaagde] om lid te mogen worden van de verenigingen. Volgens [gedaagde] zijn de identiteiten van Batterij- en H2-park Zeewolde en Windpark Zeewolde volledig verweven. Ter onderbouwing van de verwevenheid wijst [gedaagde] erop dat
(i) het batterijproject, het waterstofproject en het project van Windpark Zeewolde feitelijk één project is, (ii) deze drie projecten allen uitvoerder zijn van overheidsbeleid, (iii) de zeggenschap van de drie projecten in dezelfde hand ligt en (iv) het lidmaatschap van OV BPZ en OV H2PZ beperkt is tot leden van de ontwikkelvereniging van Windpark Zeewolde.
4.8.
Voor de vraag of er sprake is van misbruik van identiteitsverschil of grond bestaat voor vereenzelviging van rechtspersonen is het Rainbow-arrest van de Hoge Raad richtinggevend (ECLI:NL:HR:2000:AA7480). Een persoon die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee (of meer) rechtspersonen kan onrechtmatig handelen door misbruik te maken van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen of tussen hemzelf en die rechtspersonen als hij zodanig misbruik heeft beoogd. Deze onrechtmatige gedraging verplicht zowel de persoon met zeggenschap als de betrokken rechtspersonen tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan dit misbruik door de persoon met zeggenschap zo ernstig zijn dat vereenzelviging van de betrokken (rechts)personen kan dienen als de meest aangewezen vorm van verhaal. De maatstaf voor vereenzelviging wordt in de rechtspraak strikt en slechts bij uitzondering toegepast.
4.9.
Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter heeft [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat zich dusdanige uitzonderlijke feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die op zichzelf en in onderling samenhang gezien tot de conclusie kunnen leiden dat er sprake is van misbruik van identiteitsverschil door STAK BPZ of STAK H2PZ. Elke onderbouwing daarvoor ontbreekt. Laat staan dat dit misbruik zo ernstig is dat toepassing van het leerstuk van vereenzelviging gerechtvaardigd zou zijn.
4.10.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het vanaf de oprichting van de rechtspersonen van het batterijproject en waterstofproject voor [gedaagde] duidelijk was dat het batterijproject en het waterstofproject geëxploiteerd zouden worden vanuit andere rechtspersonen dan Windpark Zeewolde. Dat is tussen partijen niet in geschil.
4.11.
Het is tussen partijen ook niet in geschil dat de bestuurders van STAK BPZ en STAK H2PZ niet dezelfde bestuurders zijn als de bestuurders van OV BPZ en OV H2PZ. [gedaagde] heeft niet nader onderbouwd waarom desondanks de “zeggenschap van de drie projecten in dezelfde hand ligt”, laat staan van wie die hand dan is.
4.12.
Het is eveneens niet in geschil dat STAK BPZ en STAK H2PZ slechts certificaten kunnen uitgeven aan (rechts)personen die lid zijn van OV BPZ en OV H2PZ. In rechtsoverweging 4.6 is beslist dat niet aannemelijk is geworden dat STAK BPZ en STAK H2PZ betrokken zijn geweest bij het opstellen van de voorwaarde(n) om lid te worden van OV BPZ en OV H2PZ. Van onrechtmatig handelen van STAK BPZ en STAK H2PZ door zich te verschuilen achter de afwijzingen van OV BPZ en OV H2PZ van de lidmaatschapsverzoeken van [gedaagde] is dan ook niet gebleken.
Groepsaansprakelijkheid (iii)
4.13.
[gedaagde] stelt dat OV BPZ, BPZ BV en STAK BPZ in groepsverband handelen door gezamenlijk de lidmaatschapsvoorwaarden (zie rechtsoverweging 2.4) op te stellen en door te voeren met het oogmerk om [gedaagde] buiten te sluiten. STAK BPZ kan zich volgens [gedaagde] daarmee niet achter de afwijzing van het lidmaatschap door OV BPZ verschuilen. Ook bij het aanpassen van de lidmaatschapsvoorwaarde is STAK BPZ nauw betrokken, aldus [gedaagde] .
4.14.
Voor aansprakelijkheid op grond van 6:166 BW is vereist dat de gestelde onrechtmatige gedragingen in groepsverband hebben plaatsgevonden. In rechtsoverweging 4.6 is beslist dat niet aannemelijk is geworden dat STAK BPZ en STAK H2PZ betrokken zijn geweest bij het opstellen van de lidmaatschapsvoorwaarden voor OV BPZ en
OV H2PZ. Anders dan het gezamenlijk versturen en ondertekenen van de brief van
11 augustus 2023 heeft [gedaagde] niet onderbouwd dat er sprake is van het handelen in groepsverband. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is van handelen in groepsverband door OV BPZ, BPZ BV en STAK BPZ dan ook niet gebleken.
4.15.
Omdat van een handelen in groepsverband niet is gebleken, behoeven de stellingen van [gedaagde] die betrekking hebben op de overige vereisten voor groepsaansprakelijkheid niet te worden besproken.
Conclusie
4.16.
De voorzieningenrechter concludeert dat [gedaagde] haar vorderingen op STAK BPZ en STAK H2PZ tot schadevergoeding onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en daarmee summierlijk van de ondeugdelijkheid van haar vorderingen is gebleken.
Belangenafweging
4.17.
De belangenafweging leidt ertoe dat de vordering tot opheffing van het conservatoire beslag zal worden toegewezen. Batterij- en H2-park Zeewolde heeft toegelicht dat BPZ BV en H2PZ BV vanwege het beslag geen leningen kunnen aangaan met een geldverstrekker, omdat zij hun aandelen niet als zekerheid kunnen aanbieden. Daardoor komen beide projecten volgens haar stil te liggen. Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat een geldverstrekker geen krediet verstrekt als er beslag op één of meer aandelen ligt. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij een vordering tot schadevergoeding op STAK BPZ of STAK H2PZ heeft. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het belang van Batterij- en H2-park Zeewolde bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij handhaving daarvan.
Proceskosten
4.18.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Batterij- en H2-park Zeewolde worden begroot op:
- kosten dagvaarding 115,22
- griffierecht 688,00
- salaris advocaat 1.107,00 (tarief kortgeding € 1.107,00)
- nakosten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.088,22
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het krachtens het beslagverlof van 1 februari 2024 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ten laste van STAK BPZ door [gedaagde] gelegde conservatoire beslag op de aandelen in het kapitaal van BPZ BV,
5.2.
heft op het krachtens het beslagverlof van 1 februari 2024 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ten laste van STAK H2PZ door [gedaagde] gelegde conservatoire beslag op de aandelen in het kapitaal van H2PZ BV,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.088,22 aan de zijde van Batterij- en H2-park Zeewolde, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.