ECLI:NL:RBMNE:2024:2027

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
C/16/558023 / FO RK 23-695
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling en afwijzing ondertoezichtstelling in familierechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 20 maart 2024, is de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind gewijzigd. De rechtbank heeft bepaald dat er op dit moment geen omgang zal zijn tussen de vader en het kind, omdat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. De vader had verzocht om een ondertoezichtstelling, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die een kwetsbare gezondheid heeft, veel stress ervaart bij het idee van contact met zijn vader. De bijzondere curator, die was aangesteld om de belangen van het kind te behartigen, heeft geadviseerd om de omgangsregeling te beëindigen. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het recht op omgang alleen kan worden ontzegd als dit in strijd is met de belangen van het kind. In dit geval is de gezondheid van het kind, dat medicatie nodig heeft voor zijn aandoening, van groot belang. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vader bereid is om de beslissing van de rechtbank te respecteren, wat getuigt van zijn inzicht in de situatie van het kind. De rechtbank heeft de bijzondere curator ontslagen uit zijn functie en het overige verzoek van de vader afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/558023 / FO RK 23-695 (informele rechtsingang)
Beschikking van 20 maart 2024
in de zaak van:
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching,
en
[moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.F. Achekar.
en
drs. [bijzondere curator],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, locatie Utrecht, hierna te noemen: de Raad, is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betrokken in de procedure.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 8 augustus 2023 de beslissing op de aanvraag van [minderjarige] aangehouden en een bijzondere curator voor hem benoemd.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht van de bijzondere curator van 11 januari 2024 met bijlage;
  • het bericht van de bijzondere curator van 17 januari 2024;
  • het verzoek tot ondertoezichtstelling van de vader van 20 februari 2024.
1.3.
De aanvraag van [minderjarige] is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 21 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de bijzondere curator;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, mevrouw K. Lazar;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.4.
Op de zitting heeft de advocaat van de vader een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest tot 7 oktober 2020.
2.2.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De rechtbank heeft in de beschikking van 3 februari 2023 een omgangsregeling vastgesteld:
  • de vader start vanaf datum beschikking met kaartjes aan [minderjarige] schrijven;
  • starten vanaf 1 april 2023 met één keer per maand een omgangsmoment in het weekend, onder begeleiding van een zorgaanbieder zoals TussenThuis of een soortgelijke professionele instantie;
  • in drie maanden na de start van de begeleide omgang uitbouwen naar omgang van een keer in de 14 dagen in het weekend.
Er is geen uitvoering gegeven aan de beschikking van 3 februari 2023. Sinds 2018 is er geen contact meer geweest tussen [minderjarige] en de vader.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] beëindigen. Daarnaast zal de rechtbank het verzoek van de vader om een ondertoezichtstelling afwijzen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Kan de rechtbank een beslissing nemen op de aanvraag van [minderjarige] ?
3.2.
De rechtbank moet allereerst nagaan of zij juridisch gezien wel een beslissing mag nemen over de wens van [minderjarige] . Dat betekent in het geval van [minderjarige] dat de rechtbank moet kijken of er in de wet staat dat een minderjarige aan de rechtbank kan vragen om een beslissing te nemen over zijn wens om de omgangsregeling te wijzigen. Dat is het geval. [minderjarige] heeft zich tot de rechtbank gewend via de zogenaamde “informele rechtsingang”. Dit betekent dat [minderjarige] de rechtbank vraagt van haar ambtshalve bevoegdheid gebruik te maken om een beslissing te nemen over de omgangsregeling. [1] Ambtshalve betekent dat er geen officieel verzoek is gedaan. [minderjarige] kan namelijk niet zelfstandig een verzoek indienen. Hij heeft geen formele eigen rechtsingang.
Uitkomst van het onderzoek van de bijzondere curator
3.3.
De rechtbank heeft een bijzondere curator benoemd voor [minderjarige] om onderzoek te verrichten naar de vraag wat er voor [minderjarige] nodig en wenselijk is om de omgangsregeling zoals is vastgesteld in de beschikking van 3 februari 2023 mogelijk te maken. De bijzondere curator heeft een gesprek gepland met [minderjarige] op de school van [minderjarige] . Op de dag vóór het gesprek met de bijzondere curator heeft de school contact opgenomen met de bijzondere curator. Uit het e-mailbericht van school blijkt dat [minderjarige] veel spanning heeft. De school heeft, voor het eerst sinds [minderjarige] bij hen is, noodmedicatie moeten toedienen omdat er sprake was van een levensbedreigende situatie. De bijzondere curator heeft naar aanleiding van dit bericht besloten het onderzoek af te breken. De bijzondere curator vond het niet verantwoord om [minderjarige] in een situatie te brengen die mogelijk levensbedreigend kan zijn voor hem.
Geen omgangsregeling
3.4.
De rechtbank zal de omgangsregeling zoals die eerder door de rechtbank is vastgelegd, wijzigen en bepalen dat er geen omgang is tussen de vader en [minderjarige] . Hierna legt zij uit waarom zij tot deze beslissing komt.
3.5.
Uit de wet volgt dat de rechtbank het recht op omgang alleen ontzegt indien onder andere omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. [2] Het uitgangspunt van de wetgever is immers dat ouders en kinderen recht hebben op contact met elkaar en dat dit contact van belang is voor de identiteitsontwikkeling van een kind.
De rechtbank vindt omgang met de vader op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . [minderjarige] heeft namelijk een kwetsbare gezondheid. Hij heeft een aandoening waarbij hij minder goed stresshormoon aanmaakt. Hij krijgt hier drie keer per dag medicatie voor. Hoe meer stress hij heeft, hoe meer medicatie hij nodig heeft. De moeder heeft op de zitting toegelicht dat zij, in overleg met de behandelaren van [minderjarige] , elke dag de inschatting moet maken hoeveel medicatie [minderjarige] nodig heeft aan de hand van wat hij die dag moet doen. De rechtbank vindt dit een extra punt van aandacht bij de afweging wat hier goed is voor de ontwikkeling en het welbevinden van [minderjarige] . Gelet op de medische aandoening van [minderjarige] , waarbij stress een risicofactor is voor de gezondheid van [minderjarige] , vindt de rechtbank het nu niet in het belang om hem te forceren om contact te hebben met zijn vader. [minderjarige] heeft veel weerstand tegen contact met zijn vader. Zelfs van een gesprek met de bijzondere curator, die er voor hem is, krijgt [minderjarige] teveel stress.
3.6.
De rechtbank ziet in de persoon van de vader op dit moment geen belemmeringen voor omgang. Maar [minderjarige] is op dit moment niet in staat om contact te hebben met de vader, en zijn belang weegt het zwaarst. Op de zitting heeft de vader gezegd dat als de rechtbank vindt dat omgang op dit moment teveel is voor [minderjarige] , hij bereid is zich erbij neer te leggen dat er geen omgang kan zijn tussen hem en [minderjarige] op dit moment. De rechtbank begrijpt dat dit voor de vader frustrerend en verdrietig is, maar de rechtbank vindt het knap van de vader dat hij kan inzien dat de draagkracht en mogelijkheden van [minderjarige] leidend moeten zijn.
3.7.
Op de zitting is nog besproken dat het goed zou zijn als de vader kaartjes blijft sturen naar [minderjarige] . De moeder heeft toegezegd dat zij deze kaartjes voor [minderjarige] zal bewaren, zodat hij deze kan bekijken als hij daar klaar voor is. Op die manier zal [minderjarige] weten dat zijn vader altijd aan hem heeft gedacht.
Geen ondertoezichtstelling
3.8.
De rechtbank kan een ondertoezichtstelling uitspreken op verzoek van een ouder als de Raad niet overgaat tot het doen van een dergelijk verzoek. [3] In dit geval heeft de Raad aangegeven geen meerwaarde te zien in een ondertoezichtstelling en dat hij daarom geen ondertoezichtstelling verzoekt. Dat betekent dat de weg op zichzelf vrij is voor de vader om te verzoeken om een ondertoezichtstelling.
3.9.
De rechtbank ziet echter geen aanleiding om [minderjarige] onder toezicht te stellen. Het is juist dat er geen contact is tussen de vader en [minderjarige] en in het algemeen gesproken is dat niet goed voor de ontwikkeling van kinderen. Het is ook duidelijk dat het de ouders niet lukt om samen deze ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. Er zijn immers de afgelopen jaren veel juridische procedures geweest, alle zonder resultaat.
Toch vindt de rechtbank dit geen reden om een gezinsvoogd te benoemen en een ondertoezichtstelling uit te spreken. Die ondertoezichtstelling zou dan met name bedoeld zijn om het contact tussen de vader en [minderjarige] te herstellen en dat is op dit moment te belastend. Er is teveel weerstand en stress bij [minderjarige] , wat zich vertaalt in risico’s voor zijn gezondheid. In die omstandigheden kan een gezinsvoogd geen verandering brengen. [minderjarige] is nu het meest gebaat bij rust. Mogelijk is dat later anders, maar voor nu vindt de rechtbank het belangrijk dat [minderjarige] zijn energie kan stoppen in zijn school en de andere ontwikkelingstaken. Dat is met zijn gezondheidssituatie al moeilijk genoeg.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 3 februari 2023 en bepaalt dat er geen omgang is tussen de vader en [minderjarige] ;
4.2.
ontslaat de bijzondere curator uit zijn functie als bijzondere curator over [minderjarige] ;
4.3.
wijst het overige of anders verzochte af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. V.M.M. van Amstel, (kinder)rechter in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Op grond van artikel 1:377g en 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:377a lid 3 BW.
3.Artikel 1:255 lid 2 BW.