ECLI:NL:RBMNE:2024:1973

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
16/080494-23; 16/097270-21 (vord. tul); 16/063487-18 (vord. tul) en 16/036949-20 (vordering herroeping VI) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van harddrugs en softdrugs met betrekking tot verdachte in Almere

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 maart 2023 in Almere werd betrapt met 65,74 gram cocaïne en 3918,02 gram hennep. De rechtbank oordeelde dat de binnentreding en doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, waardoor er geen sprake was van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van vijf maanden.

De zaak kwam aan het licht na een melding van het Team Criminele Inlichtingen, waarop de politie een doorzoeking uitvoerde. Tijdens deze doorzoeking werden de drugs aangetroffen, evenals andere goederen die in beslag zijn genomen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die ZZP’er is in de bouw en zorgt voor zijn gezin.

De rechtbank wees ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toe, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. Daarnaast werd een vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen, omdat de verdachte de voorwaarden had overtreden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat de bewezen feiten in strijd waren met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/080494-23; 16/097270-21 (vord. tul); 16/063487-18 (vord. tul) en 16/036949-20 (vordering herroeping VI) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2024 en 19 maart 2024. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en het standpunt van de officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen de raadsman, mr. N. Hannaart, advocaat te Almere, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1
op 22 maart 2023 in Almere opzettelijk 65,74 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
Feit 2
op 22 maart 2023 in Almere opzettelijk 3918,02 gram hennep aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het binnentreden en de doorzoeking van de woning van verdachte rechtmatig is geweest op grond van de informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) en het nadere onderzoek door de politie.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de woning van verdachte onrechtmatig is binnengetreden en doorzocht, omdat geen sprake was van het daarvoor benodigde redelijk vermoeden van schuld. De raadsman stelt dat daarmee een onherstelbaar vormverzuim is begaan in de zin van artikel 359a Sv, waardoor de onderzoeksbevindingen naar aanleiding van de doorzoeking van de woning (waaronder het aantreffen van de verdovende middelen) dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het opzettelijk aanwezig hebben van 65,74 gram cocaïne en ongeveer 3918,02 gram hennep op 22 maart 2023, zoals ten laste gelegd onder feit 1 en feit 2.
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen van de doorzoeking van de woning, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 22 maart 2023 heeft er onder leiding van de rechter-commissaris N.E.M. Kranenbroek een doorzoeking plaatsgevonden in de [adres] te [woonplaats] .
In de woning zijn meerdere goederen in beslag genomen:
- Grote tas met hennep;
- Zwarte zak met hennep;
- Zakje met twee kleine hennepbolletjes;
- Brok cocaïne in plastic zak.
De zwarte zak met daarin hennep werd aangetroffen onder het bureau in de werkkamer.
De big shopper, (grote tas) met daarin de hennep verpakt in een zwarte seal bag, werd aangetroffen in het schuurtje.
Het zakje met twee kleine hennepbolletjes werd aangetroffen in de werkkamer. [2]
Tijdens de doorzoeking werd in de trapkast een verborgen ruimte ontdekt. In deze verborgen ruimte werd een bol met wit poeder aangetroffen. Verder zat in deze verborgen ruimte een weegschaal en een bundel 50 Euro bankbiljetten. [3]
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [adres] [woonplaats]
Datum: 22 maart 2023
Goednummer: PL0900-2023083952-3137561
Object: Verdovende mid (Cocaine Crack) [4]
Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door de Forensische Opsporing werd een onderzoek ingesteld naar de volgende aangetroffen middelen [5] :
Goednummer: PL0900-2023083952-3137561
Relatie met SIN: AAPW2101NL
Gewicht netto: 65,74 gram [6]
Een NFI-rapport, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPW2101NL
poeder en brokjes, wit, uit 65,74 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de verborgen ruimte in de trapkast in perceel [adres] te [woonplaats] bevond zich een bol wit poeder, een weegschaal en een bundel bankbiljetten van 50 euro. De elastieken, waarmee de bankbiljetten waren gebundeld, zullen forensisch worden onderzocht. [8]
Een proces-verbaal van vooronderzoek lab, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door forensische onderzoekers werd forensisch onderzoek verricht naar biologische en dactyloscopische sporen aan onderstaande sporendragers [9] :
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2023083952-3148314
SIN: AAPZ2028NL
Bijzonderheden: Elastiekje om pak geld heen.
Goednummer: PL0900-2023083952-3148315
SIN: AAPZ2029NL
Bijzonderheden: Elastiek om pak geld heen. [10]
Veiliggestelde sporen
SIN: AAQD3602NL
Relatie met SIN: AAPZ2028NL
SIN: AAQD3630NL
Relatie met SIN: AAPZ2029NL [11]
Een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Gehele elastiek AAPZ2028NL
AAQD3602NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte] (DNA-hoofdprofiel)
Elastiek AAPZ2029NL: AAWD3603NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
[verdachte] (DNA-hoofdprofiel)
Een proces-verbaal van testen hennep, inclusief bijbehorende foto’s, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 14 april 2023 verrichtte ik onderzoek naar inbeslaggenomen hennep. [13]
Ik stelde, door middel van een jaarlijks geijkte weegschaal met een geldigheid tot 22 juli 2023, het gewicht vast van de drie verschillende inbeslaggenomen zakken:
- Grote tas met hennep, totaal gewicht inclusief vier gripzakken: 3247,54 gram
- Zwarte zak met hennep, totaal gewicht inclusief gripzak: 668,02 gram
- Zakje met twee kleine hennepbolletjes, totaal gewicht inclusief gripzakje: 2,46 gram
Door mij werden er enkele representatieve monsters genomen om deze te testen op de aanwezigheid van THC, de werkzame stof in hennep.
Ik zag dat de testen een duidelijke positieve kleurreactie gaven, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet. [14]
Bewijsoverweging rechtmatigheid binnentreding en doorzoeking van de woning
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, kort gezegd inhoudende dat de TCI-informatie onvoldoende grond bood voor de doorzoeking, en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat het opsporingsonderzoek dat aan deze zaak ten grondslag ligt, is gestart op basis van een TCI-melding. Uit het TCI-proces-verbaal van 22 maart 2023 blijkt dat in de maand maart 2023 de volgende informatie is binnengekomen: “
[verdachte] handelt op grote schaal in drugs, waaronder blokken cocaïne en synthetische drugs. In het verleden had [verdachte] regelmatig de beschikking over vuurwapens”.Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een verdenking van overtreding van de Opiumwet (of een ander strafbaar feit) worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie. De kwaliteit van die informatie moet wel zodanig zijn dat die informatie de verdenking kan dragen.
De rechtbank is van oordeel dat hieraan in de onderhavige zaak is voldaan. De TCI-melding is voldoende specifiek en concreet. De voor- en achternaam van verdachte worden genoemd en de melding is, voor zover de melding ziet op de handel in drugs, actueel. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat in het proces-verbaal door de verbalisant een oordeel is gevormd over de betrouwbaarheid van de informant en de juistheid van de informatie. Gelet op de bij de verbalisant bekende achtergrond van de informant en de door hem aangedragen gegevens, is de conclusie getrokken dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Vervolgens heeft de politie naar aanleiding van de TCI-melding nader onderzoek gedaan naar verdachte in haar informatiesystemen. Uit de justitiële documentatie van verdachte is gebleken dat verdachte zowel in buiten- als binnenland antecedenten had op het gebied van de Opiumwet en antecedenten op het gebied van de Wet Wapens en Munitie.
Op basis van voornoemde omstandigheden oordeelt de rechtbank dat er een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ten aanzien van verdachte bestond, wat overigens ook getoetst is door de rechter-commissaris in het kader van het afgeven van een machtiging tot doorzoeking van de woning van verdachte. Dat betekent dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a wetboek van strafvordering en dat bewijsuitsluiting niet aan de orde is. De in de woning van verdachte aangetroffen en in beslag genomen goederen kunnen dienen als bewijs in de strafzaak tegen verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:op 22 maart 2023 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad 65,74 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Ten aanzien van feit 2:op 22 maart 2023 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3918,02 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 2
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring aan te sluiten bij de LOVS-oriëntatiepunten en te volstaan met de oplegging van een taakstraf met eventueel daarbij de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft aangevoerd dat een gevangenisstraf onwenselijk is, omdat verdachte werk heeft als ZZP’er in de bouw en de (financiële) zorgt draagt voor zijn gezin met twee kinderen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van harddrugs en softdrugs. In totaal heeft verdachte ongeveer 65,74 gram cocaïne en 3918,02 gram hennep voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen, harddrugs in het bijzonder, gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat dit direct en indirect een oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Verdachte heeft dit, met het aanwezig hebben van verdovende middelen, mede in stand gehouden, en dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel justitiële documentatie (‘het strafblad’) betreffende verdachte van 28 februari 2024. Daaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk voor overtredingen van (onder andere) de Opiumwet is veroordeeld, waarbij zowel in Nederland als in het buitenland langdurige gevangenisstraffen aan verdachte zijn opgelegd. De verdachte liep ten tijde van de bewezenverklaarde feiten niet alleen in de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling, maar tevens in de proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidsstelling met een voorwaardelijk strafdeel van meer dan een jaar. Deze eerdere veroordelingen tot langdurige gevangenisstraffen en de hem geboden kansen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
Oplegging straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en het strafblad van verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij komt dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de bewezenverklaarde feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf maanden passend en geboden.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de in beslag genomen drugs, horloges en bijouteriedozen, zoals vermeld op de beslaglijst, zal onttrekken aan het verkeer. Ten aanzien van de horloges en bijouteriedozen voert de officier van justitie aan dat deze niet echt, en dus illegaal, zijn. De officier van justitie baseert zich daarbij op het proces-verbaal waarin een lijst met goederen en bijbehorende taxatiewaarde staat. Die waarde komt niet overeen met de waarde van een echte Rolex.
Wat betreft de in beslag genomen telefoon (Samsung) die niet op de beslaglijst staat, heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de telefoon teruggegeven moet worden aan verdachte.
Ten aanzien van het in beslag genomen geld dat niet op de beslaglijst staat, heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank het geld verbeurd zal verklaren. Het is een groot bedrag en is naast een blok cocaïne gevonden. De hoeveelheid cocaïne doet vermoeden dat sprake is van handelshoeveelheden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de teruggave aan verdachte te gelasten van alle in beslag genomen goederen zoals vermeld op de beslaglijst, met uit zondering van de in beslag genomen hennep en cocaïne, nu deze goederen niet in verband gebracht kunnen worden met de ten laste gelegde feiten.
Daarnaast verzoekt de verdediging om de volgende goederen, die niet op de beslaglijst staan, terug te geven aan verdachte:
  • Telefoon (Samsung, zwart) – 3137517
  • Rolex plastic doosje – 3137543
  • Kluis – 3137556
  • Geld (3450 euro) – 3137559
  • Doos – 3139690
  • Doos – 3139693
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer:
- 1 STK hennep (G3137505);
- 1 STK hennep (G3137513);
- 1 STK Cocaine (G3137561).
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK horloge (G1661340);
- 1 STK horloge (G3137511);
- 1 STK horloge (G3137520);
- 1 STK Horloge (G3137524);
- 1 STK Horloge (G3137528);
- 1 STK Horloge (G3137529);
- 1 STK Horloge (G3137534);
- 1 STK Horloge (G3137535);
- 1 STK Horloge (G3137537);
- 1 STK Horloge (G3137538);
- 1 STK Horloge (G3137539);
- 1 STK Horloge (G3137541);
- 1 STK Horloge (G3137547);
- 1 STK Horloge (G3137551);
- 1 STK Horloge (G3137554);
- 1 STK Horloge (G3137555);
- 1 STK Horloge (G3137558);
- 1 STK Horloge (G3137560);
- 1 STK Klok (G3139699);
- 1 STK Klok (G3139701);
- 1 STK Bijouteriedoos (G3137540);
- 1 DS Bijouteriedoos (G3137521);
- 1 DS Bijouteriedoos (G3137533);
- 1 DS Bijouteriedoos (G3137545);
- Telefoon (Samsung, zwart) (G3137517);
- Rolex plastic doosje (G3137543);
- Kluis (G3137556);
- Geld, 3450 euro (G3137559);
- Doos (G3139690);
- Doos (G3139693).
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte van bovenstaande goederen, nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Ten aanzien van de horloges merkt de rechtbank op dat het dossier, naast een taxatielijst, geen onderliggende stukken bevat waaruit blijkt dat de horloges replica’s zijn.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland van 21 juni 2018 (parketnummer 16/063487-18) is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week opgelegd.
Daarnaast is bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland van 15 september 2021 (parketnummer 16/097270-21) aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week opgelegd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering onder parketnummer 16/063487-18 af te wijzen, nu niet vastgesteld kan worden dat de proeftijd nog liep op 22 maart 2023.
De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 16/097270-21 volledig ten uitvoer te leggen, nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit gedurende de proeftijd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vorderingen tenuitvoerlegging primair niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de verzochte vrijspraak. Subsidiair verzoekt de raadsman om beide vorderingen af te wijzen, nu oplegging ervan niet langer opportuun is, de proeftijd van de vordering onder parketnummer 16/063487-18 is verlopen en het twee (zeer) oude en andersoortige feiten betreft. Meer subsidiair verzoekt de raadsman om de gevangenisstraffen om te zetten in een taakstraf, gelet op de persoonlijke belangen van zijn cliënt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/063487-18 afwijzen. Reden daarvoor is dat op zitting vanwege het ontbreken van de benodigde stukken niet kon worden vastgesteld of ten aanzien van dit parketnummer de proeftijd al dan niet was verstreken ten tijde van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/097270-21 toewijzen. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank vindt dat verdachte moet ervaren dat het overtreden van de voorwaarden bij een voorwaardelijke straf consequenties heeft. Om die reden zal de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één week alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING

Verdachte is op 12 juni 2019 door het Landesgericht Wels te Oostenrijk veroordeeld tot een gevangenisstraf. De tenuitvoerlegging is in het kader van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) door Nederland overgenomen onder parketnummer 16/036949-20 met een straf van vier jaren en zes maanden. Bij beslissing van 1 november 2021 is voor deze veroordeling voorwaardelijke invrijheidsstelling verleend per 15 december 2021 met een strafrestant en een proeftijd van 547 dagen.
De officier van justitie heeft op 22 februari 2024 een vordering ingediend tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van 120 dagen, in verband met overtreding van de aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling verbonden voorwaarde om geen nieuwe strafbare feiten te plegen.
11.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt toegewezen.
11.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, gelet op de verzochte vrijspraak dan wel omdat de vordering te laat is ingediend. Meer subsidiair verzoekt de raadsman de rechtbank om, gelet op het feit dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling bijna voorbij was en gelet op de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt, de vordering af te wijzen. Meest subsidiair verzoekt de raadsman de rechtbank om de vordering gedeeltelijk toe te wijzen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Het besluit tot voorwaardelijke invrijheidstelling van 1 november 2021 is op 5 november 2021 in persoon aan verdachte betekend. Uit dit besluit volgt onder meer dat verdachte zich met ingang van de voorwaardelijke invrijheidstelling op 15 december 2021 moet houden aan de algemene voorwaarde om geen strafbare feiten te plegen en dat anders de invrijheidstelling kan worden herroepen.
Verdachte wist dus dat er een langdurige straf boven zijn hoofd hing. Desondanks heeft verdachte de algemene voorwaarde overtreden door voor het einde van de proeftijd strafbare feiten te plegen. Strafbare feiten die in dezelfde sfeer liggen als de veroordeling waarvoor voorwaardelijke invrijheidsstelling werd verleend. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte de consequenties van zijn handelen ondervindt en wijst daarom de vordering toe.
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling te laat is ingediend. Voor zover moet worden aangenomen dat de vordering niet onverwijld is ingediend, leidt dit volgens vaste jurisprudentie, waaronder HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2647, niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie in haar vordering afdoende rekening heeft gehouden met het tijdsverloop door een gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling te vorderen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 57, van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11, 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vijf maanden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK hennep (G3137505);
  • 1 STK hennep (G3137513);
  • 1 STK Cocaine (G3137561).
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK horloge (G1661340);
  • 1 STK horloge (G3137511);
  • 1 STK horloge (G3137520);
  • 1 STK Horloge (G3137524);
  • 1 STK Horloge (G3137528);
  • 1 STK Horloge (G3137529);
  • 1 STK Horloge (G3137534);
  • 1 STK Horloge (G3137535);
  • 1 STK Horloge (G3137537);
  • 1 STK Horloge (G3137538);
  • 1 STK Horloge (G3137539);
  • 1 STK Horloge (G3137541);
  • 1 STK Horloge (G3137547);
  • 1 STK Horloge (G3137551);
  • 1 STK Horloge (G3137554);
  • 1 STK Horloge (G3137555);
  • 1 STK Horloge (G3137558);
  • 1 STK Horloge (G3137560);
  • 1 STK Klok (G3139699);
  • 1 STK Klok (G3139701);
  • 1 STK Bijouteriedoos (G3137540);
  • 1 DS Bijouteriedoos (G3137521);
  • 1 DS Bijouteriedoos (G3137533);
  • 1 DS Bijouteriedoos (G3137545);
  • Telefoon (Samsung, zwart) (G3137517);
  • Rolex plastic doosje (G3137543);
  • Kluis (G3137556);
  • Geld, 3450 euro (G3137559);
  • Doos (G3139690);
  • Doos (G3139693).
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/097270-21
- wijst de vordering toe;
-
gelast de tenuitvoerleggingvan de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 15 september 2021 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de duur van
één (1) week;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/063487-18
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling (16/036949-20)
-wijst toede vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
-gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten voor
de duur van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door G. Schnitzler voorzitter, mrs. J. Edgar en A. Scheper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2024.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 maart 2023 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 65,74 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 22 maart 2023 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3918,02 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juli 2023, genummerd PL0900-2023083952, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 140. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 23.
3.Pagina 24.
4.Pagina 127.
5.Pagina 29.
6.Pagina 30.
7.Een geschrift, zijnde een NFI-rapport van 28 maart 2023, pagina 33.
8.Pagina 26.
9.Pagina 34.
10.Pagina 27.
11.Pagina 37.
12.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van The Maastricht Forensic Institute van 15 mei 2023, pagina 39.
13.Pagina 41.
14.Pagina 42.