ECLI:NL:RBMNE:2024:1968

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/3370
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens twijfel over identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het verzoek afgewezen op 27 januari 2023, en deze afwijzing is in het bestreden besluit van 16 juni 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 7 maart 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De staatssecretaris heeft de afwijzing gemotiveerd door te stellen dat er gerede twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van eiser. Dit is gebaseerd op een leeftijdsonderzoek dat heeft aangetoond dat eiser ten tijde van zijn asielaanvraag meerderjarig was, terwijl hij claimt minderjarig te zijn. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd en ook geen gelegaliseerde geboorteakte of geldig paspoort. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen bewijsnood is, aangezien eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat is om de benodigde documenten te verkrijgen.

Eiser heeft ook aangevoerd dat de staatssecretaris niet adequaat heeft gereageerd op zijn kritiek op het leeftijdsonderzoek en dat de communicatie over de voorwaarden voor naturalisatie onduidelijk was. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende duidelijkheid heeft verschaft over de voorwaarden en dat de afwijzing van het verzoek niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft afgezien van het horen van eiser in bezwaar, omdat er geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd die de afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M.M. Lorier).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van het verzoek om eiser het Nederlanderschap te verlenen.
1.1.
De staatssecretaris heeft dat verzoek met het besluit van 27 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 juni 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij die afwijzing gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
2. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat er gerede twijfel bestaat over eisers identiteit en nationaliteit. In de asielprocedure is een leeftijdsonderzoek opgestart, wat heeft geleid tot het rapport van 5 april 2021 van [A] . Daarin is geconcludeerd dat eiser ten tijde van zijn asielaanvraag meerderjarig was, terwijl eiser zegt dat hij toen minderjarig was. In het NFI-rapport van 6 december 2022 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden en is de conclusie van het leeftijdsonderzoek bevestigd. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd. Verder heeft eiser bij zijn verzoek geen gelegaliseerde geboorteakte of een geldig paspoort overgelegd. Aan de door eiser overgelegde kopie van een onvertaalde en niet gelegaliseerde geboorteakte kan de staatssecretaris geen waarde toekennen en eiser heeft ook niet aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert. De afwijzing van het naturalisatieverzoek is ook niet onevenredig en onevenwicht en de staatssecretaris gaat ook niet mee in eisers verzoek om teruggave van betaalde leges.
Leeftijdsonderzoek
3. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte niet is ingegaan op zijn kritiekpunten over het leeftijdsonderzoek, maar zich enkel op het standpunt stelt dat het een deskundigenbericht is dat door de NFI is bevestigd. Volgens eiser is het besluit daarom onzorgvuldig genomen.
4. De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat hij terecht is uitgegaan van de uitkomst van het leeftijdsonderzoek dat door het NFI wordt ondersteund en dat hij in het bestreden besluit de kritiekpunten voldoende heeft weerlegd.
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris heeft voldaan aan zijn vergwisplicht door het deskundigenrapport over het leeftijdsonderzoek van eiser te laten controleren door het NFI. Blijkens het rapport NFI van 6 december 2022 hebben twee radiologen volledig uitgerijpte sleutelbeenderen waargenomen, wat bij minderjarigen nooit voortkomt. Daarmee heeft het NFI de conclusie van het leeftijdsonderzoek bevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat voor zover sprake is van kritiekpunten op het uitgevoerde leeftijdsonderzoek, die kritiek met het rapport heronderzoek van het NFI is weggenomen. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat eiser geen kritiek heeft geuit op het rapport van het NFI. Hij heeft dit rapport niet bestreden. Nu eiser ook geen contra-expertise heeft ingebracht, waarin de conclusies van het leeftijdsonderzoek worden weersproken, heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat er gerede twijfel bestaat aan eisers leeftijd en daarmee aan zijn identiteit. Van een onzorgvuldig genomen besluit is dan ook geen sprake.
Bewijsnood
6. Eiser voert verder aan dat hij in bewijsnood verkeert. Eiser overlegt in beroep een verklaring van de Russische ambassade van 15 juli 2014 waaruit blijkt dat hij geen paspoort kan verkrijgen en hij daarvoor niet naar Rusland kan reizen. Blijkens het internetbericht van het ministerie van Buitenslandse Zaken geldt voor Rusland een negatief reisadvies.
7. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat terecht geen bewijsnood is aangenomen.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) wordt, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van deze wet, aan vreemdelingen die daarom verzoeken het Nederlanderschap verleend.
10. Ingevolge artikel 23 van de RWN kunnen bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van de RWN.
11. Ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, b en e, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap verstrekt de verzoeker bij de indiening van het naturalisatieverzoek betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot zijn geslachtsnaam en voornaam of voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland, en nationaliteit.
12. Ingevolge het vijfde lid van dit artikel kan de autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook de minister, verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten.
13. Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN (hierna: de Handleiding) moet de verzoeker in beginsel een geldig buitenlands reisdocument en buitenlandse akten van de burgerlijke stand, waaronder een buitenlandse geboorteakte, overleggen. De staatssecretaris stelt van het vereiste van het overleggen van gelegaliseerde uit het buitenland afkomstige documenten vrij de verzoeker die in bewijsnood verkeert. Bewijsnood doet zich volgens de Handleiding voor indien de registers van de burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan of onvolledig zijn en wanneer in dat land geen stukken kunnen worden verkregen door de op dat moment bestaande politieke situatie. In bewijsnood is voorts de verzoeker die een schriftelijke verklaring overlegt van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is, waarin die autoriteiten gemotiveerd aangeven waarom zij de verzoeker niet in het bezit kunnen stellen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en/of geboorteakte. Indien de verzoeker voormelde verklaring niet kan overleggen, toont hij met andere bewijsstukken aan wat hij heeft gedaan om in het bezit te komen van deze documenten.
14. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser op bewijsnood niet kan slagen. Op zitting heeft eiser weliswaar gezegd dat hij zijn originele geboorteakte aan de politie heeft moeten afgeven bij zijn vertrek uit Ter Apel, maar hij heeft geen bewijsstukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen. De staatsecretaris heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat eiser geen (nieuwe)originele geboorteakte kan overleggen. Eiser heeft dat ook niet onderbouwd met de in bezwaar overgelegde verklaring van de Russische ambassade van 15 juli 2014. Uit deze verklaring blijkt slechts dat zij navraag hebben gedaan bij de Russische Federal Migration Service en dat die kunnen bevestigen noch ontkennen dat eiser de Russische nationaliteit bezit en dat zij hem geen paspoort verstrekken. Dit is een gedateerd document. En verweerder heeft kunnen vinden dat deze verklaring juist meer twijfels over de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit oproept nu eiser dus kennelijk niet bekend is bij de autoriteiten. Hieruit blijkt verder ook niet dat de Russische autoriteiten in het algemeen weigeren om dergelijke documenten af te geven vanwege de huidige situatie. Daarbij heeft eiser ook geen recente bewijsstukken overgelegd van ondernomen pogingen om vervangende identiteitsdocumenten te verkrijgen. Dat eiser vanwege het negatieve reisadvies niet naar Rusland kan reizen, is niet van belang. Niet is gebleken dat eiser geen (vervangende) geboorteakte of paspoort bij de Russische ambassade in Nederland kan verkrijgen.
Terugbetalen leges
15. Eiser verzoekt om terugbetaling van de leges, omdat de staatssecretaris hem op het verkeerde been heeft gezet. Volgens eiser heeft de staatssecretaris niet duidelijk gecommuniceerd dat de versoepeling bij naturalisatieverzoeken van Ranov-vergunninghouders niet geldt als sprake is van een oud leeftijdsonderzoek tijdens de asielprocedure. Uit de clausule op pagina 2 dat bij gerede twijfel aan de identiteit geen beroep kan worden gedaan op de uitzondering, kon eiser dat ook niet afleiden. Daarnaast kon eiser niet begrijpen dat de staatssecretaris twijfelt aan zijn identiteit, omdat hem wel een vreemdelingenpaspoort is verstrekt en hij ook door de gemeente bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie daarop niet is gewezen. Had eiser die informatie wel gehad, dan hij zijn verzoek niet doorgezet.
16. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de communicatie over de voorwaarden voor naturalisatie voldoende duidelijk is geweest. In de brief van 22 september 2021 is expliciet vermeld dat de aanvraag nog steeds kan worden afgewezen bij twijfels over de identiteit en nationaliteit. Dit volgt ook uit de toelichting van het beleid in de Handleiding en uit de website van de IND en wet- en regelgeving, dat het aantonen van de identiteit en nationaliteit een voorwaarde is voor naturalisatie. Voor teruggave van betaalde leges ziet de staatssecretaris dan ook geen aanleiding.
17. De rechtbank volgt de staatssecretaris in het standpunt dat van een onduidelijke communicatie over de voorwaarden voor naturalisatie in dit geval geen sprake is. Met de brief van 22 september 2021 is eiser geïnformeerd over de soepelere regels voor Ranov-vergunninghouders om Nederlander te worden. Op pagina 2 van deze brief staat: “(…)
Let Op!Bij grote twijfels over uw identiteit en/of nationaliteit kan uw aanvraag worden afgewezen. U wordt dan geen Nederlander.(…)”
Hieruit had eiser kunnen afleiden dat bij twijfel over zijn leeftijd, hij niet in aanmerking zou komen voor het Nederlanderschap. Ook in de toelichting op artikel 7 van de RWN, paragraaf 3.5 van de Handleiding en op de website van de IND staat voldoende uitgelegd aan welke voorwaarden men moet voldoen om voor naturalisatie in aanmerking te komen. Voor zover bij eiser onduidelijkheid bestond over de voorwaarden voor naturalisatie van Ranov-vergunninghouders, had hij zich daarover moeten (laten) informeren of laten bijstaan door een rechtshulpverlener. Dit geldt temeer nu in zijn asielprocedure een leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden.
18. Dat de burgemeester van de gemeente Zeist op 9 november 2021 een positief advies heeft gegeven over eisers naturalisatieverzoek, betekent niet dat de afwijzing van het verzoek in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Het is de keuze van eiser zelf geweest om zijn aanvraag om naturalisatie in te dienen. De burgemeester heeft slechts een adviserende rol en alleen de staatssecretaris is bevoegd te beslissen op het verzoek. De staatssecretaris mag daarbij gemotiveerd afwijken van het advies van de burgemeester. [1] Hij heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien voor terugbetaling van betaalde leges.
Hoorplicht
19. Eiser voert tenslotte aan dat de hoorplicht is geschonden. Gelet op de situatie in Rusland en het geldende vertrekmoratorium meent eiser dat de staatssecretaris hem had moeten horen over zijn beroep op bewijsnood.
20. De Afdeling heeft in de uitspraak van 6 juni 2022 [2] het toetsingskader van de hoorplicht in vreemdelingenzaken uiteengezet. Kort samengevat volgt uit deze uitspraak dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris een vreemdeling hoort in bezwaar. Van deze hoorplicht kan worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Uit vaste jurisprudentie volgt dat hiervan sprake is als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat. Hiervan kan volgens de Werkinstructie 2019/16 van de staatssecretaris, onder meer en voor zover hier van belang, sprake zijn als in bezwaar alleen feiten en omstandigheden worden aangevoerd die al voorafgaand aan de bezwaarprocedure afdoende zijn onderzocht en zijn meegewogen in het besluit op de aanvraag, en daarover geen nieuwe argumenten of gezichtspunten naar voren worden gebracht (herhaling van zetten).
21. Het is de taak is van de bestuursrechter om de in een besluit genoemde reden om af te zien van horen in bezwaar te toetsen, als daar in de beroepsgronden over wordt geklaagd. In de situaties waarin volgens de WI een bezwaar kennelijk ongegrond kan zijn, dient de rechter te toetsen of de staatssecretaris voldoende acht heeft geslagen op de persoonlijke en bijzondere omstandigheden van het voorliggende geval. Relevante omstandigheden die meegewogen moeten worden, zijn, onder andere en hier van belang, de aard van de ontbrekende informatie (of het bijvoorbeeld gaat om stukken die essentieel zijn voor de beoordeling van de aanvraag), of een vreemdeling in zijn bezwaarschrift expliciet heeft verzocht om een hoorzitting en concreet heeft aangegeven welk belang hij daarbij heeft en of de vreemdeling concrete en onderbouwde redenen heeft gegeven waarom hij bepaalde informatie niet kan overleggen.
22. Naar het oordeel van de rechtbank kon de staatssecretaris er in dit geval van afzien om eiser te horen. Eiser heeft in zijn bezwaarschrift niet verzocht om te worden gehoord. De in bezwaar overgelegde verklaring van de Russische ambassade uit 2014, heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit betrokken en gemotiveerd weerlegd. Eiser heeft geen andere documenten overgelegd op basis waarvan hij gehoord had moeten worden. Eiser heeft geen onderbouwde reden geven waarom hij geen originele geboorteakte dan wel andere originele documenten omtrent zijn identiteit kan overleggen. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ook voldoende heeft gemotiveerd waarom hij in dit geval van horen heeft afgezien. De staatssecretaris heeft mogen meewegen dat eiser voldoende mogelijkheden heeft gehad om ontbrekende documenten en zijn belangen en argumenten in bezwaar naar voren te brengen. Daarbij heeft de staatssecretaris voldoende acht geslagen op de persoonlijke en bijzondere omstandigheden van eiser.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:921, r.o. 4.1.